Veni Domine Iesu

Veni Domine Iesu
De Tent van God bij de mensen en Hij zal bij hen verblijven

donderdag 6 december 2012

Een werking van dwaling - Door God gezonden


Antichrist & Israël – Hoofdstuk 4
Een werking van dwaling - Door God gezonden

  Werking van dwaling zenden
1.)    aan Farao
2.)    aan Achab

"En nu een verzoek, beste vrienden. Wat betreft de komst van onze Heer Jezus Christus en onze hereniging met hem: Raak niet plotseling de kluts kwijt en weest niet ongerust, niet op grond van een of andere profetie of uitspraak, en ook niet op grond van een brief die van ons afkomstig zou zijn en waarin beweerd wordt dat de dag van de Heer voor de deur staat.
Hoe dan ook, laat je door niemand iets wijs maken. Eerst komt er nog een grote afvalligheid, eerst verschijnt nog de mens die de wetteloosheid in persoon zal zijn, de verderver, de tegenstander die zich verheft tegen alles wat God heet of vereerd wordt, en die zelfs in de tempel van God zal gaan zitten om aan te tonen dat hij zelf een God is.
Je weet toch wel dat ik je dit gezegd heb toen ik nog bij jullie was? En je weet ook wat hem nu nog tegenhoudt: hij zal pas kunnen verschijnen als het zijn tijd is. Nu al is de wetteloosheid in het geheim aan het werk, maar dat duurt alleen tot de kracht die hem nu nog tegenhoudt uitgeschakeld wordt.
Dan zal de wetteloze persoonlijk bekend worden, maar de Heer Jezus zal hem doden met de adem van zijn mond, zijn aanwezigheid alleen al is voldoende om hem te vernietigen. De komst [aanwezigheid] van die wetteloze mens is het werk van de Satan. Hij zal vergezeld gaan van allerlei uitingen van kracht en tekenen en wonderen en van allerlei doortraptheid om hen die verloren gaan te bedriegen. Die gaan verloren omdat ze geen liefde voor de waarheid konden opbrengen, waardoor ze gered hadden kunnen worden. Daarom laat God een grote verwarring over ze komen, zodat ze vertrouwen op de leugen. Zo zullen ze allemaal veroordeeld worden, al diegenen die, in plaats van op de waarheid te vertrouwen, voor het onrecht gekozen hebben".

Met deze weergave van 2 Thessalonicenzen 2:1-12 volgens Het Nieuwe Testament in de Taal van onze Tijd, zijn we terug in ons onderwerp: de komst van de Antichrist. En het is moeilijk te ontkennen: er komt nogal wat op de wereld af; op iedereen die op aarde leeft wanneer de bestemde tijd voor de Antichrist aanbreekt. Reden volop dus om ons hiermee serieus bezig te houden. En zoals al eerder aangegeven: we verdiepen ons dan in één van de hoofdthema's van de Bijbel. En die omstandigheid kan alleen maar gunstig uitwerken op het verbreden en verdiepen van ons inzicht hoe God in de verwezenlijking van zijn voornemen zaken aanpakt.

In onze vers-voor-vers bespreking zijn wij bij vers 8 blijven steken. De letterlijke weergave daarvan luidt ongeveer als volgt:

En dan zal de Wetteloze geopenbaard worden, die door de Heer Jezus weggedaan zal worden door de geest van zijn mond en onschadelijk gemaakt door de manifestatie van zijn paroesie.

Ook hier wordt getoond dat de werkzaamheid van de Antichrist van korte duur zal zijn. Zodra hij verschijnt, is ook zijn ondergang nabij. De Heer, Jezus Messias, zal zijn ondergang bewerken. In Openbaring 19:20 vinden we daarover enkele details. Jezus, de rijder op het witte paard (19:11), voert oorlog en de legers in de hemel volgen hem (19:14). Uit zijn mond komt een scherp lang zwaard te voorschijn (19:15). Wat gebeurt er met de Antichrist? Het Beest werd gegrepen en met hem de Valse Profeet...Levend werden zij beiden in het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt.


In vers 8 van 2 Thessalonicenzen 2 staat het enigszins anders aangegeven, en wel in de profetische bewoordingen van Jesaja 11:4, het tweede gedeelte: En hij [de Messias, het rijsje uit de tronk van Isaï] moet de aarde slaan met de roede van zijn mond; en met de geest van zijn lippen zal hij de Goddeloze ter dood brengen.

Dat Paulus die woorden oppakt om de uitschakeling van de Antichrist te beschrijven is erg belangwekkend omdat
a  de setting van Jesaja 11 qua tijd de overgang naar het Millennium betreft, en
b  de bedoelde Goddeloze, gezien de context, dezelfde moet zijn, of in ieder geval begrepen moet zijn, onder "de hoog opgeschotenen" van Jesaja 10:33. Zie! de Heer, YHWH der legerscharen, kapt met een verschrikkelijke slag grote takken af; en de hoog opgeschotenen worden omgehouwen, en de hogen zelf worden neergehaald.

In Jesaja hoofdstuk 10 gaat het profetisch om de Assyriër (zie Js 10:5), weer een ander profetisch beeld van de Antichrist. We gaan hier nu niet dieper op in; we stellen wel vast dat het ook in dit geval om een Koning gaat, precies zoals de profetische Koning van het Noorden die op de beschrijving van vers 4 bleek te passen (van 2 Thessalonicenzen 2).
En dit alles zal gebeuren bij Jezus' tegenwoordigheid (paroesie) welke door verschillende gebeurtenissen gemarkeerd of gemanifesteerd zal worden. Ondermeer door het levend maken van hen die van de Messias zijn in zijn paroesie (het 'Tabernakelpersoneel'; 1Ko 15:23).


Maar Jezus' paroesie zal ook merkbaar worden in zijn optreden tegen de Antichrist.
Vers 9 toont ons dat er dan eigenlijk sprake zal zijn van twee paroesieën, t.w. die van de Antichrist en die van de ware Messias. Beide dus duidelijk op het toneel aanwezig maar wel tegenover elkaar. We beschouwen 2Th 2:9, 10
                                                                                                                            
Van wie [de Wetteloze] de paroesie is naar de werking van de Satan in allerlei macht en leugentekenen en leugenwonderen en in elke verleiding der ongerechtigheid voor hen die vergaan, als een vergelding, omdat zij de liefde der waarheid niet aanvaardden tot hun redding.

Hier worden wij geïnformeerd waaruit de werkzaamheid van de Antichrist zal bestaan. Tevens komen wij te weten met welke bedoeling God zijn activiteiten toelaat. Overigens is ook duidelijk dat de Antichrist het werktuig van de Satan zal zijn. Juist om die reden ook geeft de Satan, alias de Draak, aan het Beest zijn kracht, zijn troon en grote autoriteit(Openbaring 13:2). Aldus verschaft dát Schriftdeel de verklaring voor het feit waarom de antimessias in staat zal zijn allerlei leugentekenen en leugenwonderen te verrichten.

We kijken daar uiteraard niet erg van op. Hoe dat zo? Jezus, de ware Messias, verrichtte immers ook vele tekenen en wonderen. Dus zijn nabootser moet vanzelfsprekend ook buitengewone dingen doen. Gelet op de 'leugentekenen' die hij zal verrichten, worden wij ertoe gebracht in dit geval eerder te denken aan een gelijkenis of overeenkomst met het tweede Beest van Openbaring 13, het fenomeen dat beschreven wordt in de verzen 11 t/m 15, het Beest dat uit de aarde opstijgtdat twee horens heeft gelijk een Lam, maar o wee…, als hij begint te spreken, dan spreekt hij als een draak.

Dat we evenwel met één en dezelfde Antichrist te maken hebben, blijkt uit vers 12: het tweede Beest oefent al de macht van het eerste Beest vóór diens aangezicht uit.   
We constateren bij dat antichristelijke duo dan ook dat het eerste Beest [uit de zee] BRUUTHEID, het tweede Beest [uit de aarde] MISLEIDING tot uitdrukking brengt. Herinneren wij het ons nog? Precies die twee opvallende kenmerken van de Duivel zelf: aan de ene kant een brullende leeuw die intimideert, aan de andere kant de listige slang die verleidt en bedriegt.
Dat het niettemin om één en dezelfde figuur, de ene Antichrist van de eindtijd gaat, blijkt ook uit het feit dat
a het tweede Beest verder alleen nog in de Openbaring verschijnt onder de weinig vleiende aanduiding van "de Valse Profeet", en
b wanneer dat gebeurt, altijd in combinatie met het eerste Beest uit de zee.
Zie: Op 16:1319:20 en 20:10.

Als Valse Profeet bootst hij de profeet Elia na: zodat het zelfs vuur uit de hemel doet neerdalen naar de aarde, vóór de ogen der mensen.
Maar de oorspronkelijke Elia bracht daardoor Israël terug tot God.
De Valse Profeet daarentegen is er slechts op uit te bedriegen en te misleiden; zie de volgende twee verzen (14 en 15):En het misleidt hen die op de aarde wonen wegens de tekenen die hem gegeven werden om te verrichten voor het aangezicht van het Beest, zeggend tot hen die op de aarde wonen dat zij een beeld maken voor het Beest dat de zwaardslag heeft en leefde. En het werd hem gegeven geest aan het beeld van het Beest te geven, opdat het beeld van het Beest zowel zou spreken alsook zou bewerken dat allen die het beeld van het Beest niet zouden aanbidden gedood werden

Die beschrijving is geheel in overeenstemming met de strekking van 2 Thessalonicenzen 2:9 >> leugentekenen en -wonderen. Alles is slechts schijn en bedrog.

Wij behoeven ons zeker niet te verbazen dat Satans voornaamste werktuig in de Eindtijd prima in staat zal zijn leugenachtige tekenen en wonderen te verrichten.
In 1Tm 3 herinnert de apostel ons aan de ervaringen die Mozes had met Jannes en Jambres, twee van Farao’s priesterlijke tovenaars. Zij weerstonden Mozes en Aäron ondermeer door met hun magische kunsten op bovennatuurlijke wijze eveneens hun staven in slangen te veranderen (Ex 7:11-12). 
Gaebelein schreef daarover het volgendeThe question is, was the action of the magicians a real miracle or produced by juggling? Snake charming was carried on in ancient Egypt. However, these magicians were the instruments of Satan, who manifested his power through them. What they did were "lying wonders." … Such manifestation of demon power is found today in spiritualism and will be fully revealed during the days of Antichrist at the end of this age (2 Thess. 2:9-12). Pharaoh's heart was hardened (literal translation) because he wilfully rejected the sign given.

Niettemin zal het resultaat zijn dat velen op het 'verkeerde been' worden gezet en de Antichrist zullen navolgen. Om het te verwoorden met de versie van Obbink en Brouwer van Openbaring 13:3-4:
En de gehele aarde ging vol verbazing achter het beest aan; en zij aanbaden de draak, omdat hij de macht aan het beest had gegeven. En zij aanbaden het beest, en zeiden: Wie is aan het beest gelijk, en wie kan de strijd tegen hem aanbinden?

Dat laat zien dat de mensen zich beslist heel erg zullen laten imponeren door het optreden van de Valse Profeet, alias de Mens der Wetteloosheid. Waar loopt dat echter voor die personen op uit?
Vers 10 van 2 Thessalonicenzen 2 is daarin helder; zij zullen vergaan, ten onder gaan. En waarom? God vergeldt het hun dat zij de liefde voor de waarheid niet aanvaardden waardoor zij gered hadden kunnen worden. En dat brengt ons naar de verzen 11 en 12.
Want daarin wordt die gedachte verder uitgewerkt.

Om die reden zendt God hun een werking van dwaling zodat zij geloof hechten aan de leugen, opdat allen geoordeeld worden, zij die geen geloof stelden in de waarheid, maar behagen schepten in de ongerechtigheid.

God is inderdaad degene die duidelijk de regie in handen heeft. Hijzelf is er voor verantwoordelijk dat de Antichrist mettertijd op het toneel van de wereld zal verschijnen en de specifieke rol zal vervullen die hij hem in zijn voornemen had toegedacht. Wat beoogt YHWH God daarmee? De hele Schrift in aanmerking nemend, lijkt het volgende zijn waarschijnlijke oogmerk:
GOD WIL DEFINITIEF DE ANTIGOD GEVOELENS DIE VERBORGEN LEVEN IN HET HART VAN VEEL MENSEN AAN HET LICHT BRENGEN, zodat het voor elke eerlijke toeschouwer volkomen duidelijk wordt dat zij Gods ongunstige oordeel terecht verdienen, zoals eerder (in vers 8 van hoofdstuk 1) door de apostel werd aangekondigd: wanneer hij wraak oefent over hen die God niet kennen en die het Evangelie van onze Heer Jezus niet gehoorzamen.

 Wellicht vraagt u zich als lezer af waarop deze formulering berust.
Ons antwoord: Vooral op het feit dat God tot die personen "een werking van dwaling zendt", zoals de Griekse tekst letterlijk zegt. En het zal niet de eerste keer zijn in Gods bemoeienissen met mensen - en in het bijzonder met hen die echt zijn haters, zijn vijanden zijn - dat hij stappen doet waardoor zij 'kleur moeten bekennen'. Dus eenvoudig gedwongen worden om te laten zien wat er werkelijk aan tegenstand tegen de Schepper in hun hart leeft.
Wellicht aanvankelijk verborgen voor mensen maar niet voor hem en hij heeft zijn eigen middelen die hij kan aanwenden om harten bloot te leggen.

Twee voorbeelden waaruit de waarheid blijkt van Psalm 9:16
YHWH wordt gekend aan het oordeel dat hij heeft voltrokken. Door de activiteit van zijn eigen handen is de goddeloze verstrikt


God had door 10 verwoestende plagen de Egyptische Farao ogenschijnlijk op de knieën gekregen zodat het volk Israël uiteindelijk toestemming van hem kreeg om het land te verlaten en YHWH te dienen op de wijze waarop Mozes telkens bij de Farao had aangedrongen.
Maar was die hoogmoedige tiran werkelijk innerlijk veranderd? Absoluut niet, en YHWH zou dat voor iedereen waarneembaar maken zodat hij Farao met recht naar zijn ondergang zou kunnen leiden.

Hoe deed God dat? Door "een werking van dwaling" op hem af te sturen. In Exodus 14:1-4 wordt die aanpak in details aangegeven. Toen het volk uit Egypte optrok en de Israëlieten al bezig waren de Noordelijke punt van de Rode Zee te passeren, bij Etham, gebood God Mozes de marsroute te wijzigen in Zuidwestelijke richting en zich te legeren aan de zee bij Pi-Hachiroth.
Farao moest 'op het verkeerde been gezet worden' en tot de slotsom komen dat het volk helemaal geen goddelijke leiding genoot en zomaar wat ronddwaalde. Uit het verslag in Exodus 14:5-9 kunnen we opmaken dat die opzet perfect werkte.

Koning Achab

Koning Achab van het Noordelijk Tienstammenrijk Israël had getoond dat hij door en door goddeloos was. Zie ondermeer 1 Koningen 16:30-33; 21:25. Blijkbaar werd bij YHWH God zijn lot definitief bezegeld toen Achab toestond dat Naboth op slinkse wijze werd vermoord zodat hij in bezit kon komen van diens wijngaard. Zie 1 Koningen 21:1-19. Zie: Naboth
Enkele jaren later ondernam hij samen met Josafat, de koning van Juda met wie hij verzwagerd was, een veldtocht om Ramoth-Gilead op de Syriërs te heroveren.

Voor God kwam toen de tijd om Achab naar zijn verdiende terechtstelling te leiden. Hoe zou hij dat doen? Door "een werking van dwaling" op touw te zetten. Het interessante verslag hierover kunnen we nalezen in 1 Koningen 22:1-38. Centraal in dit verslag is de beschrijving van beraadslagingen die in de hemel plaats vonden (de verzen 19-23).
Daarna was de cruciale vraag: Aan wie zou Achab gehoor geven? Aan de 400 valse profeten die aan hun broodheer succes beloofden, of aan die ene profeet van Jahweh die echt betrouwbaar was en die zelfs onthulde wat het resultaat was van de hemelse bijeenkomst?

De haat in Achabs hart zowel tegenover YHWH God als ten aanzien van zijn profeet gaf de doorslag; iets wat God tevoren wist, maar wat hij er nu, merkbaar voor iedereen, ook liet uitkomen. In dit geval had de werking van dwaling alles te maken met vers 22. De engel die in Gods ogen met de juiste suggestie was gekomen, zou "een bedrieglijke geest worden in de mond van al zijn profeten".
Dat doet de vraag rijzen: Bedient God zichzelf zo nodig van bedriegerij?

Dat is uiteraard niet het geval, want zoiets zou strijdig zijn met zijn heiligheid. De waarschijnlijke verklaring van vers 22 is:
De 400 profeten waren in dienst van het koninklijke Hof. Achab was hun Broodheer. Vanzelfsprekend hadden zij maar één verlangen: Hun werkgever gunstig stemmen door hem succes en overwinning in het vooruitzicht te stellen. Dát was in hun hart en dát wilden zij ook het liefst uitspreken. Geen probleem! Daar kon de hemel voor zorgen. Gods engel hoefde er nu alleen maar op toe te zien dat dit en niets anders ook werkelijk uit hun mond zou komen. Dus zei God tot hem: "Ga heen en doe zo".

Uit deze historische gebeurtenissen kunnen wij een idee krijgen wat er bij de "werking van dwaling" betrokken zal zijn wanneer de Antichrist actief wordt op het wereldtoneel. Zij die geen werkelijke liefde voor de Waarheid hebben, d.i. de waarheid die in Gods Zoon Jezus ligt opgesloten, zullen de gelegenheid ontvangen om voor iedereen zichtbaar te maken dat zij gehecht zijn aan de Leugen en liever onrechtvaardig bedrog accepteren, ja, daarin zelfs een welgevallen hebben.

Dit is daarom voor ons geen reden tot ongerustheid. Het bedrog en de misleiding zijn bedoeld "voor hen die vergaan". In die woorden ligt een vorm van vertroosting opgesloten voor allen die uitsluitend voor de waarheid willen leven.
Bovendien heeft Paulus nog meer te zeggen tot de gemeente der Thessalonicenzen. In het gedeelte 3 t/m 12 had hij hun foutieve zienswijze betreffende Jezus' wederkomst en de Dag van de Heer weggenomen. Maar hij wil hen verder helpen zodat zij hun evenwicht ten volle zullen herwinnen. Zie de verzen 13 t/m 15.

Wat zal hun stabiliteit verlenen en hen gerust stellen in verband met de dreiging dat door het misleidend optreden van de Antichrist velen zullen vergaan als Gods vergelding voor het feit dat zij de waarheid niet willen, ja, zelfs de voorkeur zullen geven aan de leugen? De apostel vervolgt aldus (vv 13 tm 15):

Wij echter behoren God altijd betreffende jullie te danken, broeders geliefd door [de] Heer, omdat God jullie verkoos van de aanvang af [of:als eerstelingsgave] tot redding in heiliging van geest en geloof der waarheid. Met het oog daarop riep hij jullie door ons Evangelie, tot verkrijging der heerlijkheid van onze Heer Jezus Messias. Zo dan, broeders, staat vast en houdt vast aan de overleveringen die onderwezen werden, hetzij door een woord, hetzij door een brief van ons.

Vooral de eerste twee verzen, 13 en 14, behoren qua inhoud tot de rijkste van het NT. Gaat u maar na. Zij, en trouwens alle leden van de christelijke gemeente, bevinden zich in Gods speciale liefde. Natuurlijk wil hij niet dat zij vergaan samen met hen die zich in de komende grote Afval zullen laten meeslepen. En dat zal ook niet gebeuren! God heeft hen namelijk uitverkoren, of uitgekozen voor redding.
Zij zijn Gods uitverkorenen die hij tot een nieuwe Schepping maakte in zijn Zoon. Dit wordt enerzijds bereikt doordat hij in hen de noodzakelijke heiliging bewerkt door de mededeling van de heilige geest; anderzijds door hun geloof in de waarheid, wat in dit vers eveneens wordt voorgesteld als iets wat God in hen  bewerkt.
Natuurlijk spreekt het vanzelf dat zowel bij de heiliging als bij het geloof, de medewerking van de persoon zelf wordt verondersteld.

En het historische bewijs dat zij inderdaad het voorwerp zijn van Gods uitverkiezing, toont Paulus vervolgens aan door de zinsnede: Hij riep jullie ook door ons Evangelie, ter verkrijging van heerlijkheid van onze Heer Jezus Messias.
Deze gang van zaken, gevormd worden naar het beeld van zijn Zoonals resultaat van een effectieve roeping, zou Paulus later in zijn Romeinenbrief, nog vollediger uitwerken:

Verder kan het van belang zijn te weten dat de zinsnede in vers 13, t.w.
Omdat God jullie van de aanvang af verkoos tot redding in heiliging van geest en geloof der waarheid een tekstvariant is. Dat wil zeggen dat niet alle beschikbare manuscripten deze lezing bevatten.
De lezing van de aanvang af is inderdaad mogelijk. De betekenis zou dan zijn dat de uitverkiezing van de leden der gemeente al besloten lag in Gods eeuwige voornemen dat hij in de Messias opvatte.
Zie daarvoor Efeziërs 1:3-5 en 3:11.

Maar om die waarheid over te brengen gebruikte de apostel gewoonlijk andere uitdrukkingen, zoals: vóór de eeuwen; vóór de grondlegging der wereld; vóór eeuwige tijden.
Zie 1Ko 2:7Ef 1:4 en 2Tm 1:9.

De tekstvariant die waarschijnlijker lijkt is volgens het Grieks απαρχην, dat met als eerstelingsgave kan worden weergegeven (tegenover απ’ αρχης, d.i. vanaf het begin).
Nemen we die tekstvariant in aanmerking dan vertelt vers 13 ons het volgende:
Wij evenwel, broeders geliefd door de Heer, behoren God altijd omtrent jullie te danken, omdat God jullie verkoos als eerstelingsgave tot redding in heiliging van geest en geloof der waarheid.

Het verschil is belangwekkend. Waarom?
Redding staat in vers 13 tegenover hen die vergaan van vers 10.

Aangezien de leden van de gemeente in dit opzicht eerstelingsgave zijn, kan namelijk worden verwacht dat er nog anderen zullen zijn die eveneens behoed zullen worden voor ondergang. Of anders gezegd: Het lijkt aannemelijk dat God, buiten de Gemeente, nog anderen heeft uitverkoren tot het ontvangen van redding, wat openbaar zal worden doordat Hij óók in die personen heiliging en geloof zal bewerken.
Met name kunnen we dan denken aan het joodse Overblijfsel, zinnebeeldig voorgesteld door de 144000 gezegelden die in Openbaring 14 met het Lam op de berg Sion worden gezien.
In de vv 4 en 5 lezen we dan omtrent hen: Dezen werden vanuit de mensen gekocht als eerstelingsgave voor God en het Lam. En in hun mond werd geen leugen gevonden; onberispelijk zijn zij
Zie ook: Ezechiël 36:27-28; 39:27-29 en Zf 3:13.

In Mattheüs 24:21-25 voorzei de Mensenzoon in zijn eindtijdrede het volgende ten aanzien van die Rest:
Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal. En als die dagen niet ingekort werden, zou er geen vlees behouden worden; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen ingekort worden. Als iemand dan tegen u zegt: Zie, hier is de Christus of daar, geloof het niet; want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zó dat zij – als het mogelijk zou zijn – ook de uitverkorenen zouden misleiden. Zie, Ik heb het u van tevoren gezegd!
(HSV)

Als het mogelijk zou zijnMaar in het geval van die joodse Uitverkorenen zal het NIET mogelijk blijken te zijn. Gods gunst jegens hen staat daarvoor garant. Terwijl de Gemeente reeds voorafgaand aan de Verdrukking wordt opgenomen, zullen zij behoed worden voor ondergang wanneer God een werking van dwaling in de wereld laat uitgaan door het optreden van de Antichrist.


-.-.-.-

Geen opmerkingen: