Veni Domine Iesu

Veni Domine Iesu
De Tent van God bij de mensen en Hij zal bij hen verblijven

zaterdag 1 december 2012

Een aardse bestemming voor christenen - Is dat mogelijk.


Een aardse bestemming voor christenen - Is dat mogelijk.

ημων γαρ το πολιτευμα εν ουρανοις υπαρχει

Want ons burgerschap bestaat in [de] hemelen

Filippenzen 3:20-21


De themavraag in de titel van deze Studie, welke wij ook zouden kunnen formuleren met de vraag

Wat is nu precies het profiel van een christen?

willen we met elkaar benaderen door enkele sleutelteksten door te nemen. De lezer wordt verzocht genoemde teksten ook in zijn eigen exemplaar van de Bijbel op te zoeken en zijn eigen gedachten daaromtrent te vergelijken met onze commentaren.


YHWH [wellicht uit spreken als Jahweh] God schiep manlijk en vrouwelijk om een huwelijkspaar te vormen en de aarde met hun nakomelingen te vullen. De bestemming van de mens is bijgevolg principieel aards.


Nadat duidelijk was geworden dat God het probleem zonde zou gaan oplossen door het verschaffen van een speciaal ''zaad", bleek dat er in de bestemming van de mens geen verandering was gekomen.  Die was nog steeds aards. Want wie zullen zich door Abrahams zaad uiteindelijk zegenen? 
Antwoord: Alle Heidenvolken (of: natiënder aarde.

Heidenvolken (natiën) is een sleutelterm, evenals zaad.
In Abrahams tijd was de mensheid als resultaat van de Spraakverwarring tot een 'lappendeken' van afzonderlijke nationale groepen geworden met een eigen taal, cultuur en vorm van bestuur. In zijn belofte aan Abraham hield God met die omstandigheid rekening. Op zijn bestemde tijd zou hij al die volken de gelegenheid bieden om in het zaad of nakomelingschap van Abraham een zegen te ontvangen, d.i. een hernieuwd vooruitzicht van (blijvend) leven op aarde.
Want niets is zo tot de aarde behorend als de natiën.
Vergelijk Genesis 10:32 en 11:9.

Wat betreft het zaad dat Gods middel zal zijn tot zegening, in Galaten 3:16 toont de apostel Paulus aan dat Messias Jezus in principe het werkelijke zaad is (enkelvoudig): Tot Abraham nu en tot zijn zaad werden de beloften gesproken. Hij zegt niet: en tot zaden, alsof er sprake is van velen, maar als van één: “En tot jouw zaad”, dat is [de] Messias.   
Maar in het Schriftgedeelte dat we nu analyseren (Genesis 22:15-18) is sprake van een zaad in veelheid, want God beloofde aan Abraham dat hij diens zaad buitengewoon zou vermenigvuldigen:
 a.)  als de sterren aan de hemel, en
 b.)  als de zandkorrels die aan de zeeoever zijn.
Deze beide termen waren niet nieuw voor Abraham. Al eerder had YHWH God zich van deze aanduidingen bediend om Abraham in te lichten welk voornemen hij had met diens zaad.


Hier lezen we dat God aan Abrahams zaad het land Kanaän beloofde. Kanaän kwam bijgevolg bekend te staan als het Beloofde Land. Dat zaad, dat naderhand via Isaäk en Jakob het volk Israël bleek te zijn, is duidelijk aards. Hun bestemming is immers verbonden met een speciaal land, het land Israël.
In onze tekst gaf God te kennen dat Hij dat volk Israël talrijk zou maken, "als de stofdeeltjes van de aarde", een term die goed past bij aards Israël. Ze komt overeen met punt b.) de zandkorrels die aan de zeeoever zijn, een omschrijving die eveneens op het aardse karakter van dit deel van het zaad duidt.

Conclusie, en geenszins een onbelangrijke: De uiteindelijke zegening der natiën (Heidenvolken) zal ondermeer plaats vinden door aards Israël!
Wanneer de Bijbel dan ook – zoals in het boek Openbaring - een glimp laat zien van de situatie die op aarde zal bestaan tijdens het Millennium, valt het op dat er twee partijen op aarde zullen zijn:

1) De natiën.
Voor de redenering verwijzen we naar Openbaring 20:3, 7-8.
De Satan wordt 1000 jaar gebonden, zodat hij de natiën niet meer kan misleiden.
En wat vindt er plaats wanneer hij aan het einde van de 1000 jaar voor een korte tijd wordt losgelaten?  Antwoord: Hij zal uitgaan om de natiën te misleiden die aan de vier hoeken der aarde zijn.

Die natiën die Satan opnieuw onder zijn invloed zal trachten te brengen, vormen tegen die tijd een aardse maatschappij bestaande uit mensen die allen tot volmaaktheid zijn gebracht, dankzij de kracht van Jezus' loskoopoffer. Die natiën hebben aan zichzelf de vervulling ervaren van Openbaring 22:2 >> En de bladeren van het geboomte tot genezing der natiën.
Zelfs op dat late tijdstip worden zij niet als christenen aangeduid. Nog altijd vallen zij onder de term natiën.

2.) De heiligen
Ook hier verwijzen wij naar Openbaring, hoofdstuk 20, maar dan vooral naar vers 9 >> En zij trokken op over de breedte der aarde en omsingelden het kamp der heiligen en de geliefde Stad. En vuur daalde neer uit de hemel en verslond hen. 

De opstandige Heidenen (natiën) zullen optrekken over de breedte der aarde en het legerkamp der heiligen zelfs insluiten!
Wie zijn die ''heiligen'' die door de hen omringende natiën worden bedreigd?
In de Bijbel wordt deze term toegepast zowel op de leden van aards Israël als op de leden van de christelijke gemeente.  Maar in Openbaring 20:9 wordt duidelijk een aardse situatie aangegeven, de situatie die zich op aarde zal voordoen aan het einde van de 1000 jaar.
Die heiligen die verbonden zijn met de ''legerplaats en de geliefde stad'' moeten daarom de leden van aards Israël zijn die al die 1000 jaar de rol hebben vervuld (zichtbaar op aarde) van Genesis 22:18. En die ook, volgens Gods bedoeling en belofte jegens hen – zoals in Exodus 19:5-6 tot uitdrukking komt - hebben gefungeerd als een koninkrijk van priesters en een heilige natie.

Dat God nooit van zijn voornemen met het aardse Israël is afgestapt, toont Paulus aan in Romeinen 11:28-33. Door haar weerspannige en onontvankelijke houding die culmineerde in haar verwerping van de voor haar bestemde Messias, is Israël tijdelijk bij God in ongenade geraakt en heeft Hij haar een tijdlang in ongehoorzaamheid opgesloten.
Maar omdat YHWH God nooit spijt heeft van zijn roeping en uitverkiezing, brengt hij Israël uiteindelijk barmhartig terug uit die opgesloten situatie in ongehoorzaamheid. Romeinen 11:25 zinspeelt eveneens daaropVoor een deel kwam er verharding over Israël, totdat de volheid der Heidenvolken is binnengekomen.  

Wanneer de volheid der Heidenen (letterlijk naar het Grieks) de christelijke gemeente is binnengegaan, zal aan de verharding, [of: afstomping der zinnen], een einde komen. 
Een overblijfsel van hen zal alsnog Jezus als de ware Messias erkennen en aanvaarden, waardoor vers 26 in vervulling zal gaan:
De bevrijder zal uit Sion komen en de goddeloze praktijken van Jakob afwenden.
In de Bijbel heeft de term Jakob altijd betrekking op aards Israël.
Zie Jesaja 59:20 waaraan het citaat is ontleend. De context aldaar laat duidelijk uitkomen dat Jesaja doelt op aards Israël of Jakob.

Inmiddels is de term Overblijfsel gevallen, ook wel met Rest weergegeven.  Die term welke we zo vaak in de Bijbel aantreffen, is een door-en-door Joodse term die te allen tijde met aards Israël in verband staat.
YHWH God heeft herhaaldelijk zo'n overblijfsel van Israël gunst betoond. Vergelijk ondermeer 1 Koningen 19:18 en Romeinen 11:2-5.
Bij de voleinding der eeuw zal hij dat opnieuw doen. Zie vooral Jesaja 10:22-23:
Want al ware uw volk, o Israël, als het zand der zee, een Rest [of: Overblijfsel] daarvan keert terug. Tot een volledig einde is vastbesloten: overvloeiende rechtvaardigheid. Want een volledig einde waartoe vastbesloten is voltrekt de Heer, YHWH der legerscharen, in het midden van het gehele land [of: aarde].

Let op het eschatologische [tot de laatste dagen behorend] karakter waarin de bewoordingen van deze profetische uitspraak is gegeven.
Dit Overblijfsel zien we in Openbaring 7:9-17 verschijnen als een Grote Schare die niemand tellen kon, (de welbekende uitdrukking voor Abrahams zaad); gered uit de Grote verdrukking; zich bevindend voor Gods troon en heilige dienst voor hem verrichtend in zijn tempel. 
"Tempel" is in vers 15 de weergave van het Griekse naos, dat in de Oudtestamentische Tabernakel het Heiligdom omvatte inclusief het Voorhof waar de priesters en Levieten dienst deden bij het brandofferaltaar. Vandaar dat die Grote schare een priesterlijke klasse is, geheel overeenkomend met de bedoeling van Exodus 19:5-6.

Uit Openbaring 20:9 vernemen wij dus dat Satan er alsnog in slaagt om aan het einde van het Millennium een enorme menigte achter zich te krijgen. Die opstandelingen zullen zich zelfs bedreigend tegen de heiligen keren, dus tegen aards Israël dat tijdens het Millennium voor die opstandelingen tot zegen was. Dit belangrijke principe - dat Heidenen gunstige aandacht van YHWH God ervaren wanneer zij verbonden raken met zijn uitverkoren volk - zal reeds duidelijk aan de dag treden vlak vóór het Millennium. 
Zacharia 8:23 heeft dit al lang geleden profetisch aangegeven:

In die dagen zullen tien mannen uit allerlei heidense talen de slip van een joodse man grijpen onder de uitroep: 'Wij willen met jullie meegaan, want wij hebben gehoord dat God met jullie is'

De uitdrukking "een joodse man" moet letterlijk opgevat worden. Niets wijst er in Zacharia 8 op dat daarmee op de christelijke gemeente gedoeld zou worden.  Integendeel, de context in de verzen 18 en 19 spreekt over bepaalde historische vastendagen die door het huis Juda werden onderhouden. Daaruit kan worden afgeleid dat het Bijbelboek Zacharia in de eerste plaats apocalyptisch is voor het oude Godsvolk Israël. De Schrift moet wel erg verdraaid worden om de details van Zacharia 8 op de christelijke gemeente van toepassing te brengen.

Het verrassende feit doet zich voor dat ook voor het boek Openbaring of de Apocalyps geldt dat het allereerst Joods van karakter is. Aangezien vele van de beelden daarin aan Zacharia zijn ontleend, kon men alleen maar verwachten dat de Apocalyps joods georiënteerd is.
Zie het commentaar op Openbaring 1


De gedachte van Zacharia 8:23, hierboven geciteerd, werd naderhand door Messias Jezus op een schitterende manier toegepast in zijn bekende relaas over de scheiding van de schapen en de bokken, volgens Mattheüs 25:31-46.
Feitelijk is het verhaal over de schapen en bokken geen gelijkenis of illustratie, zoals vaak wordt gedacht. Wat Jezus in dit laatste deel van Mattheüs 25 bespreekt in antwoord op een vraag van zijn leerlingen in Mt 24:3 (wat zal het teken zijn van je paroesie en van de voleinding der eeuw?), gaat over het oordeel dat aan de natiën (Heidenvolken) zal worden voltrokken als de wereld op de drempel van het Millennium komt te staan.

Jezus is dan in zijn koninklijke heerlijkheid gekomen en de natiën worden voor hem vergaderd en beoordeeld op hun waardigheid om met het joodse Overblijfsel de 1000 jaar binnen te gaan. En de manier waarop die mensen der natiën door Christus in twee groepen worden gescheiden wordt in de vorm van een illustratie gegeven, namelijk door de scheiding te vergelijken met wat een joodse herder doet die schapen van (geiten-) bokken pleegt te scheiden (de vv31-33).

Jezus' uitspraken in zijn hoedanigheid van Rechter-Koning [zie vers 34 waar hij zichzelf voor de eerste keer in Mattheüs 24 en 25 niet de "Mensenzoon", maar ''de koning'' noemt] zijn van het hoogste belang voor de eeuwige bestemming van de mensen der natiën die in de Eindtijd zullen leven.
Merk daarbij op dat zelfs de 'schapen' die door de koning aan zijn rechterhand worden geplaatst en die bijgevolg het Koninkrijk beërven en het eeuwige leven binnengaan (de vv 34 en 46), niet als christenen worden aangeduid, maar nog steeds personen zijn die tot de natiën behoren; die dus Heidenen zijn. 

De enige kwalificatie die zij van de koning ontvangen is dat hij hen tot 2x toe als ''rechtvaardigen'' aanduidt (de vv 37 en 46). En waarom kwalificeert Jezus hen als zodanig?  Omdat zij zich het lot aantrokken van ''deze broeders van mij'' (vers 40). Alles wat zij voor hen deden, hebben zij - zonder dat zij het zelfs beseften - voor Jezus gedaan (de vv 35-40).
De enige redelijke conclusie moet zijn dat Jezus op zijn joodse broeders duidt (vergelijk Mattheüs 12:48-50), de leden van het Joodse Overblijfsel die uit de Grote verdrukking tevoorschijn zijn gekomen.

Vergelijk Mattheüs 24:20-22 en let eens op (in vers 20) hoe de vermelding van de sabbat op een onmiskenbare Joodse relatie duidt.
Ook Openbaring 7:13 en 14 bevat een indicatie die in dezelfde richting gaat. Zij die uit de Grote verdrukkingkomen, zijn onverwachts op het toneel van deze wereld verschenen. Zelfs Johannes kon niet zeggen waar zij zo ineens vandaan waren gekomen.

Uit veel passages in de Bijbel blijkt dat dit Joodse Overblijfsel het in de Grote verdrukking zwaar te verduren zal krijgen. Grote moeilijkheden zullen komen van de kant van een zogenaamde ''Kleine horen''.
Die horen – de Antichrist van de Eindtijd - zal de heiligen voortdurend bestoken, ja, hun macht verpletteren (Dn 12:7).

In Openbaring 13:7 worden dezelfde dingen aangekondigd in verband met het (nog) toekomstige optreden van het Beest uit de zee (zie Openbaring 13:1-8). Daaruit kan dan ook worden geconcludeerd dat in beide Bijbelboeken dezelfde waarheden voor de Eindtijd worden aangekondigd die elkaar qua informatie aanvullen en toelichten.
Zie verder in

''Deze broeders van mij'' van Mattheüs 25:40 hebben dan ook geen betrekking op Jezus' geestelijke broeders, de leden van de Gemeente die de echte christenen zijn!  Dit kan zelfs niet! Waarom? Omdat de Gemeente op dat late tijdstip, vlak voor de intrede van het Millennium, al enige tijd niet meer op aarde is, maar reeds is opgewekt en verheerlijkt.
Een en ander kan door een ieder worden nagetrokken door bestudering van zulke passages als 1 Thessalonicenzen 4:13-18 en 1 Korinthiërs 15:49-52 (doorscrollen).


Wederom wordt Abraham een talrijk zaad in het vooruitzicht gesteld, eveneens niet te tellen, maar in dit geval zo talrijk als de sterren des hemels:
Kijk toch naar de hemel en tel de sterren, als je ze kunt tellen. En Hij zei tot hem: Zo talrijk zal je zaad zijn.
Uiteraard komt deze passage overeen met punt a.) dat we hierboven eerder vermeldden [onder Genesis 22:15-18] en het ligt voor de hand om hierbij aan het hemelse deel van het beloofde zaad te denken. Welnu, dat ligt niet alleen voor de hand, maar de context geeft daartoe ook alle aanleiding.

Die context gaat namelijk in dit geval niet over het aardse Israël en hun Beloofde Land, maar over een toekomstige zoon die Abrahams erfgenaam zou zijn. Zie het verband: Genesis 15:1-6.
Die zoon werd in de eerste plaats Isaäk. Maar toen Abraham later de opdracht kreeg die eniggeborene van hem (bij Sara) ten slachtoffer te brengen werd Isaäk een profetisch beeld van Messias Jezus, de Zoon van de grotere Abraham, YHWH God.
Als het voornaamste zaad van Abraham zou Jezus tijdelijk hier op aarde als mens verschijnen, maar uiteindelijk zou hij tot zijn oorspronkelijke (geestelijke, hemelse) staat terugkeren. Want slechts dan zou hij in een positie zijn om de allereerste profetie met betrekking tot het zaad te vervullen, namelijk Genesis 3:15. 
ik zal vijandschap stellen tussen jou en de vrouw en tussen jouw zaad en haar zaad. Hij zal jou in de kop vermorzelen en jij zult hem in de hiel vermorzelen.
Alleen als een machtig hemels persoon zou hij Satan in de kop kunnen vermorzelen.

Het was evenwel Gods bedoeling dat zijn voornaamste Zoon in de rol van het hemelse zaad verbonden zou zijn met nog vele andere zonen, de leden van de christelijke gemeente. De leden van die gemeente zijn dan ook de enige en echte christenen.
De term christenen, in het Grieks χριστιανος (enkelvoud) in Handelingen 26:28 en 1 Petrus 4:16, en χριστιανοι(meervoud) in Handelingen 11:26 is afgeleid van Christus (Χριστος dat Gezalfde betekent en steunt op het werkwoord χριω d.i. zalven) en wordt in het NT uitsluitend op hen toegepast; nooit op een andere groep van mensen. Wat is daarvoor de verklaring?


De leden van de gemeente zijn ''in Christus''. Jezus gebruikte op de avond voor zijn dood de illustratie van de wijnstok om aan te geven hoe de verhouding tussen hem en zijn leerlingen zou zijn. In vers 4 zegt hij letterlijk volgens de Griekse tekst:
 Blijft in mij, en ik in jullie.
en in vers 5:
 Ik ben de wijnstok, jullie de ranken. Wie in mij blijft en ik in hem die draagt veel vrucht, want afgescheiden van mij kunnen jullie niets doen.

Dat christenen, Jezus' ware discipelen, ''in hem'' zijn, houdt in dat zij in hun verbondenheid met hem in al zijn ervaringen delen, zoals:

• Galaten 3:26-29
Want jullie allen zijn zonen van God, door het geloof in Messias Jezus. Want zovelen als er in [de] Messias werden gedoopt, hebben zich met [de] Messias bekleed. Er is geen Jood noch Griek, er is geen slaaf noch vrije; er is geen mannelijk en vrouwelijk: jullie allen zijn één in Messias Jezus. Indien jullie nu van [de] Messias [zijn], zijn jullie waarlijk zaad van Abraham; naar een belofte erfgenamen.
Omdat zij allen één ''in Messias Jezus'' zijn en ook  ''van [de] Messias'' zijn, vormen zij samen met hun Heer en Hoofd zaad van Abraham en wel het hemelse deel daarvan.
Met hem zijn zij erfgenamen in alles wat in verband met het Zaad is beloofd. Vergelijk Romeinen 8:17 waar wordt aangetoond dat zij tezamen met Christus erfgenamen van God zijn en wel op grond van hun kindschap.

• Kolossenzen 3:1-4
Indien jullie tezamen met de Messias werden opgewekt, zoekt dan de dingen boven, waar de Messias is, gezeten aan Gods rechterhand. Bedenkt de dingen boven, niet de dingen op de aarde. Want jullie zijn gestorven en jullie leven is tezamen met de Messias verborgen in God. Wanneer de Messias, jullie leven, openbaar gemaakt wordt, dan zullen ook jullie tezamen met hem openbaar gemaakt worden in heerlijkheid.
en Romeinen 8:19
Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods.

De aardse schepping, met inbegrip van de natiën [de Heidenvolken], wacht op het openbaar worden van Jezus en zijn Gemeente.


Christenen worden zoals Jezus zelf heeft geboden gedoopt, d.i. in water ondergedompeld als uitdrukking van hun geloof in hem.

Met  de onderdompeling is een diepgaande symboliek verbonden. Daarin wordt tot uitdrukking gebracht alles wat opgesloten ligt in het gezegde "in Messias Jezus gedoopt worden" (1 Korinthiërs 12:13Galaten 3:27). Het laatste is namelijk niet identiek aan de doop in water. Volgens de nbg-versie lezen we in Rm 6:3-7 het volgende:

Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen.
Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn met hetgeen gelijk is aan zijn opstanding; dit weten wij immers, dat onze oude mens mede gekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn; want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde.

In Messias Jezus gedoopt worden houdt in:
·       Delen in zijn dood: de oude persoon wordt als het ware met hem aan de paal gehangen, waardoor het lichaam der zonde (principieel) inactief of krachteloos is gemaakt. Zie vers 2: Christenen zijn naar de zonde gestorven. Hoe zouden zij daarin dan nog langer (bewust) kunnen leven!
·       Met hem begraven. 
·       Met hem levend gemaakt en opgewekt; impliceert voortaan in een nieuwheid des levens wandelen met de voorsmaak van een hemelse bestemming. Zoals Efeziërs 2:4-6 zegt:
Maar God, die rijk is aan barmhartigheid, heeft ons, vanwege zijn diepe liefde waarmee hij ons heeft liefgehad, toen óók wij doden waren in de overtredingen, levend gemaakt tezamen met de Messias – door liefderijke gunst zijn jullie geredde [mensen] – en mede opgewekt en mede doen plaats nemen in de hemelsferen in Messias Jezus.

Dat alles is nu reeds de ervaring van christenen als gevolg van hun geloof en doop. Zij zijn ''in Christus'' en Christus leeft ''in hen''. In Galaten 2:20 maakt Paulus deze waarheid bekend.  Als ware christen leidde Paulus een geheel nieuw leven. Zijn oude ''ik'' was met Christus aan de paal gehangen. Maar hij legt ook uit wat het geheim daarvan is. Hij verklaart namelijk ''Christus leeft in mij''. Dat is de ervaring niet slechts van Paulus maar van elke christen.
Met onze volledige onderdompeling in water gaven wij immers te kennen dat wij geloven dat onze Adamitische mens met Jezus aan zijn martelpaal gestorven is; dat wij mede met hem begraven werden.
Maar ook geven we dan uitdrukking aan ons geloof dat wij mede met hem werden opgewekt om voortaan te leven als een nieuwe schepping: in een nieuwheid des levens.


Hier legt Paulus uit dat het nieuwe leven dat een christen na zijn doop leidt, een leven is waarbij men door Gods geest wordt geleid. Die geest is inwonend en bevordert bij een christen de geest (de stemming of gezindheid) van Christus, waardoor de persoon zich realiseert dat hij in een nieuwe verhouding tot God is gekomen, als een zoon tot een Vader, precies zoals het geval is met Jezus die uiteraard altijd al Gods Zoon was. Vers 14 is erg verhelderend:
 Want allen die door Gods geest worden geleid, zijn Gods zonen

Beweren dat de christelijke doop nog iets anders kan betekenen, bijvoorbeeld dat die ook zou kunnen leiden tot een verlangen naar en een gezindheid voor een aardse bestemming, is een door mensen verzonnen idee en volkomen in strijd met alles wat het NT leert. Ook de gedachte dat de leden van de christelijke gemeente reeds sinds lang bijeengebracht zouden zijn is een menselijk verzinsel.
Zoals hierboven reeds werd aangetoond gaat volgens Romeinen 11:25 dat bijeenbrengen tot op de dag van vandaag nog altijd voort. En waarom? Omdat de verharding van aards Israël nog niet is doorbroken. Als volk bevindt ze zich nog steeds in haar opgesloten toestand van ongehoorzaamheid. Die historische werkelijkheid, voor een ieder waarneembaar, steunt ons dermate in onze overtuiging dat we volkomen zeker kunnen zijn van onze zaak.


Ik vraag jullie dan dringend, ik, de geboeide in [de] Heer, te wandelen de roeping waarmee jullie geroepen werden, waardig. Met alle nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, elkaar in liefde verdragend. Je beijverend de eenheid des geestes te bewaren in de verenigende band van de vrede: één Lichaam en één geest, gelijk jullie ook geroepen werden in één hoop van jullie roeping; één Heer, één geloof, één doop; één God en Vader van allen, die over allen en door allen en in allen [is].

Christenen worden geroepen tot "de ene hoop". En zoals we hebben gezien is die ene hoop hemels van karakter.
De aardse verwachting is van oudsher kenmerkend geweest voor het Joodse volk en zal ook aan hen vervuld worden. Door middel van de opstanding der "rechtvaardigen'' zullen vele getrouwen uit de oudheid zich in een vroeg stadium van het Millennium bij het joodse Overblijfsel voegen om tezamen tot zegen te zijn van de natiën, de Heidenvolken.
Vergelijk ondermeer Daniël 12:13;  Lukas 14:14;  Handelingen 24:15
En Psalm 45:16 met een verwijzing naar Jesaja 32:1.
Maar het burgerschap van een christen bestaat in de hemelen.


Want ons burgerschap bestaat in de hemelen, van waaruit wij ook vurig een redder verwachten, Heer Jezus Messias, die het lichaam van onze vernedering van gedaante zal veranderen tot gelijkvormigheid aan het lichaam van zijn heerlijkheid, overeenkomstig de werking dat hij in staat is ook alle dingen aan zich te onderwerpen.

Buiten het feit dat christenen, gelijk iedereen, burgers zijn van een land, van een stad of dorp, zijn zij tevens burgers van het koninkrijk Gods en dat zelfs in de eerste plaats.
Toen zij door Gods liefderijke gunst werden geroepen in Messias Jezus, werden zij 
geschikt gemaakt om deel te hebben aan het erfgoed van de heiligen in het licht, ontrukt aan de macht der duisternis en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde.
Bijgevolg leven zij thans in de hoop die voor hen is weggelegd in de hemelen (Ks 1:5, 13-14).

Dus waar ook woonachtig in deze wereld, christenen zijn allereerst hemelburgers. In ons nieuwe leven van de geest is ons denken en al ons streven dan ook op dat nieuwe vaderland gericht, alsook op de goddelijke zaken die daarmee verband houden.
Dat brengt met zich mee dat wij tevens leven in de verwachting van de verandering van natuur, wat verwezenlijkt zal worden bij 
de uitopstanding, die welke uit [de] doden is (Fp 3:11).

In 1 Thessalonicenzen 4 onthulde Paulus dat dit gaat gebeuren bij de Opname, wanneer de Heer zelf, bij het aanbreken van zijn paroesie, uit de hemel neerdaalt.
Vandaar dat hij hier kan schrijven dat wij, christenen, vurig naar dat gebeuren uitzien. Maar nu noemt hij Jezus niet slechts de Heer, maar meer uitgebreid: 
Redder, Heer Jezus Messias.

De bewering dat er christenen kunnen zijn met een geheel ander profiel, houdt in het licht van de Paulus’ brieven geen stand. YHWH God die de apostel inspireerde om al die grootse waarheden in verband met het heilige geheim van de Gemeente op te tekenen, heeft geen dubbelzinnig beeld verschaft.
Neem maar eens de tijd om zulke Schriftdelen als Efeziërs 3:1-9 en  Kolossenzen 1:25-27 te beschouwen. Men zal dan zien wat dat heilige geheim precies inhoudt:

Het is Christus in jullie, de hoop der heerlijkheid.

Dat is, samengevat, het profiel van een christen. Een ander profiel bestaat niet!


-.-.-.-

Geen opmerkingen: