Veni Domine Iesu

Veni Domine Iesu
De Tent van God bij de mensen en Hij zal bij hen verblijven

zaterdag 1 december 2012

De Zeven Tijden


 
 
 
Toen Jezus in zijn eindtijdrede de val van Jeruzalem door de Romeinse legioenen in het jaar 70 AD profetisch aankondigde, schilderde hij als volgt de onheilspellende gebeurtenissen die zich dan zouden voordoen:
Wanneer jullie nu Jeruzalem door legerkampen omsingeld zien, weet dan dat haar verwoesting nabijgekomen is. Laten dan zij die in Judea[zijn], vluchten naar de bergen; en die in haar midden, er uittrekken, en die in de landstreken, er niet binnengaan. Want dagen van vergelding zullen die [dagen] zijn, om alles wat geschreven staat, in vervulling te laten gaan. Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen; want er zal grote nood zijn over het land en toorn over dit volk. En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards en als gevangenen worden weggevoerd naar alle Heidenvolken; en Jeruzalem zal door de Heidenvolken vertreden worden, totdat de Tijden der Heidenvolken vervuld zijn.

Jezus maakte toen melding van de Tijden der natiën; of: Tijden der Heidenvolken. Voor Jeruzalem kon pas weer herstel aanbreken wanneer die Tijden vervuld zouden zijn; dat wil zeggen tot een einde gekomen. 
Hoe moeten die Tijden der Heidenvolken verstaan worden? 
Onze opvatting over die Tijden van Lk 21:24 is dat ze overeenkomen met de Zeven Tijden van Daniël 4 en dat die periode haar begin had in het jaar van de Spraakverwarring, d.i. in 1826 AM.

Zie de Studie: Spraakverwarring en Tijden der Heidenen

Maar wat is de duur van één profetische Tijd?

De eerste profetische Tijd die in de bijbel wordt vermeld is die van de 600 jaar van Gn 5:28-29, toen Lamech bij de geboorte van zijn zoon Noach profeteerde:


Hij zal ons troosten, hij zal onze moeizame arbeid verlichten, het werk op de akkers die de Heer vervloekt heeft
(GNB)

Die (voorlopige) troost voor de mensheid kwam in 1656 AM, 600 jaar ná Noachs geboorte in 1056 AM.
Vergelijk Gn 7:6


En Noach was 600 jaar oud, toen de Watervloed over de aarde kwam.

De Zeven Tijden van Dn 4 zien wij op grond daarvan als een periode van 7 x 600 = 4200 jaar.
Dan, bij de oprichting van 
het koninkrijk voor Israël, ook genoemd het koninkrijk der mensheid, lopen de Tijden der Heidenvolken af, dus in 6026 AM [1826 + 4200 = 6026].Hn 1:6; Dn 4:17 en Op 11:15
Openbaring 11:15-17 luidt volledig:

En de zevende engel blies de trompet en grote stemmen geschiedden in de hemel zeggend: Het koninkrijk der wereld is geworden van onze Heer en van zijn Messias, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid. En de vierentwintig Oudsten die voor God op hun tronen zitten, vielen op hun aangezicht en aanbaden God zeggend: Wij danken u Heer God, de Almachtige, Die is en Die was, dat gij uw grote kracht hebt opgenomen en als koning zijt gaan regeren

Wanneer in de naaste toekomst het beeld van de engel met de zevende trompet werkelijkheid wordt, is het eindelijk zover!
Een speciaal mysterie of geheimenis van God komt dan ten einde.
Luide stemmen weerklinken als het ware in de hemel om dat geweldige nieuws bekend te maken!

In het jaar 1826 AM, ten tijde van de Spraakverwarring en het ontstaan van de afzonderlijke Heidenvolken, schortte Jahweh God zijn koningschap over de mensheid tijdelijk op. Die Heidenvolken [of: natiën; Hebreeuws: gojim] kregen de gelegenheid om voortaan hun eigen soevereine bestuur uit te oefenen. De Tijden der Heidenvolken namen een aanvang.
Lk 4:5-7; 21:24; Hn 14:16.

Maar wanneer het jaar 6026 AM aanbreekt - 4200 jaar [7 tijden van elk 600 jaar] verder - neemt hij zijn grote kracht weer op en dat geheel in overeenstemming met Dn 4:13-17


Dat de levenden mogen weten dat de Allerhoogste Heerser is in het koninkrijk der mensheid en dat hij het geeft aan wie hij wil en daarover [na Zeven Tijden] de geringste der mensen aanstelt

Door middel van Jezus' koningschap zal God zijn grote, onweerstaanbare kracht opnemen. In de vorm van het Messiaanse koninkrijk wordt zijn soevereiniteit dan opnieuw over de gehele wereld der mensheid tot uitdrukking gebracht, zonder enige concurrerende macht en bovendien voor altijd, blijvend.


De afloop van de 4200 jaar betekent uiteraard niet alleen het einde van de aardse overheersing door menselijke heerschappijen, maar ook de ineenstorting van het wereldstelsel van afvallige godsdienst dat eveneens bij de Spraakverwarring ontstond en dat - geheel in overeenstemming met haar bakermat - in de Openbaring wordt aangeduid als Babylon de Grote.

En op haar voorhoofd een naam geschreven, een mysterie: Babylon de Grote, de Moeder der hoeren en van de gruwelen der aarde. En ik zag de Vrouw dronken zijnde van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus 
(Op 17:5-6)

De naam op haar voorhoofd is een mysterie, een verborgenheid derhalve.
Nu we op de geschiedenis van bijna 4200 jaar kunnen terugblikken, zijn we aan de hand van de informatie die door de engel aan Johannes werd verstrekt in staat ons een denkbeeld omtrent het geheimenis van de Hoer te vormen.
Vanaf de Spraakverwarring vertegenwoordigt zij het heerszuchtige, afgodische religieuze systeem dat - bij de teugel geleid door de demonen - op aarde afvalligheid van de ware God bevordert binnen een klimaat van ontaardend bijgeloof.
Omdat Babel voor verwarring staat, heeft ze 'dochters' in grote verscheidenheid.

Dat ze de mysterieuze naam op haar voorhoofd geschreven draagt, is een verwijzing naar de tijd van Johannes toen het niet ongewoon was dat Romeinse prostituees een hoofdband droegen met daarin hun naam gegrift.
Met haar dochters is zij de bron van alle mystieke, afgodische praktijken, waaronder tempelprostitutie, drinkgelagen ter ere van valse goden, waarzeggerij, spiritisme, astrologie, het brengen van mensenoffers, en nog vele andere afschuwelijke en obscene praktijken.

Dat alles heeft bijgedragen tot een klimaat waarbinnen door mensen onder haar invloed stromen bloed zijn vergoten, waaronder ook het vervolgen en gewelddadig ter dood brengen van Gods dienaren, zowel in OT- als NT-tijden.
In Op 18:24 wordt zij zelfs verantwoordelijk gehouden voor het bloed van 
allen die op de aarde geslacht zijn.Johannes ziet haar derhalve in een dronken toestand, dronken van al dat vergoten bloed.

Daarbij moeten we ook denken aan de bloedige Inquisitie, de vele pogroms, de Holocaust en andere, ontelbare moordpartijen waarvoor Babylon het klimaat schiep.
In Mt 23:33-36 houdt Jezus daarom de religieuze leiders in de eerste plaats verantwoordelijk voor al het rechtvaardige bloed dat op aarde is vergoten, helemaal vanaf Abel, de eerste die in een sfeer van religieuze haat werd vermoord
Gn 4:3-5; 1Jh 3:12.

Babylon is daarom in schijn een Gemeente van God; in werkelijkheid dorst zij naar het bloed der heiligen.
Toen God tussenbeide kwam door de Spraakverwarring, stagneerde Nimrods project, maar thans - tegen het einde van de periode van 4200 jaar - is het niettemin in zijn finalevorm onder ons. Door de verwarring van de taal gingen de mensen in hun nieuwe taalgroepen uiteen en kwamen de nationale groepen tot bestaan.
Nimrod trachtte de eerste wereldmacht te vestigen, maar God kwam tussenbeide. Niettemin verschenen na zijn dagen - met Gods toelating en in zijn Voorzienigheid - successievelijk zeven wereldmachten op het politieke toneel van onze wereld.
En thans zijn we heel dicht gekomen bij de beslissende fase: de eindtijd waarin de 8e koning, de demonische Antichrist nog zal opstaan maar na een zeer kort schrikbewind ten onder zal gaan.

Zie: Gn 11:5-9; 10:32 en Op 17:8-11.

Dan kan - ná 10 Tijden van 600 jaar, in totaal dus 6000 jaar, gerekend vanaf de val in Eden [dus niet vanaf Adams schepping] - werkelijke en blijvende troost voor de mensheid aanbreken, en wel binnen het Millennium en gebracht door het koninkrijk van de ware Messias.

In de Openbaring wordt veel achtergrondinformatie verschaft over zowel de Vrouw als het Beest waarop zij gezeten is, speciaal in het gedeelte Op 17:6b-18.
Dat in de Openbaring de taferelen op deze wijze worden gebracht en gerangschikt, laat nog meer uitkomen dat de positie van Babylon binnen het wereldtijdperk dat met Nimrod tot bestaan kwam, allesoverheersend is geweest. Al die 4200 jaar fungeerde ze als het werktuig op aarde voor de demonenwereld, 
de wereldheersers van deze duisternis (Ef 6:12).

De koningen, vorsten, keizers, kortom alle menselijke regeerders, burgerlijke overheden en politici, mogen dan de illusie hebben gekoesterd dat zij de ware machthebbers waren, de toelichting op de historische rol die de Hoer in samenhang met de koningen der aarde heeft gespeeld, leert anders:


En de Vrouw die je zag is de Grote Stad die een koninkrijk over de koningen der aarde heeft
Op 17:18


Vergelijk: Rm 13:1; Tt 3:1; 1Pt 2:13-14.
 
 
Sommige exegeten zijn geneigd de Tijden der Heidenvolken te laten aanvangen bij de beëindiging van Zedekia’s koningschap in 587 v.Chr., toen vervuld werd wat in Ezechiël 21:25-27 omtrent die laatste (menselijke) koning was aangekondigd:
 
En wat u betreft, onheilige, goddeloze overste van Israël, wiens dag gekomen is in de tijd van uiterste ongerechtigheid; aldus spreekt de Heer Jahweh: Verwijder die tulband en zet af die kroon. Niets blijft hetzelfde! Verhoog wat laag is en verlaag de hoge. Tot een puinhoop, een puinhoop, een puinhoop zal ik het maken. Het zal [van niemand] worden totdat hij komt die er recht op heeft, en aan hem zal ik het geven.
 
Hoewel dit profetische Woord 'over het hoofd van Zedekia heen' vooral gericht is tot de Pseudomessias van de eindtijd die zich als een goddeloze vorst over Israël zal doen gelden, is het juist dat sinds 587 en tot nu toe, er geen koning uit Davids geslachtslijn op de troon van Jahweh te Jeruzalem heeft gezeten (1Kr 29:23). 
Volgens sommigen zouden
(1) toen de Tijden der Heidenvolken een aanvang hebben genomen. Want
(2) Jeruzalem werd immers vanaf dat jaar door de Heidenvolken vertreden in de zin dat er geen gezalfde koning (messias) in Davids geslachtslijn op de Sionberg zetelde.
 
Die tweede conclusie is uiteraard volkomen correct, de eerste echter niet!
Beschouw namelijk het volgende:
David, de zoon van Isaï, was de eerste 'messias' die vanaf Sion koninklijke heerschappij uitoefende. Maar daartoe moest die berg wel eerst op deheidense bewoners, de Jebusieten, veroverd worden:
 
De oudsten van Israël kwamen bij de koning in Hebron. Daar sloot koning David ten overstaan van de HEER [Jahweh] een verdrag met hen, en zij zalfden hem tot koning van Israël. David was dertig jaar toen hij koning werd en hij regeerde veertig jaar: vanuit Hebron regeerde hij zeven jaar en zes maanden over Juda en vanuit Jeruzalem regeerde hij drieëndertig jaar over heel Israël en Juda.
De koning en zijn mannen trokken op naar Jeruzalem, waar de Jebusieten woonden. De Jebusieten zeiden tegen David: ‘U komt er niet in! Sterker nog: de lammen en de blinden zullen u verjagen! David komt er niet in!' Toch veroverde David de bergvesting van Sion, de huidige Davidsburcht,
(2Sm 5:3-7; nbv)
 
Volgens de Anno Mundi tijdrekening van de Bijbel begon Davids 40-jarige regering in 2950 AM; eerst 7 jaar te Hebron en daarna nog 33 jaar vanaf de berg Sion in Jeruzalem. Dat was dus vanaf 2957 AM.
En zoals we al eerder vaststelden eindigde die typologische messiaanse heerschappij met de verdrijving van Zedekia in 587 voor Chr., of in 3415 AM. 

Voor de wijze waarop de Anno Mundi tijdrekening kan worden aangehaakt op onze eigen kalender, zie: Wanneer werd Adam geschapen en begon de Anno Mundi tijdrekening?

De heerschappij van het messiaanse koninkrijk over Israël vanuit de stad Jeruzalem heeft dus maar heel kort geduurd: slechts 458 jaar (van 2957 AM tot 3415 AM).
Maar ook toen YHWHs troon door de heerschappij van messiassen [gezalfden] in Davids koningslijn op de Sion was gevestigd, bleef de reikwijdte van het Davidische koninkrijk heel beperkt. Verreweg het grootste gedeelte van de aarde stond onder heidense overheersing.
In de dagen van Salomo kwam bijvoorbeeld de heidense koningin van Scheba naar Jeruzalem (1Kn 10).
Wat wil daarmee gezegd zijn?

(1) Dat de Tijden der Heidenvolken al ver vóór 2957 AM waren begonnen en tijdens de korte periode van 466 jaar gewoon voortduurden. En volkomen logisch natuurlijk, want God had hen al vanaf de Spraakverwarring in 1826 AM die ruimte geboden door zijn heerschappij over de gehele aarde tijdelijk op te schorten (Hn 14:16).
Iets wat ons overigens ook in Daniël, hoofdstuk 4, wordt getoond in verband met de hemelhoge boom, midden op de aarde, die wereldwijd zichtbaar was en waaronder al wat leefde toevlucht, bescherming en voedsel vond, maar die werd omgehouwen. Het weer uitlopen van die boom wordt gedurende Zeven profetische Tijden verhinderd door de twee banden van koper en ijzer die rondom de wortelstomp zijn gelegd. Intussen wordt, zeer merkwaardig, zijn hart veranderd zodat het niet meer die van een mens is maar van een dier.

Sinds de Spraakverwarring werden binnen al die etnische groepen die toen ontstonden vormen van bestuur uitgeoefend, maar alle waren van heidense origine en aard.
Toen God zich dan ook zo’n kleine 300 jaar nadien exclusief ging bezig houden met Abraham en diens 'zaad' was de aarde tot een lappendeken van heidense heerschappij geworden. Na Abrahams poging om zijn zoon Isaäk ten offer te brengen, kon Jahweh God zijn belofte tegenover die patriarch dan ook in de volgende bewoordingen bevestigen:
 
En in jouw zaad zullen alle Heidenvolken [gojim] der aarde zich zegenen (Gn 22:18)
 
De overheersing van de aarde door de  heidense natiën was tegen die tijd tot een vanzelfsprekende realiteit geworden.

(2) Dat de Tijden der Heidenvolken dus los gezien moeten worden van 587 v.Chr.
Toen Jezus derhalve in Lk 21:24 voorzei:
 En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards en als gevangenen worden weggevoerd naar alle Heidenvolken; en Jeruzalem zal door de Heidenvolken vertreden worden, totdat de Tijden der Heidenvolken vervuld zijn, liet hij slechts weten dat de oprichting van het Messiaanse koninkrijk in handen van zijn Zoon, Davids blijvende erfgenaam, pas verwacht kon worden wanneer de Tijden der Heidenvolken zouden aflopen, of vervuld zouden zijn. 
Dat wil dan zeggen dat aan de gojim alle overheersing van de aarde zal worden ontnomen.

Door zijn Zoon herstelt God dan weer zijn heerschappij 
in het koninkrijk der mensheid, zoals in Dn 4:17 was voorzegd, en waarvan ons in Op 11:15-18visionair de verwezenlijking wordt getoond.
En dan zijn we 7 x 600 jaar verder, sinds de Spraakverwarring.
Volgens Dn 4:17 ligt in het hele gebeuren een zeer belangrijke les opgesloten: 

Dit bevel berust op het besluit van de wachters en dit verzoek op het woord van de heiligen, opdat de levenden erkennen dat de Allerhoogste Heerser is over het koningschap van mensen, en dat geeft aan wie Hij wil, en daarover zelfs de laagste onder de mensen aanstelt.
(HSV)

Hierin klinken duidelijk Messiaanse klanken door.
God gaf bij het ontstaan van de Heidenvolken (vanaf de Spraakverwarring) zijn koningschap over de mensenwereld tijdelijk prijs.
Jezus liet zien dat Satan onmiddellijk in het vacuüm dook dat daardoor ontstond. 
Vergelijk Lukas 4:5-6.


En nadat hij hem opwaarts had gevoerd, toonde hij hem in een ogenblik tijds alle koninkrijken der bewoonde wereld. En de Duivel zei tot hem: Aan jou zal ik al deze macht en de heerlijkheid ervan geven, want aan mij is ze overgegeven en aan wie ik ook wil, geef ik ze. Jij dan, indien je voor mijn aangezicht een daad van aanbidding verricht, zal alles van jou zijn. 


Vanzelfsprekend kan God zijn koningschap niet blijvend afstaan.
Na Zeven Tijden zullen de banden rondom de boomstronk worden losgemaakt en kan de reusachtig grote boom die eens 
tot de einden der aardezichtbaar was, weer uitlopen (Dn 4:10-15).
Dat speciale mysterie of geheimenis van God is dan ten einde. Vergelijk Op 10:7; 11:15-17.

Geheel in overeenstemming met Dn 4:13-17, dat de levenden mogen weten dat de Allerhoogste Heerser is in het koninkrijk der mensheid en dat hij het geeft aan wie hij wil en daarover [na Zeven Tijden] 
de geringste der mensen aanstelt, neemt Jezus het koningschap in het Messiaanse koninkrijk op zich, om de soevereiniteit van God over de wereld der mensheid weer tot uitdrukking te brengen, en dat voor altijd. 

Jeruzalem, symbool voor het Messiaanse koningschap, wordt dan niet langer 'vertreden'.
Met de Tempelstad Nieuw Jeruzalem als centraal orgaan (vergelijkbaar met het Davidische Rijk) zal het nieuwe Vrederijk zegen brengen voor alle Heidenvolken. 
Een hele reeks van voorzeggingen, te beginnen met de eerste [mysterieuze] belofte van een Zaad dat de Slang in de kop zal vermorzelen, komen tot hun vervulling. 
Vergelijk ondermeer Gn 49:10; 2Sm 7:16; Ez 21:25-27; Dn 2:44-45; 4:17; 7:13-14, 27; Lk 1:32-33.
 
Vooral de vergelijking van vers 17 met Op 11:15-17 laat zien dat God de uitoefening van zijn koningschap in het koninkrijk der mensheid opschortte:

Het koninkrijk der wereld werd van onze Heer en van zijn Messias, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid.

Natuurlijk blijft hij altijd de absolute Soeverein en niets gebeurt buiten zijn wil om, maar juist dit bewuste hoofdstuk 4 met het voorbeeld van Nebukadnezar toont ons dat de rechtstreekse uitoefening van zijn heerschappij over de mensenwereld tijdelijk onderbroken kon worden. Geheel onvrijwillig weliswaar werd die heidense vorst door God gebruikt om die gang van zaken door een soort van pantomime uit te beelden.
God laat evenzo een tijdlang de Heidenvolken hun eigen bestuur uitoefenen. Dat zien we tot op heden, precies zoals Paulus in de Handelingen vaststelde: 
Hij heeft in het verleden alle volken hun eigen weg laten gaan (Hn 14:16).
 
Maar sindsdien is het de mensheid daarmee ook zeer slecht vergaan. Zoals Prediker vaststelde: De ene mens heeft over de andere heerschappij gevoerd tot diens onheil (Pr 8:9).Of zoals Prediker eerder opmerkte:
 
Ik vestigde mijn aandacht op alle onderdrukking die er is onder de zon en zag de tranen van de onderdrukten. Er is niemand die hen bijstaat. De onderdrukkers onderdrukken hen met harde hand, en er is niemand die hen bijstaat (Pr 4:1; nbv).
 
Vaak dus onderdrukking en de uitoefening van een beestachtige vorm van heerschappij. Daarin zien we de waarheid van Dn 4:16 terug > Een dierenhart worde hem gegeven.
In de 'pantomime' veranderde koning Nebukadnezar in een grasetend rund en kon hij zich niet beter gedragen dan een redeloos beest.
Gedurende de zeven tijden voor hem (kennelijk opzettelijk vaag gehouden) begon hij er uit te zien als een roofvogel: Zijn haar werd lang als de veren der arenden en zijn nagels als de klauwen der vogels (Dn 4:33).
 
Ook dit tafereel – waarin ons Nebukadnezars vernedering en ontluistering wordt getoond - verbindt de zeven 'tijden' met het verslag van de Spraakverwarring.
De situatie namelijk waarin Nebukadnezar kwam te verkeren was het gevolg van zijn snoeverij. Terwijl Daniël hem nog zo had geadviseerd om alle ongerechtigheid te mijden en veeleer van barmhartigheid blijk te geven - vooral jegens de armen onder zijn volk - bralde hij na verloop van een jaar, in een uiting van grote hoogmoed (en overmoed): Is Babel niet indrukwekkend, de koningsstad die ik door mijn grote macht heb gebouwd tot eer van mijn majesteit? (Dn 4:27-32; nbv).
 
Welnu, de Spraakverwarring was eveneens een reactie van God geweest op de hoogmoed van Nimrod en diens aanhang. In hun vijandschap jegens God hadden zij tot elkaar gezegd:
 
Laten we een stad bouwen met een toren die tot in de hemel reikt. Dat zal ons beroemd maken, en dan zullen we niet over de hele aarde verspreid raken (Gn 11).
 
Zoals God diep ingreep in het brein van de torenbouwers zodat ze verward werden in hun onderlinge communicatie, veroorzaakte hij evenzo een toestand van totale ontreddering in het verstand van Nebukadnezar.
 
Vergelijk Jesaja 14 waar ons profetisch wordt getoond hoe de eindtijdkoning van Babylon definitief vernederd zal worden, helemaal tot in Sjeool, volgend op zijn grootspraak:
 
12  O morgenster, zoon van de dageraad,
hoe diep ben je uit de hemel gevallen.
Overwinnaar van alle volken,
hoe smadelijk lig je daar geveld.
13  Je zei bij jezelf: Ik stijg op naar de hemel,
boven Gods sterren plaats ik mijn troon.
Ik zetel op de toppen van de Safon,
de berg waar de goden bijeenkomen.
14  Ik stijg op tot boven de wolken,
ik evenaar de Allerhoogste.
15  Nee! Je daalt af in het dodenrijk,
in de allerdiepste put.
      
Juist door de profetie van de Zeven Tijden kunnen de Tijden der Heidenvolken op hun juiste (negatieve) impact worden getaxeerd. Zoals in Daniël het ene hoofdstuk na het andere over heerschappij gaat, waarbij uiteindelijk de tijdelijke (slechte) menselijke regeringen vervangen zullen worden door het koninkrijk van de Mensenzoon, zo ook in Daniël, hoofdstuk 4. Achter de 'pantomime' van Nebukadnezar gaan grote Messiaanse waarheden schuil.
 
-.-.-.-

Geen opmerkingen: