Veni Domine Iesu

Veni Domine Iesu
De Tent van God bij de mensen en Hij zal bij hen verblijven

vrijdag 30 november 2012

Ruth en de Antichrist



Ruth en de Antichrist






Laten we ons verhaal beginnen bij Jezus’ parabel van de wijze en de dwaze maagden.
De vijf dwaze maagden kwamen door eigen schuld te laat bij de feestzaal waar de bruiloftsactiviteiten plaats vonden. Toen te middernacht de roep weerklonk
Daar is de bruidegom! Gaat uit hem tegemoet! bleken zij namelijk niet in het bezit te zijn van olie om hun lampen te ontsteken. 
Toen zij daarop heengingen om olie te kopen, kwam de Bruidegom en alleen de maagden die verstandig hadden gehandeld, gingen met hem naar binnen, waarna de deur werd gesloten. En die deur werd ook niet meer geopend toen de dwaze maagden alsnog verschenen en smeekten: Heer, heer, doe ons open!
Zijn antwoord? Waarlijk, ik zeg jullie: Ik ken jullie niet! (Mt 25:1-13). 

Ik ken jullie niet... (Mt 25:12)
In dat antwoord onthult Messias de Heer dat die maagden nooit in een intieme verhouding met hem hadden verkeerd.
Hoe kwam dat? De voor de hand liggende verklaring is uitraard dat zij de Heer nooit als hun eigen Joodse Messias hadden erkend. Tot het Einde toe bleven zij zich jegens hem verharden in verstokt ongeloof. En nu, op het cruciale moment waarop het 'Heden' afloopt - het tijdperk van aanvaardingde dag van redding - erkent hij hén niet (Hb 3:14 tm 4:8Js 49:8).

Uiteindelijk breekt het hun op dat zij Yeshua (voor hen) verwierpen, maar ook dat zij ten langen leste zelfs de voorkeur gaven aan een Mashiach van eigen keuze, de Antimessias En dat terwijl zij aan de hand van hun eigen heilige Geschriften hadden kunnen weten dat die Pseudomessias hen in de steek zou laten, ja, hen zou bedriegen in de 70ste Jaarweek.
De profeet Daniël had immers juist die ontwikkeling in zijn Jaarwekenprofetie aangekondigd:  

En naar velen zal hij een verbond kracht bijzetten één week. En op de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden. En op vleugel van gruwelen een verwoester.
(Dn 9:27)

In zijn Eindtijdrede verwees Messias Jezus zelf naar die door Gabriël tot de profeet gesproken woorden. 
Hij bleek te weten hoe ze geïnterpreteerd moesten worden: De Antimessias zal aan het begin van de Jaarweek onmiddellijk stappen doen om te verhinderen dat in de zeven jaar die gaan volgen, Israël tot volkomen herstel terugkeert in haar verhouding tot haar Elohim YHWH. Hoe?
Ondermeer door zich op te werpen als de Messias die de Joden al zo lang verwachtten, en kennelijk zal hij zich geliefd bij hen trachten te maken door mee te werken aan hun lang gekoesterde wens: Het wederoprichten van een tempelgebouw [de Derde] op de Tempelberg te Jeruzalem.

Daartoe verbindt hij zich met hen door het sluiten van een verbond. Of beter: Door een [voor God] verouderd Verbond tot nieuw leven te wekken, en dat allemaal met de bedoeling de offercultus volgens de Wet eindelijk weer te hervatten.

Vergelijk echter Een Nieuw Verbond.

Uiteraard grote euforie bij de Joden, maar niet bij YHWH Elohim, wiens gedachten over die ontwikkeling bij voorbaat werden opgetekend door Jesaja, in Js 66:1-5.

Maar, zoals door Daniël werd voorzegd
zal hij op de helft van de week slachtoffer en spijsoffer doen ophouden.
Hij verbreekt namelijk het verbond (Js 33:8) en neemt in eigen persoon plaats in het herbouwde tempelheiligdom. Met welke bedoeling? De apostel Paulus heeft ons bij voorbaat het antwoord gegeven toen hij uitweidde over een mysterie dat nog ontsloten moet worden:  

Dat niemand jullie op enigerlei wijze misleidt, want eerst [voordat de Dag van de Heer aanbreekt] moet de afval komen en de Mens der Wetteloosheid worden geopenbaard, de Zoon der vernietiging, de Tegenstander, en die zich verheft boven al wat god of voorwerp van verering heet, zodat hij in de tempel van de God gaat zitten, zichzelf tonend dat hij god is.
(2Th 2:3-4)

En juist dat noemde ook Jezus toen hij uitweidde over vers 27 van Daniël, hoofdstuk 9:

Wanneer jullie daarom de verwoestende gruwel waarover door de profeet Daniël is gesproken… in [de] heilige Plaats zien staan, laten dan zij die in Judéa zijn naar de bergen vluchten…want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals niet geschiedde sedert [het] begin der wereld tot nu toe, noch geenszins zal geschieden.
(Mt 24:15-21)

Daarmee bevestigde Jezus de profetieën van respectievelijk
(1) Jeremiaomtrent
 de tijd der benauwdheid voor Jakob (Jr 30:4-7); en
(2) Daniël, die volgens Dn 12:1 voorzei dat
 er zich een tijd van benauwdheid zal voordoen zoals niet is teweeggebracht sedert er een natie is ontstaan, tot op die tijd.
In die tijd - de Tweede helft van de Jaarweek - werpt de Antimessias zich dus zelf op als god, de ultieme gruwel (Ezechiël, hoofdstuk 8), maar geen god die zijn joodse aanhang verlossing kan brengen. Als de voorzegde Pseudomessias vervult hij namelijk het beeld van Peloni Almoni uit het boek Ruth, die tegenover de Oudsten in de poort van Beth Lechem moest erkennenIk kan niet lossen (Rt 4:1-6). 

Ik kan niet lossen... (Rt 4:6)
Naar het schijnt heeft het boek Ruth om deze en andere belangrijke redenen een plaats in de Bijbel gekregen. Twee van de drie hoofdfiguren in het verhaal zijn namelijk vrouwen: Naomi en Ruth. Bovendien steunen beide vrouwen wat hun vooruitzichten in het leven betreft, op de derde hoofdfiguur, Boaz die voor hen een Losser of Vrijkoper wordt.
Het ligt daarom voor de hand om Boaz in zijn tegenbeeldige betekenis te vereenzelvigen met Messias Yeshua, de Loskoper van de twee Vrouwgemeentes waarover het in de [volledige] Bijbel voornamelijk gaat. Te zijner tijd zullen ze tezamen het volledige zaad van Abraham vormen, teneinde tot zegen voor de natiën [Gojim, de Heidenvolken] te worden (Genesis 22).

In het verhaal is ook nog sprake van een Pseudolosser die in het Hebreeuws met Peloni Almoni wordt aangeduid. Deze figuur komt niet om te redden, maar uitsluitend voor eigen voordeel. Om het met de kwalificaties van de Messias zelf aan te geven:
Om te plunderen, te slachten en te vernietigen (Jh 10:9-11).
Aangezien hij blijkbaar een afbeelding is van de Antichrist, moeten wij de vervulling van de typen vooral in de Eindtijd zoeken.

Naomi – een beeld van Vrouwe Sion - komt in de setting van het Ruthverhaal dan overeen met de Vrouwgemeente van YHWH Elohim, aards Israël in haar weduwestaat. Precies zoals zij zichzelf ook ziet: Mara. Waarom?
Omdat zij het gevoel heeft dat de Almachtige het haar zeer bitter heeft gemaakt. Vol ben ik heengegaan, maar leeg deed YHWH mij terugkeren (Rt 1:20-21).
Naomi is niet alleen weduwe maar ook zonder kinderen. Haar beide zonen zijn kinderloos gestorven (Rt 1:4-5).
Zij is als vrouwe Sion, weduwe en beroofd van kinderen, schijnbaar zonder hoop (Rt 1:11Js 49:14, 21).

Door die kreet - Vol ben ik heengegaan, maar leeg deed YHWH mij terugkeren - wordt intussen aan ons, lezers, wel een belangrijk profetisch feit onthuld: Terugkeer uit de Diaspora door Aliyah - rabbijnse term om immigratie naar het land Israël aan te duiden – biedt weduwe Sion op zich nog geen enkel perspectief.

Uit Ez 37:11 wordt profetisch duidelijk dat er voor waar herstel heel wat meer vereist is: Met betrekking tot het dal vol van dorre beenderen informeerde YHWH Elohim zelf zijn profeet omtrent het volgende:

Mensenzoon, deze beenderen zijn heel het huis van Israël. Zie, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden en aan onszelf overgelaten!

Zonder de tussenkomst van de (christelijke) Ruthgemeente zou ze inderdaad blijvend geen perspectief hebben (!)

In haar, Ruth, zien we de andere Vrouwgemeente van de Bijbel, de Bruid van de Messias, zijn Gemeentelichaam. Die Gemeente is als de Heidin Ruth, qua samenstelling overwegend van Heidense achtergrond.
Aanvankelijk kwam Ruth binnen Israëls burgerschap door haar huwelijk met Machlon (Rt 4:10Ef 2:11-22).
Haar huwelijkseed had haar adoptie tot gevolg in de gelederen van het aan Abraham beloofde zaad. Zo kwam de Ruthgemeentein het tegenbeeld op de olijfboom "Israël", waarop de Naomigemeente zich van nature bevond.

Vergelijk Ex 4:22 en Rm 8:14-169:4-511:17-18.

Terwijl de Ruthgemeente door de aanvankelijke adoptie deel krijgt aan wat werkelijk "Israël" is (Rm 9:6), en in die situatie de eerstelingen der geest bezit als onderpand van de erfenis die komt, wacht zij niettemin vurig op de volledige adoptie: de verlossing [door losprijs] van het lichaam (Rm 8:232Ko 1:225:5).
Wanneer die gebeurtenis door de verandering tot hemels leven plaats vindt, kan ook het huwelijk met Messias Jezus, de tegenbeeldige Boaz, in de hemel voltrokken worden (1Ko 15:51-52).

Die verandering tot de geestelijke natuur komt kennelijk bij de 70ste Jaarweek.
Na verloop van tijd moet dan ook de tijd voor die bijzondere gebeurtenis aanbreken welke in Op 19:7 de Bruiloft van het Lamwordt genoemd.
Blijkbaar treffen we de strekking van die reeks van gebeurtenissen in voorafbeelding aan in de tijdsperiode dat Ruth in de nabijheid van Boaz komt te verkeren, culminerend in de kern van het Ruthverhaal: De scène op de dorsvloer (Rt 3:5-13).

Nadat Ruth (zinnebeeldig) van Pesach tot Pinksteren (1:22 en 2:23) onder Boaz’ leiding op het veld in de oogst heeft gearbeid, wil zij dan hemzelf. Hij is immers losser!
 


Spreid toch je vleugel uit over je dienares. Je bent immers Losser.

Het is duidelijk dat Naomi al haar hoop heeft gesteld op de nieuwe situatie die daardoor zal ontstaan. Dat blijkt wanneer zij bij de terugkeer van haar schoondochter de vraag stelt: Wie [ben] je, mijn dochter?
Daarmee zinspelend op de verandering van status die zij in stilte voor Ruth verwacht (Rt 3:16).

Duidelijk is ook dat in de scène op de dorsvloer de kern van het verhaal wordt verteld.
Trouwens, het verhaal verdicht zich stap voor stap, richting van dat kerngebeuren:
In
 de inleiding wordt de tijd zeer algemeen aangeduid (1:1)

Het geschiedde in de dagen dat de rechters richtten.
Na de dood der mannen focust het verhaal zich op de terugreis naar Bethlehem [Huis van brood].
Naomi had namelijk vernomen dat YHWH had omgezien naar zijn volk door hun brood te geven (1:6). Indrukwekkend op die terugreis is het moment dat Ruth zonder enig voorbehoud haar trouw belijdt jegens Naomi, het volk Israël en YHWH, de God van dat volk (1:16):


Dring er bij mij niet op aan je te verlaten door terug te keren van achter jou. Waarheen jij gaat, zal ik gaan en waar jij vernacht zal ik vernachten. Jouw volk is mijn volk en jouw God mijn God.

In Beth Lechem aangekomen, vernauwt het verhaal zich tot het oogstseizoen waarin Ruth haar eerste ervaring heeft met Boazdie ertoe wordt gebracht ten aanzien van haar de volgende zegenwens uit te spreken (2:12):
Moge
 YHWH je handelwijze vergelden en mag je een volmaakt loon ontvangen van YHWH, de God van Israël, onder wiens vleugels je bent komen schuilen.
Uiteindelijk verdicht het verhaal zich tot één nacht, ja, tot één enkele gebeurtenis tijdens die nacht, namelijk het cruciale moment dat Ruth Boaz de gelegenheid biedt zijn zegenwens tot werkelijkheid te maken. Zij geeft hem ondubbelzinnig te verstaan dat zij het loon van YHWH door zijn tussenkomst wil ontvangen (3:9):

Spreid
 toch je vleugel uit over je dienares, je bent immers losser.
Daarna begint het element tijd zich weer te verwijden in het verslag.
Na het aanbreken van de dag worden wij verplaatst naar de gebeurtenissen in de poort. In de tegenwoordigheid van tien van de Oudsten, en in aanwezigheid van het Volk dat als getuige zal optreden, vernemen wij iets over de onderhandelingen die gevoerd worden tussen Boaz en Peloni Almoni, waarin het leviraatbeginsel uitgangspunt is.
De laatste is aanvankelijk bereid te lossen. Hij veronderstelt dat het slechts gaat om het veld dat Elimelech had toebehoord, uit de hand van Naomi te kopen.

Gezien de ouderdom van Naomi hoefde hij - naar hij meende - geen rekening te houden met de mogelijkheid van een zwagerhuwelijk teneinde de naam van de gestorven man over diens erfdeel te doen verrijzennamelijk door het verwekken van een zoon in zijn plaats.
Maar Boaz heeft iets geheel onverwacht voor Peloni Almoni in petto (4:1-5):

Op de dag dat je het veld koopt uit de hand van Naomi, koop je Ruth, de Moabitische, de vrouw van de gestorvene, erbijom de naam van de gestorvene in stand te houden op zijn erfdeel.
Waarom verklaart die Peloni Almoni in Rt 4:6, nadat Boaz hem duidelijk heeft gemaakt dat de lossing van het veld ook de lossing van Ruth als bruid -plaatsvervangend voor Naomi - omvat, tot tweemaal toe: Ik kan niet lossen?
Zijn eigen verklaring luidt
Ik zou mijn eigen erfdeel te gronde richten. 
Hij had geen probleem om zich te verrijken met het erfdeel van Naomi. Aangezien er in de lijn van Elimelech geen kinderen meer waren en Naomi te oud was geworden, zou het stuk land blijvend bij hem terechtkomen. Zou hij echter Ruth huwen, dan zou hij het veld kwijtraken zodra er sprake was van nageslacht. Hij handelde dus uit puur eigen belang en stelde zich harteloos op ten aanzien van zijn behoeftige verwanten.

In het tegenbeeld laat de Antichrist, de Pseudomessias, zich ook slechts door goddeloze zelfzucht leiden. Ook hij stelt zich harteloos op ten aanzien van de twee Vrouwgemeentes.
Dat hij bij het begin van de 70ste Jaarweek een verbond aangaat met de velen (Dn 9:27), de ongelovige meerderheid van het Joodse volk, is dan ook uit puur eigenbelang.
Om als hun langverwachte Messias geaccepteerd te worden, is hij bereid medewerking te verlenen aan het wederoprichten van een tempel, de derde stoffelijke tempel in het religieuze leven der Joden onder de Wet van Mozes.

Hoe precies heeft Gabriël de profeet Daniël over die toekomstige ontwikkeling geïnformeerd!
In Dn 9:27 gaf hij immers tevoren aan dat bij het begin van de laatste 'Week' voor Israël de Joden zouden worden bijgevallen door die Pseudomashiach in hun verlangen de cultus volgens het Mozaïsche Wetsverbond te doen herlevenEn naar velen zal hij een verbond kracht bijzetten één zeven.

Maar juist die omstandigheid brengt voor de tegenbeeldige Peloni Almoni een beperking met zich. Waarom?
Enerzijds bezit hij op basis van de Wet de 'oudste rechten', anderzijds ontbeert de Wet de kracht tot de ware verlossing, aangezien het onmogelijk is dat het bloed van jonge stieren en bokken zonden wegneemt (Hb 10:1-4).

Als de tegenbeeldige Boaz is Jezus echter het ware Heiligdom binnengegaan met de waarde van zijn eigen vergoten bloed, en daarmee heeft hij
 een eeuwige bevrijding verworven (Hb 9:12).
De Antimashiach echter, heeft niets anders te bieden dan een machteloze Wet waarop hij noodzakelijkerwijs moet terugvallen om de ongelovige Joden van de Eindtijd ter wille te zijn (Hb 7:19Rm 8:3).
Vandaar dat hij zal moeten toegeven: Ik kan niet lossen!

Het tijdsbeeld verruimt zich verder: Ruth wordt zwanger en Obed wordt geboren. Verrassend is in dat verband het getuigenis der vrouwen van de stad (4:13-17):
Gezegend zij YHWH die het jou [Naomi] niet aan een Losser liet ontbreken op deze dag. 
Zijn naam worde geroepen in Israël! Hij zal je ziel doen terugkeren en je in je grijsheid verzorgen, want je schoondochter, die je waarlijk liefheeft, heeft hem gebaard, zij die beter dan zeven zonen is voor jou…De buurvrouwen riepen hem een naam toe en zeiden: Aan Naomi is een zoon geboren.


Maar wat in het kader van onze redenering speciaal belangrijk is, is de procedure der terugkoop.
Het zal duidelijk zijn dat beide vrouwen door Boaz werden gelost, waarbij Ruth de plaats innam van Naomi. Ten aanzien van Ruth wordt enerzijds gezegdAls jij het veld lost, koop je Ruth erbijTerwijl anderzijds met betrekking tot Naomi wordt verklaard: Gezegend zij YHWH die het jou niet aan een Losser deed ontbreken.
Ook wordt van Obed gezegd dat hij de [leviraat] zoon is van Naomi.

Evenzo wordt in tegenbeeld de aardse Vrouwgemeente Israël in haar ouderdom geschraagd of verzorgd. De Loskoper, MashiachYeshua, wordt als de tegenbeeldige Boaz
 een hersteller van haar ziel
Het huwelijk tussen hem en de Ruthgemeente draagt hier in hoge mate toe bij:
De vrucht van dat huwelijk - de tegenbeeldige Obed [dienaar of knecht] - zal als het ware gestalte krijgen in Sions zonen. Vrouwe Sion zal dan ook te zijner tijd in haar hart zeggen (Js 49:21):
Wie
 heeft mij dezen gebaarddaar ik een vrouw ben beroofd van kinderen en onvruchtbaar, verbannen en gevangengenomen? Wat dezen betreft, wie heeft grootgebracht? Zie! Ik was alleen achtergelaten. Dezen – waar komen zij vandaan?
In Js 66:7-9 verschijnen antwoorden op die vragen, maar het wonderbaarlijke van de gebeurtenis blijft overeind. Uiteindelijk wordt het niet (meer) verwachte wonder aan YHWH Elohim toegeschreven. Hij is Degene die zijn Vrouw weer in vrede tot zich neemt (Js 66:12).


In het sterk typologische verhaal van Naomi en Ruth verschijnt één van de hoofdthema’s in de Bijbel: Teneinde het zaad van Abraham tot zegen voor de natiën te laten worden, worden er twee Vrouwgemeentes ten tonele gevoerd. Weliswaar is elk van die twee Gemeentes een afzonderlijke verzameling van personen, maar tegelijkertijd vormen zij in veel opzichten een eenheid.
In het boek Ruth komt dit punt sterk tot uiting:● Hoewel Ruth baart, zeggen de vrouwen: 
Aan Naomi is een zoon geboren! Beide worden als de Moeder van hetzelfde kind beschouwd.
● Tijdens de beraadslagingen in de poort, laat Boaz de twee weduwen samenvallen. Door de overgang te maken van de weduwe Naomi naar de weduwe Ruth, is Boaz in de gelegenheid het lossen van het veld - in samenhang met het zwagerhuwelijk - met Ruth te verbinden. Niet alleen vallen beide vrouwen daardoor samen als de moeders van hetzelfde kind, maar ook als de erfgenamen van hetzelfde stuk land.

In hoofdstuk 1 blijkt Beth Lechem  voor enige tijd niet het Huis van Brood te zijn. Gevolg?
Elimelech [Mijn God is Koning] geraakt met zijn gezin in de Heidense omgeving der Diaspora.
Ongeveer 10 jaar – een volledig aardse periode – verkeren de Joden in die situatie.
In dit geval Moab.
De GW 49 van Moab brengt ons rechtstreeks naar Jesaja 49, waar we profetisch worden ingelicht over de terugkeer uit de Verstrooiing:

Vers 5 > De Messias, YHWHs Knecht, moet Jakob-Israël tot Hem terugbrengen.
Vers 6 > De stammen van Jakob worden weer opgericht en de Beveiligden van Israël teruggebracht.
Maar die Knecht is ook tot een Licht voor de Gojim.

Vv 8-11 > De vervulling is zichtbaar in de Grote Schare van Openbaring 7.

Vers 13 > Hemel en aarde verheugen zich over Israëls herstel. Want YHWH Elohim heeft zijn Volk getroost.
Sion-hemels, Jezus’ Gemeentelichaam, is opgenomen!

Vv 14-21 > Vrouwe Sion - Naomi [Beminnelijke; Mijn Verrukking] - wordt eveneens getroost.
Zij vraagt zich verwonderd af vanwaar toch al die zonen/kinderen zijn gekomen, aangezien zij beroofd was van kinderen [Chiljon/Machlon], onvruchtbaar en alleen achtergebleven: Zie! Ikzelf was alleen achtergelaten. Dezen — waar zijn zij geweest? (v 21).

Vv 22-26 > Redding van het Overblijfsel van de tirannieke Antimessias:

Kunnen degenen die al genomen zijn, wel aan een Sterke man ontnomen worden? Kan de gevangenenschaar van de Tiran wel ontkomen? Dit echter spreekt YHWH:
Zelfs de gevangenenschaar van de Sterke man zal weggenomen worden, en zij die al door de Tiran genomen zijn, zullen ontkomen… Ik zal hen die jullie slecht behandelen, hun eigen vlees doen eten. Als van de zoete wijn zullen zij dronken worden van hun eigen bloed. En alle vlees zal moeten weten dat ik, YHWH, jullie Redder en jullie Losser ben, de Machtige van Jakob.

In die passage wordt onthuld dat YHWH Elohim uiteindelijk de ware Losser [Ga’al] is. Maar als de Grote Ontwerper van de loskoopregeling is zijn Zoon, Yeshua Mashiach, de tegenbeeldige Boaz, zijn uitvoerend instrument.
Beide hebben dezelfde zorg voor de ‘schapen’. Daarin betonen de Vader en zijn  Zoon zich in het bijzonder één:

Mijn schapen luisteren naar mijn stem en ik ken ze en zij volgen mij. En ik geef hun eeuwig leven, en zij zullengeenszins ten onder gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand rukken. Mijn Vader die ze mij gaf is groter dan alle dingen, en niemand kan uit de hand van de Vader rukken. Ik en de Vader zijn één (Jh 10:27-30).

Buiten Elimelech en Naomi verschijnen in hoofdstuk 1 ook nog 4 andere personages in beeld:
Hun beide zonen: Machlon [Ziekelijk; zwakkelijk] en Chiljon [Broosheid; teerheid; wegkwijnen]
Alsook twee Moabitische vrouwen: Ruth [Vriend] en Orpah [Voorlok].

Ruth en Orpah komen het Israël Gods binnen door huwelijk en raken daarmee geënt op de Olijfboom van Romeinen 11, vanaf vers 17, afbeeldend hoe Heidenschristenen gaan behoren tot Jezus’ Gemeentelichaam.
Ruth is werkelijk geroepen. Orpah niet. Zij is bijgevolg een afbeelding van Schijnchristenen die geen werkelijke hechtingen hebben aan de Edele Olijf, en daarom uiteindelijk worden ‘weggebroken’.

De scheiding tussen die twee vrouwen komt bij de gelegenheid dat Naomi – nog in het veld van Moab – had gehoord dat YHWH weer zijn aandacht op zijn volk had gericht, door hen brood te geven (Rt 1:6).
Dat moet een beslissend moment zijn geweest.
In de tegenbeeldige vervulling: De Opname. Alleen de Ruthgemeente blijft in een intieme relatie met Vrouwe Sion verkeren.
Kennelijk zijn we dan in de fase van Lv 23:22. Tussen Sjavuoth en de Najaarsfeesten is er nog sprake van een nalezing:

Wanneer gij de oogst van uw land binnenhaalt, dan zult gij de rand van uw veld bij uw oogst niet geheel afmaaien, en wat van uw oogst is blijven liggen, zult gij niet oplezen; dat zult gij voor de arme en de vreemdeling laten liggen: Ik ben YHWH, uw God.

En die vermelding – precies tussen de Joodse Voor- en Najaarsfeesten - verplaatst ons kennelijk naar de activiteit van Ruth op het veld van Boaz: Nalezen achter de maaiers van Boaz aan.
Het verhaal vertelt ons dat Boaz een zeer vermogend man was, uit de familie van Elimelech. Uiteraard is Mashiach YeshuaBoazin tegenbeeld, het meest ‘naaste’ familielid van YHWH Elohim (Ks 1:15Hb 1:3).

In die fase komt Ruth in de rechtstreekse nabijheid van Boaz te verkeren, een omstandigheid die de Opname als een feit bevestigt.
In die situatie - kennelijk doelend op de Eerste helft van de 70ste Jaarweek voor Israël - is er nog geen sprake van de Bruiloft van het Lam.

In het Bijbelboek Openbaring wordt de opgenomen Gemeente vanaf hoofdstuk 4 voorgesteld onder het zinnebeeld van de 24 Oudsten. Pas na hun laatste vermelding, in Op 19:4, wordt de Bruiloft van het Lam aangekondigd (vers 7).

Maar hoe moet de activiteit van het nalezen door Ruth geduid worden qua tegenbeeld?
Het lijkt waarschijnlijk dat Jezus in de parabel van de Tarwe en het Onkruid, in Mattheüs 13, al op die vraag anticipeerde. In de studie De Tarwe en het Onkruid, wordt onder het kopje De Parabel ondermeer het volgende geconstateerd:

De scheidslijn ligt bij het tijdstip dat de oogst aanbreekt (vers 30), want vers 39 licht toe: De oogst is de voleinding der eeuw. Tot op dat tijdstip is vooral de hemelse Gemeente in beeld geweest. Al de eeuwen door was ze vanwege het overwoekerende onkruid aan echte waarneming onttrokken.

Maar bij het aanbreken van die voleinding vindt haar Opname plaats. Het is immers ook de tijd van de paroesie!

Vergelijk Mt 24:3, waar Yeshua’s Joodse leerlingen hem destijds de vraag voorlegden: Wat zal het teken zijn van je paroesie en van de voleinding der eeuw?
En ook 1Th 4:13-17, waar we met zekerheid te weten komen dat Yeshua’s eigen Gemeentelichaam door hem naar de hemel zal worden geroepen bij zijn paroesie.

Hoe verhoudt een en ander zich bijgevolg tot de in Mt 13 aangekondigde oogst?
Die oogst moet dan wel verwijzen naar de aardse Gemeente van het Israël Gods,  de Joodse Gemeente, aangezien de oogsttijd bovendien samenvalt met de 70ste Jaarweek voor Israël. Dan kan namelijk het onkruid echt, zonder enige twijfel, van de tarwe worden gescheiden. Waarom?
Omdat de Joodse Gemeente dan weer helemaal bij God in beeld is en Hij hen de keuze geeft tussen hun ware Messias, Yeshua, of de Pseudomessias, de demonische Antichrist.

De gemetriawaarde van de bewuste tekst, Lv 23:22, lijkt een en ander te bevestigen, t.w. 5960. Die zelfde waarde heeft namelijk ook Daniël 7:20 en daarin wordt immers profetisch aangegeven dat de Kleine Horen van het Vierde Beest – de laatste verschijning van de Romeinse Wereldmacht en identiek aan het Antichristelijke Beest in Openbaring 13 – zijn opkomst maakt in de Eerste helft van de 70ste Jaarweek.

De rechtvaardigen die dan zo helder als de zon zullen schijnen in het koninkrijk van hun Vader (vers 43), kunnen bijgevolg slechts betrekking hebben op een gelovig Joods Overblijfsel dat tegen die tijd op het religieuze toneel van de wereld verschenen zal zijn. Zij zijn degenen die het koninkrijk op aarde, zichtbaar, gaan vertegenwoordigen.
Zij hebben nog tijdig, zelfs tot verrassing van Johannes in het visioen van de Openbaring, hun gewaden gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam. Johannes’ reactie was immers: Waar zijn die zo plotseling vandaan gekomen?” 
Vergelijk Op 7:13-14.

Op het einde van de parabel noemde Jezus de volgende zaken:

De oogst is [de] voleinding der eeuw en de oogsters zijn engelen
De Mensenzoon zal zijn engelen uitzenden en zij zullen alle dingen die aanleiding tot struikelen geven en degenen die wetteloosheid bedrijven, uit zijn koninkrijk verzamelen… 
In die tijd zullen de rechtvaardigen zo helder schijnen als de zon in het koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft, hij luistere. 

Het lijkt er op dat, terwijl de engelen [de Boaz’ oogsters] zich vooral op het onkruid richten, de Ruthgemeente zich dan - eveneens vanuit een hemelse positie –zal bezighouden met het nalezen’ van het Joodse Overblijfsel, de genoemde rechtvaardigen.

Na afloop van die nalezing door de hemelse Ruthgemeente, komt dan inderdaad de Bruiloft van het Lam in beeld, zinnebeeldig beklonken in de nachtelijke scene op de dorsvloer (hoofdstuk 3).
Voor een commentaar (Engels) op Lv 23:22, zie svp

Peloni Almoni

De Losser met de oudste rechten wordt in het verslag aangeduid als Peloni Almoni (Rt 4:1). De wv-versie heeft:

Intussen was Boaz naar de stadspoort gegaan en had daar plaatsgenomen. Toen hij de man zag voorbijkomen die familieverplichtingen tegenover Ruth had en over wie hij had gesproken, riep hij: ‘Zeg Dinges, kom eens hier en ga zitten!’ De man kwam en ging zitten.

Dinges [Peloni Almoni] werd door Boaz uitgenodigd om in aanwezigheid van de oudsten der stad in de poort zijn voorstel te vernemen over de verkoop van het veld dat hun broeder Elimelech had toebehoord.
Boaz heeft die mededinger toen ongetwijfeld bij zijn persoonlijke naam genoemd, maar blijkbaar werd Samuël, de waarschijnlijke schrijver van het boek Ruth, er door de geest van inspiratie toegebracht de man aan te duiden als Peloni Almoni.
Wellicht omdat deze persoon blijk gaf van een verachtelijke opstelling tijdens de onderhandelingen over het veld, waarbij het leviraatbeginsel in het geding was.

In Daniël 8:13 wordt de uitdrukking samengetrokken tot Palmoni.
De betekenis daarvan schijnt te zijn Zulk éénThans zouden wij spreken van een zeker iemand, of iets in die trant.
De getalswaarde van Palmoni is 216, en die waarde geeft te meer aanleiding om in het tegenbeeld aan de Antichrist, de Pseudo-losser, te denken. Waarom?
Omdat 216 de derde macht is van het getal 6. Dus: 6 x 6 x 6, wat ons weer herinnert aan het getal van het Beest, in Op 13:18

Laat hij die verstand heeft het getal van het Beest berekenen, want het is een getal van een mens; en het getal van hem [is] 666.


Kelly’s commentaar op Lv 23:22


On another word of the Spirit we must be brief. In verse 22 we read,

And when ye reap the harvest of your land, thou shalt not make clean riddance of the corners of thy field.

What is the meaning of this? Does it not seem rather singular that, after the two Wave-loaves have disappeared from the scene, good corn should be found still in "thy field?" The Wave-loaves, as all agree, mean the Christian body. Some may go farther back than others, but none deny that it refers to Christians at any rate. How comes it, when these ere gone, that we hear of grain left in the corners of the field? Can the Wave-loaves typify all saints? Does not such an instance as this confirm that true believers will be on the earth after the church has gone on high and before the day of Jehovah? There will be some little good corn. Of course they are not members of the one body then complete. But God has other purposes, and purposes for both the Jew and the Gentile; as here some corn was to be left for the poor and the stranger.

It is not meant by this that members of Christ will be left behind by the Lord when He comes for His own, but that God's Spirit will work in another way, and that believers will be called after the church is gone. They will be found in the little interval which follows, in the last or seventieth Week of Daniel.


Vanuit de profetie van Hosea weten we dat in die Laatste, de 70ste, Jaarweekeen deel van Israël alsnog YHWH, hun God, en David, hun Messiaanse koningzullen zoekenDaarna zullen de zonen van Israël terugkeren en YHWH hun God en David, hun koning, zoeken; en bevend zullen zij tot YHWH en tot zijn goedheid komen, in het laatst der dagen (Hs 3:4-5).
YHWH Elohim zal ten aanzien van zijn Naamvolk kennelijk een ‘ontwaken’ veroorzaken. In Ezechiël 37 wordt die komende ontwikkeling voor ons bevestigd.

Gematria hoofdstuk 2

Voor meer begrip van de Bijbelse getallenleer (gematria) verwijzen we de lezer naar naar de studie Spraakverwarring en Tijden der Heidenen.


Ruth 2:1
Naomi nu had een bondsbroeder van haar mans kant, een man doortastend en krachtig, van de familie vanElimelekBoaz geheten.
2676
Ruth 2:2
En Ruth, de Moabitische, zei tot Naomi: Laat mij naar het veld gaan en aren lezen, achter hem in wiensogen ik genade vind. En zij zei tot haar: Ga, mijn dochter.
4681
Ruth 2:3
Zij ging dan heen en kwam en las op in het veld achter de maaiers. Zij trof bij toeval het stuk veld vanBoaz, die uit de familie van Elimelek was.
5513

De getalswaarden van de eerste drie verzen leveren een totaal op van 12870.
Die GW komt overeen met die van Hn 8:7. Als resultaat van de prediking door Filippus – wonderbaarlijk ondersteund door Gods geest - gebeurde te Samaria het volgende  >> Want van velen die onreine geesten hadden, gingen deze onder luid geroep uit en vele verlamden en kreupelen werden genezen.

Ná de Opname van Jezus’ Gemeentelichaam mogen we blijkbaar verwachten dat die opgenomen Gemeente al meteen, maar dan dus vanuit de hemel, betrokken zal zijn bij een nieuwe oogst’ (of beter: een nalezing) van personen die redding zullen zoeken bij Gods Zoon, zijn Messias. Een ‘nalezing’ die wellicht ook dan door bovennatuurlijke ‘tekenen’ kracht zal worden bijgezet!

Zoals Kellyhierboven geciteerd, al aangaf aan de hand van Lv 23:22 >> Wanneer je de oogst van je land binnenhaalt, dan moet je de rand van je veld tijdens je oogst niet geheel afmaaien. Wat van je oogst is blijven liggen, moet je niet oplezen; dát moet je voor de arme en de vreemdeling laten liggen: Ik ben YHWH, je God.


Ruth 2:4
En zie, Boaz kwam uit Beth-Lechem en hij zei tot de maaiers: YHWH zij met jullie! Zij zeiden tot hem: YHWH zegene je!
2184
Ruth 2:5
Toen zei Boaz tot zijn jongen, de voorman van de maaiers: Bij wie behoort deze jonge vrouw?
2213
Ruth 2:6
De jongen, de voorman van de maaiers, antwoordde: Dat is een jonge vrouw uit Moab, die met Naomi is teruggekeerd uit het veld van Moab.
2811

Opgeteld 2184 + 2213 + 2811 levert GW 7208 op, overeenkomend met de GW van 2Sm 3:21; 1Kn 21:19 en Lk 2:41. Die laatste tekst luidt: En zijn ouders waren gewoon jaarlijks naar Jeruzalem te gaan voor het feest van het Pascha.

Er is geen twijfel! Mashiach Yeshua, de tegenbeeldige Boaz, is degene die vanuit de hemelsferen elke oogst, inclusief de nalezing, aanstuurt (Mt 9:36-38).

Ruth 2:9
Laten je ogen op het veld zijn dat zij zullen oogsten, en gij moet met hen meegaan. Heb ik de jonge mannen niet geboden je niet aan te raken? Als je dorst hebt, dan moet je naar de vaten gaan en drinken van wat de jonge mannen zullen putten.
7646

De GW 7646 wordt ook aangetroffen in 1Ko 15:53, waar we bevestigd krijgen dat de  Ruthgemeente bij de Opname onverderfelijkheid en onsterfelijkheid ‘aandeed’ >>
Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen en dit sterfelijke [moet] onsterfelijkheid aandoen.

Ruth 2:11
Boaz antwoordde en zei tegen haar: Mij is omstandig meegedeeld alles wat je voor je schoonmoeder hebt gedaan na de dood van je man, en dat je je vader en je moeder hebt verlaten en gegaan bent naar een volk dat je niet kende gisteren noch eergisteren.
7940
Ruth 2:12
Moge YHWH je daad vergelden en mag je beloning volkomen zijn van de kant van YHWH, de God van Israël, onder wiens vleugels je bent komen schuilen.
5527

7940 + 5527 = 13467, de GW die ook wordt aangetroffen in Mt 18:7 en Op 6:16.

Op 6:16 bevestigt de gedachte dat men op aarde, tijdens het Eindoordeel, slechts veilig is wanneer men een schuilplaats zoekt onder de vleugels van YHWH, Israëls God >> En zij zeggen tot de rotsen en de bergen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van hem die op de troon zit en voor de gramschap van het Lam.
-.-.-.-