Openbaring van Yeshua Masjiach
Hoofdstuk 6
Enkele uitgangspunten om de Apocalyps te verklaren:
· Een profetisch boek toegevoegd aan de boeken van het OT om de Joden van de Eindtijd tot richtsnoer te zijn.
· De gebeurtenissen voltrekken zich voor een groot gedeelte in de 70ste Jaarweek der Joden, wanneer YHWH Elohim de draad der geschiedenis in verband met zijn uitverkoren volk weer oppakt.
· De christelijke Gemeente bevindt zich dan [waarschijnlijk] niet meer op aarde omdat ze bij het begin van de 70ste Week is weggerukt in de 'Opname'.
Tekst
1 En ik zag toen het Lam één der zeven zegels opende, en ik hoorde één van de vier Levende wezens zeggen als met een geluid van donder: Kom!
2 En ik zag en zie een wit paard en degene die er op zit hebbend een boog, en hem werd een kroon gegeven; en hij trok er op uit, overwinnend en om te overwinnen.
3 En toen hij het Tweede zegel opende, hoorde ik het tweede Levende wezen zeggen: Kom!
4 En een ander paard, vuurrood, trok uit. En aan degene die er op zit werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, zodat men elkaar zal afslachten; en hem werd een groot zwaard gegeven.
5 En toen hij het Derde zegel opende, hoorde ik het derde Levende wezen zeggen: Kom! En ik zag, en zie een zwart paard en degene die er op zit hebbend een weegschaal in zijn hand.
6 En ik hoorde als een stem te midden van de vier Levende wezens zeggen: een liter tarwe voor een denarius en drie liter gerst voor een denarius, en breng geen schade toe aan de olijfolie en de wijn.
7 En toen hij het Vierde zegel opende, hoorde ik de stem van het vierde Levende wezen zeggen: Kom!
8 En ik zag, en zie een lijkbleek paard, en degene die daarop zit [draagt] als naam Dood. En de Hades kwam achter hem aan. En hun werd macht gegeven op het vierde deel van de aarde, om te doden met zwaard en met honger en met dood en door de beesten der aarde.
9 En toen hij het Vijfde zegel opende zag ik beneden het altaar de zielen van hen die geslacht waren wegens het woord Gods en vanwege het getuigenis dat zij plachten te hebben.
10 En zij schreeuwden met een luide stem zeggend: Hoe lang nog, heilige en waarachtige Meester, voordat gij oordeelt en ons bloed wreekt op hen die op de aarde wonen?
11 En aan een ieder van hen werd een wit gewaad gegeven en hun werd gezegd nog een korte tijd te rusten, totdat ook het getal van hun mededienaren en broeders vol zou zijn, degenen die op het punt staan gedood te worden evenals zij.
12 En ik zag toen hij het Zesde zegel opende, en een grote aardbeving geschiedde, en de zon werd zwart als een haren rouwzak, en de gehele maan werd als bloed,
13 en de sterren des hemels vielen naar de aarde, zoals een vijgenboom, geschud door een krachtige wind, haar onrijpe vijgen afwerpt.
14 en de hemel week terug als een boekrol die wordt opgerold; en elke berg en [elk] eiland werden van hun plaatsen verwijderd.
15 En de koningen der aarde en de hoogwaardigheidsbekleders en de oversten over duizend en de rijken en de sterken en elke slaaf en vrije verborgen zich in de spelonken en rotsen der bergen,
16 en zij zeggen tot de rotsen en de bergen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van hem die op de troon zit en voor de gramschap van het Lam.
17 Want de Grote Dag van hun gramschap kwam en wie kan standhouden?
Exegese
1 και ειδον οτε ηνοιξεν το αρνιον μιαν εκ των επτα σφραγιδων και ηκουσα ενος εκ των τεσσαρων ζωων λεγοντοςως φωνη βροντης ερχου
2 και ειδον και ιδου ιππος λευκος και ο καθημενος επ αυτον εχων τοξον και εδοθη αυτω στεφανος και εξηλθεννικων και ινα νικηση
En ik zag toen het Lam één der zeven zegels opende, en ik hoorde één van de vier Levende wezens zeggen als met een geluid van donder: Kom! En ik zag en zie een wit paard en degene die er op zit hebbend een boog, en hem werd een kroon gegeven; en hij trok er op uit, overwinnend en om te overwinnen
De uitleggingen van de zogeheten apocalyptische ruiters zijn legio en onderling tegenstrijdig. Wij menen dat de veiligste weg is deze 'ruiters' te zien in het licht van het bekende hoofdstuk 24 van het Mattheüs' Evangelie, waar Yeshua de vraag van zijn leerlingen begint te beantwoorden: Wat zal het teken zijn van je paroesie en van de voleinding der eeuw? Mt 24:3.
Toen hij dit deed sprak hij over hun hoofden heen tot hun representanten van de Eindtijd, Joden die in de 70ste Week Yeshua als de Masjiach zullen belijden, de uitverkorenen en heiligen in die periode van overgang naar het Millennium.
Yeshua begon zijn antwoord aldus:
Let op dat niemand jullie misleidt, want velen zullen komen op [basis van] mijn naam en zeggen "Ik ben de Messias" en zij zullen velen misleiden (Mt 24:5, 6).
Met die woorden kondigde hij de verschijning van de eerste ruiter aan, de Antichristelijke macht, die met succes zal voorgeven de Messias te zijn waarop de Joden die Yeshua nooit aanvaard hebben, al eeuwen wachten. De velen die door zijn valse claims misleid zullen worden, zijn dus vooral degenen onder het Joodse volk die hun verzet tegen Yeshua nooit zullen opgeven en die derhalve in hun situatie van verharding jegens hem zullen blijven.
Oók in Dn 9:27, waaraan Yeshua gedacht moet hebben wordt melding gemaakt van die velen, de grote meerderheid der Joden die zich maar al te graag met de Antichrist zal willen verbinden: En naar velen zal hij een verbond kracht bijzetten één zeven. En op de helft van de zeven zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden.
In 2Th 2:1-12 komen we daarnaast te weten dat gelijktijdig binnen het zogenaamd christelijke domein zich de Grote Afval zal voordoen, en dat eveneens als resultaat van de verschijning van de Antichrist. De apostel Paulus omschrijft hem als de Mens der Wetteloosheid, de Zoon der Vernietiging, de Tegenstander, die zich verheft boven al wat god of voorwerp van verering heet, zodat hij zich neerzet in het tempelheiligdom [naos] van de God en zichzelf laat zien dat hij een god is.
Paulus onthult tevens dat niets van dit alles bij toeval plaats vindt; integendeel, zijn verschijning en optreden dient Gods plan. YHWH Elohim zelf zendt op deze wijze een werking van dwaling zodat zij geloof hechten aan de leugen, opdat allen geoordeeld worden die de waarheid niet hebben geloofd, maar behagen hebben geschept in onrechtvaardigheid.
De apostel noemt een en ander een mysterie, een geheimenis daarom, en voegt daaraan nog toe dat die Mens der Wetteloosheid en daarmee ook het mysterie der wetteloosheid pas geopenbaard kunnen worden, wanneer
- iets wat [vers 6];
- of: hij die [vers 7] tegenhoudt, niet langer in de weg staat.
Men vermoedt dat de apostel daarmee indirect op de Christelijke Gemeente doelt, speciaal op de laatste generatie van Christenen die plotseling, tijdens de paroesie en de Dag die de Heer toebehoort, van de aardbodem verdwijnt door de Opname (1 Th 4:15-17; 1Ko 15:23, 51-52).
Maar daarmee zal ook aan de werking van de heilige geest, waardoor sinds Pinksteren 33 AD de leden der Gemeente geleid werden, een einde komen.
De religieuze leemte die daarmee ontstaat wordt dan blijkbaar meteen door de Antichrist opgevuld, zodat niet alleen de ongelovige Joden, doch ook zij die 'christelijk' heten, maar dat slechts in naam zijn, de gelegenheid ontvangen voor de leugen te kiezen.
Door Gn 6:1-5 in het licht te zien van de NT-Geschriften kan men concluderen dat de antichristelijke macht alles te maken heeft met de gevallen engelen of de ontrouwe zonen Gods die zich in de periode voorafgaand aan de Vloed bij Satan in diens opstand aansloten.
Toen de Vloed kwam werden zij gedwongen hun gematerialiseerde manlijke gestalten op te geven. Sindsdien verkeren zij in een vernederde toestand, waarin zij als in een kerker bewaard worden voor het oordeel van de Grote Dag.
Wanneer daarom door de 4 Levende wezens bij het verbreken van de eerste 4 zegels telkens wordt gezegd: Kom! [of: Ga!], suggereert dit eens te meer dat de Antichrist eenvoudig wordt gesommeerd om de in de boekrol aangegeven handelingen ook daadwerkelijk te verrichten. Een situatie derhalve die vergelijkbaar is met gevangenen die niets anders kunnen doen dan gegeven bevelen opvolgen.
Indien deze visie correct is, zou dit er mogelijk op duiden, dat de 4 Levende wezens vergeleken kunnen worden met gevangenbewaarders. Door hun tussenkomst heeft God voortdurend de teugels in handen; met het aanbreken van de Dag van de Heer is de tijd gekomen om de gevangen gehouden geesten een mate van vrijheid te vergunnen die slechts op zijn voorwaarden benut mag worden. In dit geval om als een werking van dwaling [de Leugen] te dienen.
Vergelijk Sp 16:4.
Omdat de 4 Levende wezens blijkbaar optreden in de volgorde van Op 4:7, spreekt eerst het Levende wezen dat gelijkt op een leeuw. Wellicht wijst dit er op dat de Antichrist, zinnebeeldig als ruiter gezeten op een wit paard, zich op bedrieglijke wijze zal voordoen als de Messias, in het bijzonder als de moedige en rechtvaardige Leeuw uit de stam Juda.
In die situatie wordt de Antichrist gezien met een boog, maar zonder pijlen. En omdat hij er op uit gaat overwinnend en om te overwinnen, neemt men algemeen aan dat hij in het begin van zijn optreden zich zal voordoen als de Vredevorst en dat zijn eerste overwinning bloedeloos zal zijn (Gn 49:9; Js 9:6).
Ogenschijnlijk brengt die Eerste ruiter vrede op aarde. Dat kan ondermeer afgeleid worden uit Op 6:4 waar we zullen zien dat de Tweede ruiter juist de vrede van de aarde wegneemt. En wanneer we er dan bovendien van uitgaan dat de ruiters niets anders dan opeenvolgende fases in de desastreuze loopbaan van de Antichrist vertegenwoordigen, wordt het nog duidelijker dat de vrede die hij brengt vals is.
Maar het zou heel goed kunnen dat die ontwikkeling grote euforie zal veroorzaken in het Midden-Oosten, in het bijzonder bij de Joden. Zijn overwinning in die vroege fase van zijn carrière zal daarom eerder een overwinning op de geest en de wil van de mensen op aarde zijn, en zal uiterlijk zichtbaar worden in de grootschalige Afval die voor de laatste dagen is voorzegd (2Th 2:3; 2Tm 3:1-6).
4 και εξηλθεν αλλος ιππος πυρρος και τω καθημενω επ αυτον εδοθη αυτω λαβειν την ειρηνην εκ της γης και ινααλληλους σφαξουσιν και εδοθη αυτω μαχαιρα μεγαλη
En toen hij het Tweede zegel opende, hoorde ik het tweede Levende wezen zeggen: Kom! En een ander paard, vuurrood, trok uit. En aan degene die er op zit werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, zodat men elkaar zal afslachten; en hem werd een groot zwaard gegeven
Al vlug in zijn korte maar heftige carrière toont de Antichrist zijn ware ambities. Begonnen als een Kleine horen, wordt zijn aanblik in korte tijd groter dan die van zijn metgezellen, de tien horens op de kop van het vreeswekkende, verschrikkelijke en ongewoon sterke vierde Beest van Daniël hoofdstuk 7, de vv 11 tm 27. Met diens opkomst vindt een heropleving plaats van een oud segment der Romeinse wereldmacht. Zie het commentaar bij Op 13:3-4.
Zijn expansiedrift is profetisch zichtbaar in het feit dat hij oprijst te midden van die 10 horens en dat voor hem 3 horens [koningen] moeten wijken. Zie Dn 7:7-8 en het commentaar bij Openbaring 13:1-2.
De gebeurtenissen van het Tweede zegel vervullen dan ook Yeshua's voorzegging van Mt 24:6-7a:
Jullie zullen horen van oorlogen en berichten van oorlogen; ziet toe dat jullie niet worden verschrikt. Want deze dingen moeten geschieden, maar het einde is er nog niet. Want natie zal tegen natie opstaan en koninkrijk tegen koninkrijk.
De Tweede ruiter vertegenwoordigt dus vooral bloedige oorlogvoering, waarin velen op aarde zich zullen laten meeslepen, met een grote slachting als resultaat. Dit bereikt hij door eenvoudig de vrede van de aarde weg te nemen.
Vrede op aarde is een gave van God aan de mensen; wanneer hij dus toestaat dat die vrede wordt weggenomen is het resultaat dat men elkaar zal afslachten, te meer omdat aan de berijder van het vuurrode paard een groot zwaard werd gegeven. Daarmee zal de euforie over de 'vrede' van het Eerste zegel snel tot het verleden behoren.
Wellicht zinspeelde de apostel daarop toen hij in 1Th 5:1-3 schreef:
Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat jullie geschreven wordt; want jullie zelf weten zeer goed, dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht. Zodra de mensen zeggen: "Vrede en zekerheid", treft hun een plotseling ongeluk, als de weeën een zwangere vrouw; en zij zullen geenszins ontkomen.
In het profetische Woord wordt deze fase in de loopbaan van de Antichrist geregeld getypeerd als een tijd van anarchie, verwoesting en verderf:
Is dit de man, die de aarde deed beven, die koninkrijken deed sidderen; die de wereld tot een woestijn maakte en haar steden afbrak; die zijn gevangenen niet naar huis liet keren? (Js 14:16-17).
Een leeuw is opgerezen uit zijn struikgewas, een verderver der natiën is uitgetrokken, uitgegaan uit zijn plaats, om uw land tot een woestenij te maken; uw steden zullen verwoest worden, zodat er geen inwoners zijn (Jr 4:7).
Zie ook Js 10:5-7, 13-14; 19:1-4 en Jr 25:15-29.
Volgens Op 4:7 heeft het tweede Levende wezen dat de ruiter op het vuurrode paard te voorschijn roept, de gelijkenis van een jonge stier. Dit zou er op wijzen dat de Antichrist in dit zegel Yeshua nabootst als de machtige Messiaanse legeraanvoerder van Op 19:11-16. Neem ook nota van Js 10:13
Want de koning [de Assyriër] heeft gezegd: Ik deed dit op eigen kracht, aan mijn wijsheid heb ik dit te danken, ik heb immers inzicht. De grenzen tussen de volken hief ik op, hun voorraden sleepte ik weg. Als een stier liep ik de koningen omver.
(GNB).
5 και οτε ηνοιξεν την σφραγιδα την τριτην ηκουσα του τριτου ζωου λεγοντος ερχου και ειδον και ιδου ιπποςμελας και ο καθημενος επ αυτον εχων ζυγον εν τη χειρι αυτου
6 και ηκουσα ως φωνην εν μεσω των τεσσαρων ζωων λεγουσαν χοινιξ σιτου δηναριου και τρεις χοινικες κριθωνδηναριου και το ελαιον και τον οινον μη αδικησης
En toen hij het Derde zegel opende, hoorde ik het derde Levende wezen zeggen: Kom! En ik zag, en zie een zwart paard en degene die er op zit hebbend een weegschaal in zijn hand. En ik hoorde als een stem te midden van de vier Levende wezens zeggen: een liter tarwe voor een denarius en drie liter gerst voor een denarius, en breng geen schade toe aan de olijfolie en de wijn
Het is het derde Levende wezen met het gezicht als van een mens die de ruiter op het zwarte paard, een zinnebeeld van hongersnood, te voorschijn roept. Toegepast op de ruiter zien we de Antichrist onder dit zegel optreden als voedselbeheerder. Ook in dit opzicht bootst hij Masjiach Yeshua – het Brood des Levens - op bedrieglijke wijze na.
Zie Gn 41:55-57 en Jh 6:35, 48.
Voedsel zal dan schaars zijn, gezien de prijzen die gevraagd worden. Voor zowel een maat tarwe als voor drie maten gerst, zinnebeeldig voor de directe levensbehoeften, moet een vol dagloon betaald worden (Mt 20:2).
De gebeurtenissen onder dit zegel heeft Yeshua in zijn Eindtijdrede aangekondigd: Er zullen dan hier dan daar hongersnoden zijn (Mt 24:7b).
Kennelijk op verschillende plaatsen over de hele wereld zullen er hongersnoden zijn, en het lijkt waarschijnlijk dat de oorlogvoering van zegel twee veel daarmee te maken zal hebben. Maar we moeten ook in gedachten houden dat de zegels uitdrukkingen zijn van Gods strafgerichten (Ez 14:21), waarbij elk strafgericht een eigen karakter heeft, dus onderling niet van elkaar afhankelijk behoeven te zijn.
Langdurige periodes van droogte kunnen bijvoorbeeld ook hongersnoden veroorzaken. Droogte als uitdrukking van Gods misnoegen en oordeel, zou in overeenstemming zijn met de profetie in Dt 28:23-24.
Zie ook Jr 14:1-7 en Ez 4:16-17.
De stem die uit het midden van de vier Levende wezens hoge prijzen aankondigt wegens schaarste aan voedsel, schijnt de hongersnood enigszins te verzachten door ook te zeggen: En breng geen schade toe aan de olijfolie en de wijn.
Jk 2:13 vermeldt het beginsel: Barmhartigheid juicht in triomf over oordeel.
Het kan dus zijn dat hier Gods barmhartigheid in beeld is, waardoor het oordeel van het Derde zegel wordt getemperd.
Naar verluidt zouden destijds in Klein-Azië, in de tijd van Johannes, olie en wijn tot de gewone gebruiksmiddelen behoord hebben. De Samaritaan die medelijden had met de (joodse) man die in handen van rovers was gevallen die hem halfdood achterlieten, verbond diens wonden en goot er olie en wijn op (Lk 10:30-34).
Maar dat hierover ook geheel anders kan worden gedacht blijkt ondermeer uit het commentaar dat de The Expositor's Bible Commentary geeft op de frase << en breng geen schade toe aan de olijfolie en de wijn >>.
“Die woorden worden over het algemeen beschouwd als een verzachting van de ernst van de eerder beschreven hongersnood, en als een belofte dat God zijn gramschap niet volledig toont.
Maar die interpretatie kan nauwelijks worden aanvaard. Niet alleen verzwakt het de kracht van de bedreiging, maar de betekenis die aldus aan de figuur wordt gegeven, is volledig misplaatst. Olie en wijn waren voor de rijken, niet voor de armen; voor het feest en niet om te voorzien in de gemeenschappelijke behoeften van het leven. Noch zou iemand die honger leed daarin een vervanging voor brood hebben gevonden.
De betekenis van de woorden moet daarom in een geheel andere richting worden gezocht. Zoals de Psalmist te kennen geeft in Psalm 23 << Gij maakt voor mijn aangezicht een tafel in orde ten aanschouwen van hen die blijk geven van vijandschap jegens mij. Met olie hebt gij mijn hoofd ingewreven; mijn beker is welgevuld >>.
Dát is de ‘tafel’ waarnaar hier wordt verwezen.
Ze is gereed gemaakt voor de rechtvaardigen te midden van de strijd van de wereld en in de aanwezigheid van hun vijanden. Olie is er in overvloed om de hoofden van de gelukkige gasten te zalven, en hun bekers zijn zo vol dat ze overlopen.
In de beschouwde woorden hebben we dienovereenkomstig geen beperking van de gevolgen van hongersnood. De wijn en de olie, zijn een figuur van de zorg waarmee God over zijn eigen volk waakt en in al hun behoeften voorziet.
Terwijl zijn oordelen zich op aarde bevinden, worden zij beschermd in de holte van zijn hand. De wereld heeft misschien honger, maar zij worden gevoed. Zoals de zonen van Israël licht hadden in hun woningen, terwijl het land van Egypte in duisternis verkeerde, zo hebben Jezus’ volgelingen alles en meer dan alles wat zij nodig hebben.
Bovenstaande toelichting door The Expositor's Bible Commentary – dat er in de Eindtijd, tijdens Jezus’ paroesie, door YHWH God voorzien zal worden in de geestelijke behoeften van het Joodse Overblijfsel - sluit bovendien ook nu weer aan bij Mattheüs 24. Denk aan 24:45-47, volgens de TELOS vertaling:
Wie is dan de trouwe en wijze slaaf, die de Heer over zijn huisbedienden gesteld heeft om hun het voedsel te geven op de juiste tijd?
Gelukkig die slaaf, die zijn Heer, als hij komt, zo bezig zal vinden.
Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezittingen zal stellen.
Gelukkig die slaaf, die zijn Heer, als hij komt, zo bezig zal vinden.
Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezittingen zal stellen.
8 και ειδον και ιδου ιππος χλωρος και ο καθημενος επανω αυτου ονομα αυτω [ο] θανατος και ο αδης ηκολουθειμετ αυτου και εδοθη αυτοις εξουσια επι το τεταρτον της γης αποκτειναι εν ρομφαια και εν λιμω και εν θανατω καιυπο των θηριων της γης
En toen hij het Vierde zegel opende, hoorde ik de stem van het vierde Levende wezen zeggen: Kom! En ik zag, en zie een lijkbleek paard, en degene die daarop zit [draagt] als naam Dood. En de Hades kwam achter hem aan. En hun werd macht gegeven op het vierde deel van de aarde, om te doden met zwaard en met honger en met dood en door de beesten der aarde
Omdat hier de effecten van de ruiters twee, drie en vier worden samengevat, achtereenvolgens oorlog, honger en pest [dood], concluderen we dat het lijkbleke paard met zijn berijder de gevreesde gesel van de pest vertegenwoordigt; vroeger ook wel de zwarte dood genoemd; dit komt overeen met de benaming van de ruiter: Dood.
Van de grote pestepidemieën uit het verleden is bekend dat ze in korte tijd miljoenen slachtoffers maakten. Geen wonder dan ook dat het dodenrijk, de Hades, die ruiter op de voet volgt om als het ware al die slachtoffers te verzwelgen.
Omdat in Op 20:11-15 wordt getoond dat de Hades in het Millennium al de doden in haar zal moeten teruggeven door middel van de opstanding, komen we tot de gevolgtrekking dat de strafgerichten van de eerste vier zegels geen definitieve oordelen zijn; ze brengen geen ondergang, eerder tuchtiging.
Oorlog, hongersnood en pest vormden in het verleden het lugubere trio waardoor ongeveer alle rampspoeden werden samengevat. Zonder onderscheid vielen mensen daaraan ten slachtoffer.
Dat Johannes aanvullend nog dood door wilde beesten vermeldt, is niet vreemd aangezien wilde dieren door oorlog, hongersnood en pest ontvolkte landstreken gemakkelijk kunnen binnendringen en onveilig maken.
Ook Yeshua heeft voor de Eindtijd pestilentiën aangekondigd:
Er zullen dan hier dan daar pestilentiën zijn (Lk 21:11).
Dus evenals de hongersnoden zullen de gevolgen van de zwarte dood overal op aarde merkbaar zijn.
Dat een vierde deel van de aarde door dood en verderf wordt getroffen, getuigt opnieuw van het feit dat de strafgerichten - hoewel de aarde er zwaar door wordt getroffen - geen eindoordelen zijn. Wellicht dat sommigen zich in oprechtheid op de betekenis er van zullen bezinnen, maar zoals gewoonlijk het geval is zal door de meerderheid het leven op de gebruikelijke wijze worden voortgezet.
In Ez 14:21-22 wordt de combinatie van de vier strafgerichten profetisch aangekondigd als de rampspoed die YHWH Elohim over de stad Jeruzalem brengt wegens de ontrouw van haar bewoners [zie de context 14:12-23]:
Want dit heeft de Heer YHWH gezegd: ’Zo ook wanneer mijn vier schadelijke strafgerichten er zullen zijn, zwaard en hongersnood en schadelijk wild gedierte en pestilentie, die ik over Jeruzalem zal zenden om mens en dier af te snijden. Maar zie! een Rest van ontkomenen zal eruit worden geleid; zonen en dochters, hier zijn zij! Zij gaan uit naar u, en gij zult hun gedrag en hun handelingen zien. En gij zult getroost worden over de rampspoed die ik over Jeruzalem gebracht zal hebben, over alles wat ik over haar heb doen komen.’
Het tezamen vermelden van de Dood en de Hades verschaft ons een afdoend bewijs dat de ruiters van de eerste vier zegels de ene Antichrist vertegenwoordigen, maar op vier verschillende manieren gemanifesteerd. Dit blijkt uit een vergelijking met Js 28:15, 18-19, waar de leiders van Jeruzalem in Jesaja’s tijd door hun daden hadden gezegd:
Wij hebben een verbond gesloten met de Dood, en met Sjeool hebben wij een visioen tot stand gebracht; de overstromende gesel, ingeval die doortrekt, zal ons niet bereiken, want wij hebben leugen tot onze toevlucht gemaakt en in bedrog hebben wij ons verborgen.
In verband met de dreiging van het naderende Assyrische leger hadden zij heimelijk een verdrag met Egypte gesloten. Zij achtten zich dus veilig voor de Assyriër die door Jesaja was aangekondigd onder het dubbele beeld van een gesel en overstroming.
Evenzo zal het ontrouwe Israël van de 70ste Week een verbond sluiten met de tegenbeeldige Assyriër, de Antichrist, of daarvan op zijn minst blijk geven door het standpunt dat zij dan zullen innemen. Tot hun schade zullen zij bemerken dat dit verbond met de Dood en Hades [Grieks voor Sjeool] geen stand zal houden. Het zal op verraderlijke wijze door de Antichrist worden verbroken (Dn 9:27; Js 33:8; Ps 55:20-21).
Het zal hun derhalve vergaan zoals Jesaja’s tijdgenoten die niet op God vertrouwden:
En jullie verbond met de Dood zal ontbonden worden, en jullie visioen met Sjeool zal geen stand houden. De overstromende gesel, wanneer die doortrekt, dan zullen jullie erdoor vertrapt worden.
9 και οτε ηνοιξεν την πεμπτην σφραγιδα ειδον υποκατω του θυσιαστηριου τας ψυχας των εσφαγμενων δια τονλογον του θεου και δια την μαρτυριαν ην ειχον
10 και εκραξαν φωνη μεγαλη λεγοντες εως ποτε ο δεσποτης ο αγιος και αληθινος ου κρινεις και εκδικεις το αιμαημων εκ των κατοικουντων επι της γης
11 και εδοθη αυτοις εκαστω στολη λευκη και ερρεθη αυτοις ινα αναπαυσονται ετι χρονον μικρον εως πληρωθωσινκαι οι συνδουλοι αυτων και οι αδελφοι αυτων οι μελλοντες αποκτεννεσθαι ως και αυτοι
En toen hij het Vijfde zegel opende zag ik beneden het altaar de zielen van hen die geslacht waren wegens het woord Gods en vanwege het getuigenis dat zij plachten te hebben. En zij schreeuwden met een luide stem zeggend: Hoe lang nog, heilige en waarachtige Meester, vóórdat gij oordeelt en ons bloed wreekt op hen die op de aarde wonen? En aan een ieder van hen werd een wit gewaad gegeven en hun werd gezegd nog een korte tijd te rusten, totdat ook het getal van hun mededienaren en broeders vol zou zijn, degenen die op het punt staan gedood te worden evenals zij.
Zoals we zagen corresponderen de eerste vier zegels met Mt 24:4-7.
In Mt 24:8 maakte Yeshua daarover een tussentijdse balans op door te verklaren: Dat alles is het begin der weeën.
Naar het zich laat aanzien markeerde hij met die opmerking de overgang van de 1e naar de 2e helft van de 70ste Week. Kenmerkend voor de Tweede helft zal de Grote Verdrukking zijn als het directe resultaat van de oprichting of het plaatsen van de gruwel der verwoesting (Mt 24:15).
Maar voordat Yeshua de details daarover aankondigde maakte hij eerst bekend hoe het degenen onder de Joden zou vergaan die een getrouw standpunt zullen innemen tijdens de eerste jaren van de 70ste Week, wanneer er sprake is van het begin der weeën:
Dan [in die vroege periode van de opkomst van de Antichrist] zal men jullie onderdrukken en doden, en jullie zullen door alle volken worden gehaat omwille van mijn naam. Velen zullen dan ten val komen, ze zullen elkaar verraden en elkaar haten. Er zullen talrijke valse profeten komen die velen zullen misleiden. En doordat de wetteloosheid toeneemt, zal bij velen de liefde bekoelen. Maar wie standhoudt tot het einde, zal worden gered.
(Mt 24:9-13; nbv)
En het is precies deze ontwikkeling die onder het Vijfde zegel verschijnt. Leden van het Overblijfsel zullen wegens hun getuigenis wereldwijd veel tegenstand ontmoeten en niet weinigen onder hen zullen de haatdragende vervolging met de dood bekopen; afgeslacht als het ware wegens het spreken van het goddelijk Woord.
Terwijl dus de Grote Verdrukking zal komen in de Tweede helft, is er ook tijdens de Eerste helft van de Week al sprake van verdrukking. Maar gelet op wat nog staat te gebeuren tijdens de Tweede helft, is het goed te begrijpen dat God aan de zielen onder het altaar laat weten dat met hen het getal der 'martelaren' (nog) niet vol is.
Hun gewelddadige dood in Gods dienst beschrijft Johannes als een offerdaad; hun zielen ziet hij aan de voet van het brandofferaltaar in het Voorhof van de tegenbeeldige Tabernakel. Niet verwonderlijk want destijds, in OT tijden, sprenkelden de priesters het bloed van de dierlijke offers rondom of op het altaar. Ook goten zij het uit aan de voetvan het altaar.
Het verband tussen de ziel en het bloed op het offeraltaar, wordt in Lv 17:11 gelegd: Want de bezieling van het vlees, in het bloed zit die, en dat heb ik u op het altaar gegeven om verzoening te vragen over uw zielen; want dat bloed,- door de ziel erin vraagt het verzoening (Naardense bijbel).
De ziel, het Hebreeuwse nefesj, is duidelijk fysiek; ze is niet iets schimmigs geestelijk. In de Schrift wordt de ziel vooral geassocieerd met het levensbloed; daarin schuilt dan ook de offerkracht.
Wanneer Johannes dus onder het altaar de zielen ziet van hen die geslacht zijn, ziet hij vooral hun bloed. Maar omdat het bloed hun zielen vertegenwoordigt, beschrijft hij het bloed in de vorm van een teken: hun zielen. De martelaren om wie het gaat, hebben hun bloed (ziel) geofferd in Gods dienst. Vergelijk Fp 2:17; 2Tm 4:6.
In zo'n tekensituatie kan het bloed (de zielen) ook 'spreken':
Hoe lang nog, heilige en waarachtige Meester, voordat gij oordeelt en ons bloed wreekt op hen die op de aarde wonen?
Dat onschuldig vergoten bloed kan "spreken" blijkt wel uit het geval van de eerste martelaar, Abel. Zie Gn 4:10
En Hij zei: Wat hebt gij gedaan? Hoor, het bloed van uw broeder roept tot Mij van de aardbodem.
In Hb 12:24 zinspeelt de apostel daarop, door vast te stellen dat het bloed van Middeeshua op een betere wijze spreekt dan Abel; niet roepend om wraak, maar om verzoening.
Gods wraak voor al het onschuldige bloed dat dan zal worden vergoten, maar tevens ook voor al het andere bloed dat in de loop der historie is vergoten, wordt bij herhaling in de Bijbel aangekondigd:
Want zie, YHWH verlaat zijn plaats om de ongerechtigheid der bewoners van de aarde aan hen te bezoeken; dan zal de aarde het op haar vergoten bloed aan het licht brengen en haar verslagenen niet langer bedekken (Js 26:21).
Een belangwekkende vraag is evenwel: Waarom roepen de geslachte zielen juist nu, op de helft van de Jaarweek tot God, de heilige en waarachtige Meester van het huis [Grieks: despotès], om die wraak? Of beter, zij vragen zich eigenlijk af hoe lang God die wraak nog uitstelt.
Hoe lang nog is de roep van de OT rechtvaardige die God om redding bidt uit de hand van verdrukkers. Zie Ps 13:2-3;35:17; 74:10; 79:5; 80:5; 94:3.
Het antwoord is blijkbaar dat rond die tijd het koninkrijk van de wereld het koninkrijk wordt van onze Heer en zijn Messias (Op 11:15). Maar dat houdt in eerste instantie in het herstel van het koninkrijk voor Israël (Hn 1:6).
Want dat koninkrijk zal vervolgens haar terechte aanspraken op de wereldheerschappij nog moeten omzetten in het 'veroveren' van haar rechtmatige domein. Zie de context van Op 11:15
En de natiën ontstaken in gramschap, maar uw gramschap kwam en de bestemde tijd om de doden te oordelen en de beloning te geven aan uw dienaren de profeten en aan de heiligen en aan hen die uw Naam vrezen – de kleinen en de groten – en om te verderven die de aarde verderven (vers 18).
In Dn 7:13-14 zien we iets soortgelijks. De Mensenzoon verschijnt voor God, de Oude van Dagen, en ontvangt de waardigheid van het koninkrijk, opdat de volken, natiën en talen alle hem zouden dienen.
Dat vers laat dus uitkomen wat de bedoeling is van het opgerichte koninkrijk, maar die opzet moet op dat moment nog verwezenlijkt worden.
Vandaar dat de zielen onder het altaar nog een korte tijd moeten rusten, zowel wat het voltrekken van Gods wraak betreft, als in afwachting van het moment van hun eigen opstanding. Vergelijk Op 20:4-6.
Niettemin wordt er ten tijde van de oprichting van het koninkrijk een belangrijke handeling aan hen verricht: aan een ieder van hen werd een wit gewaad gegeven.
De stolè leukè is kennelijk een zinnebeeld van de rechtvaardigheid uit geloof en een feestkleed van overwinning. Daarmee wordt aangetoond dat zij bij het aanbreken van het Millennium en hun opstanding, in de zelfde positie zullen verkeren als de Grote Schare van heiligen, de Joodse overlevenden die uit de Grote Verdrukking komen.
Die laatsten ziet Johannes eveneens getooid in witte gewaden.
Uit de toelichting van één der Oudsten blijkt dat die overlevenden hun gewaden [stolas] wasten en wit maakten in het bloed van het Lam (Op 7:9, 13-14).
Vergelijk ook Dn 12:7-10.
In Op 20:4-6 komen blijkbaar beide groepen in beeld:
En ik zag tronen en zij namen daarop plaats, en hun werd rechterlijk oordeel verleend. En de zielen van hen die met de bijl ter dood gebracht waren wegens het getuigenis van Yeshua en wegens het woord van God en die noch het Beest noch zijn Beeld aanbaden en die het kenteken niet op het voorhoofd en op hun hand ontvingen. En zij kwamen tot leven en heersten als koningen met de Messias duizend jaren... Dit [is] de eerste opstanding. Gelukkig en heilig hij die deel heeft aan de Eerste opstanding; over dezen heeft de tweede Dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van de Messias zijn en zij zullen de duizend jaren met hem als koningen heersen.
12 και ειδον οτε ηνοιξεν την σφραγιδα την εκτην και σεισμος μεγας εγενετο και ο ηλιος εγενετο μελας ως σακκοςτριχινος και η σεληνη ολη εγενετο ως αιμα
13 και οι αστερες του ουρανου επεσαν εις την γην ως συκη βαλλει τους ολυνθους αυτης υπο ανεμου μεγαλουσειομενη
14 και ο ουρανος απεχωρισθη ως βιβλιον ελισσομενον και παν ορος και νησος εκ των τοπων αυτων εκινηθησαν
15 και οι βασιλεις της γης και οι μεγιστανες και οι χιλιαρχοι και οι πλουσιοι και οι ισχυροι και πας δουλος καιελευθερος εκρυψαν εαυτους εις τα σπηλαια και εις τας πετρας των ορεων
16 και λεγουσιν τοις ορεσιν και ταις πετραις πεσετε εφ ημας και κρυψατε ημας απο προσωπου του καθημενου επιτου θρονου και απο της οργης του αρνιου
En ik zag toen hij het Zesde zegel opende, en een grote aardbeving geschiedde, en de zon werd zwart als eenharen rouwzak, en de gehele maan werd als bloed, en de sterren des hemels vielen naar de aarde, zoals een vijgenboom, geschud door een krachtige wind, haar onrijpe vijgen afwerpt; en de hemel week terug als een boekrol die wordt opgerold; en elke berg en [elk] eiland werden van hun plaatsen verwijderd. En de koningen der aarde en de hoogwaardigheidsbekleders en de oversten over duizend en de rijken en de sterken en elke slaaf en vrije verborgen zich in de spelonken en rotsen der bergen. En zij zeggen tot de bergen en de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van hem die op de troon zit en voor de gramschap van het Lam; want de Grote Dag van hun gramschap kwam en wie kan standhouden?
Zoals de eerste 4 zegels een samenhangend geheel vormen, lijkt dit ook het geval te zijn met de laatste 3. De zielen onder het altaar hebben bij het verbreken van het Vijfde zegel luid tot God geschreeuwd en hem gevraagd hoeveel langer hij zich er nog van weerhoudt hun bloed te wreken op de aardbewoners. Welnu, onder het Zesde zegel is het zover. De visioenen van dat zegel verzinnebeelden Gods reactie op hun dringende roep en dat in tweeërlei opzicht:
1. Het gedeelte Op 6:12-17 laat ons bij voorbaat zien welke vormen zijn vergelding aan het door mensen opgebouwde stelsel op aarde zullen aannemen; de daadwerkelijke uitwerking van die beelden zal ons bij het openen van het Zevende zegel getoond worden.
2. In Op 7:1-17 zullen we de verzegeling en de redding van de uitverkorenen te zien krijgen.
Hier dient zich voor de eerste keer een bijzonderheid aan welke zich ook voordoet bij het zesde moment
a van het blazen op de zeven trompetten; en
b bij het uitgieten van de zeven schalen.
Ook in die situaties zal dan sprake zijn van een extra tafereel.
De gebeurtenissen onder het Zesde zegel steunen wederom op bekende Oudtestamentische voorstellingen. In zijn Eindtijdrede greep ook Yeshua daarop terug toen hij de kosmische verschijnselen schilderde die zich zullen voordoen in overeenstemming met Op 6:12-17
Onmiddellijk na de verdrukking van die dagen zal de zon worden verduisterd, en de maan zal haar licht niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen worden geschokt.
(Mt 24:29)
Uit Yeshua's voorzegging wordt duidelijk dat we onder het Zesde zegel de gebeurtenissen van de tweede helft van de Jaarweek met zijn Grote Verdrukking van 3½ jaar (tijden) achter de rug hebben. Want alvorens die kosmische verschijnselen te vermelden, vestigde hij de aandacht op die periode van oordeel met de woorden: onmiddellijk ná de verdrukking van die dagen.
Door ook het Schriftdeel Dn 12:5-12 hierbij te betrekken, kunnen we verder concluderen dat we met het Zesde zegel beland zijn in de 75 dagen die nog op de Jaarweek zullen volgen. Zie:
- het commentaar bij Op 1:10.
- de 75 dagen daarna
De frase onmiddellijk ná de verdrukking van die dagen geeft aan dat de gebeurtenissen die nu volgen, vanwege hun ingrijpende aard, de Grote Verdrukking onmiddellijk beëindigen.
Yeshua zelf liet immers krachtig uitkomen dat de Grote Verdrukking voor de uitverkorenen van Israël niet langer dan 1260 dagen mag duren, aangezien er anders "geen vlees behouden zou worden". Want zou Israël in die tijd ten onder gaan, dan zou ook alle hoop voor de mensen der natiën [de Heidenvolken] vervlogen zijn.
Dat het oordeel Gods reactie is op de verdrukkingen die door Gods vijanden over zijn herstelde volk op aarde worden gebracht, wordt onder meer duidelijk uit Ezechiël, de hoofdstukken 38 en 39. Want daar vernemen we profetisch de ondergang van Gog [van het land Magog], de sinistere figuur die Satans bendes aanvoert in de aanval op het herstelde Israël van de eindtijd:
Mensenkind, profeteer daarom tegen Gog: Dit zegt YHWH de Heer: Juist als mijn volk Israël ongestoord leeft, kom je aanrukken. Uit je land in het hoge Noorden ruk je op met al je bondgenoten, allen te paard, een onoverzienbaar leger, een talrijke krijgsmacht. Je trekt op tegen mijn volk Israël en als een wolk overdek je het land. Op het einde der tijden laat Ik je tegen mijn land oprukken. En als Ik door jou, Gog, toon dat Ik de Heilige ben, zullen de volken Mij erkennen. Dit zegt YHWH de Heer: Over jou heb Ik vroeger al gesproken door mijn dienaars, de profeten van Israël. Zij hebben toen aangekondigd dat Ik jou tegen hen zou laten oprukken.
Maar op de dag dat Gog Israëls grondgebied betreedt, barst mijn woede los, luidt de godsspraak van YHWH de Heer. In mijn gloeiende naijver en in mijn ziedende woede zweer Ik: Op deze dag zal er in Israël een zware aardbeving plaats grijpen (Ez 38:14-19; wv78).
De grote aardbeving zal het wereldstelsel dermate schudden dat het volledig zal ineenstorten. Want dan is Gods tijd aangebroken om - mede door de antichristelijke aanval op zijn heiligen, de joodse uitverkorenen - in woede op te treden.
Krachtige aardbevingen hebben dikwijls tot gevolg dat steden en dorpen totaal onbewoonbaar worden. Zó ook wanneer het wereldstelsel wordt geschud met de vele instituties die de mensheid in de loop der tijd, toen zij zich alsmaar verder van God af ontwikkelde, heeft opgebouwd. Het wordt als het ware 'onbewoonbaar'; men is gedwongen buiten veiligheid te zoeken.
Hulp afroepen van de 'hemel' lijkt dan nutteloos, want ook die is bij de wereldberoering betrokken. De 'zon' krijgt het aanzien van een zwarte zak van geitenhaar, destijds als kleding gedragen in tijden van rouw en droefheid. En de 'maan' doet slechts aan bloedvergieten denken. Bovendien wordt de 'hemel' zelf als het ware opgerold als een boekrol. Kennelijk is het punt in de menselijke historie aangebroken dat het geschiedkundig verslag van de oude regeringshemelen ten einde is gekomen.
Vanaf de Spraakverwarring heeft de Satan, daarbij gesteund door demonenvorsten, onzichtbaar geopereerd achter alle menselijke heerschappij (Lk 4:5-7; Dn 10:20; Ef 6:12).
Het bericht daarover is zó intens slecht dat het beter in de vergetelheid kan verdwijnen. Het kan opgerold worden in vervulling van Js 34:4
En heel het heerleger van de hemel moet wegrotten. En de hemel moet worden opgerold, net als een boekrol; en heel zijn heerleger zal verschrompelen, net als het loof verschrompelt van de wijnstok en zoals een verschrompelde [vijg] van de vijgenboom [afvalt].
Er moet een geheel nieuwe bladzijde in de menselijke geschiedenis worden omgeslagen, want het is de tijd dat 'Nieuwe hemelen' in werking komen (Op 21:1; Js 65:17-19; 66:22-23; 2Pt 3:13).
Wat onzichtbaar met de regeringshemelen gebeurt, heeft zijn weerslag op aarde. Alle instituties en organisaties - gewoonlijk door maatregelen van de politieke Overheid tot bestaan gekomen - machtig en invloedrijk als hoge bergen, of schijnbaar zo geïsoleerd als eilanden, moeten eveneens verdwijnen, als het ware uit hun vaste posities weggesleurd.
Te midden van die aardse beroering zullen de mensen dan naar een schuilplaats zoeken; het besef dringt bij hen door dat, ondanks alle spotternij dienaangaande, Gods Grote Dag uiteindelijk tóch gekomen is en dat hun slechts gramschap wacht van zijn zijde, maar óók van de zijde van zijn Messias die de tekenen op zich heeft van een geslacht Lam. En inderdaad, het stadium van zijn komst ten oordeel is bereikt.
Reeds in Op 1:7 werd dit als een themalijn voor het gehele boek uitgezet met de woorden:
Zie, hij komt met de wolken, en elk oog zal hem zien, ook degenen die hem doorstoken hebben; en alle stammen der aarde zullen zich wegens hem in weeklacht slaan. Ja! Amen!
In de Eindtijdrede van Mattheüs 24 volgt een en ander logischerwijs op vers 29:
En dan zal het teken van de Mensenzoon in de hemel verschijnen, en dan zullen alle stammen der aarde zich in weeklacht slaan, en zij zullen de Mensenzoon zien, komende op de wolken des hemels, met macht en veel heerlijkheid (Mt 24:30).
Maar het Zesde zegel behelst het extra detail dat de mensen op aarde dan dodelijk verschrikt zullen zijn. Wanneer zij met de werkelijkheid van die manifestatie worden geconfronteerd is de prangende vraag voor een ieder, ongeacht tot welke maatschappelijke klasse hij/zij behoort:
Waar is nog bescherming te vinden?
In hun benauwdheid zullen zij echter niet anders handelen dan voorheen, toen zij gewoon waren hun vertrouwen te stellen in menselijke instituties. Nog steeds zullen zij geneigd zijn om bescherming te zoeken bij politieke en sociale organisaties, ook al zijn die zelf bezig te verdwijnen.
In de 'spelonken en rotsspleten' van die symbolische bergen proberen zij een toevlucht te vinden. En geheel in overeenstemming met wat is voorzegd in Hs 10:8 en Lk 23:30, zullen zij nog steeds tot de 'bergen' zeggen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van hem die op de troon zit en voor de gramschap van het Lam.
Het beeld dat hier wordt opgeroepen, komt overeen met wat voor de laatste dagen voorzegd is in het Tweede hoofdstuk van Jesaja:
Gij hebt uw volk verstoten, Jakobs huis. Het wemelt er van waarzeggers en wichelaars, als bij de Filistijnen; het krioelt er van vreemd gespuis. Het land is vol goud en zilver en er komt geen eind aan de rijkdom. Het land is vol paarden en er komt geen eind aan hun wagens. Het land is vol afgoden en zij werpen zich neer voor het werk van hun eigen handen, voor wat hun eigen vingers hebben gemaakt. Maar de mens zal worden vernederd en allen zullen zij worden neergeslagen, zonder genade. Kruip weg in de rotsen, verberg u in de grond, uit angst voor YHWH, voor de luister van zijn majesteit. De verwaten ogen der mensen worden neergeslagen, de hoogmoedigen worden vernederd. YHWH alleen blijft nog verheven op die dag! Ja, het wordt een dag van YHWH van de machten tegen al wat verwaand is en trots, tegen al wat zich hoogmoedig verheft: tegen al die ceders van de Libanon, tegen al die eiken van Basan, tegen al die verheven bergen, tegen al die trotse heuvels, tegen elke machtige toren, tegen elke onneembare vesting, tegen alle Tarsis-boten en alle rijkbeladen schepen. De verwaten ogen der mensen worden neergeslagen, de hoogmoedigen worden vernederd. YHWH alleen blijft hoog verheven op die dag! Alle afgoden verdwijnen. Men zal wegkruipen in spelonken in de rotsen en holen in de grond uit angst voor YHWH, voor de luister van zijn majesteit als Hij opstaat om de aarde met ontzetting te slaan. Op die dag zal de mens zijn afgodsbeelden van zilver en goud, die hij gemaakt had om te aanbidden, voor de ratten en de vleermuizen werpen. Hij zal wegkruipen in rotsholten en bergspleten uit angst voor YHWH, voor de luister van zijn majesteit, als Hij opstaat om de aarde met ontzetting te slaan (WV).
Bij het aanbreken van Gods Grote Dag richt zijn oordeel zich in eerste instantie op zijn eigen volk, namelijk op dat deel van het Huis van Jakob [de eretitel Israël wordt met opzet vermeden] dat tot het einde toe afvallig bleef door zich tegen de ware Masjiach (Yeshua) te verzetten, maar bij uitbreiding ook op alle godvijandig gezinde mensen.
Zie ook de profetische aankondigingen van Gods Grote Dag in Jl 2:31 en Js 13:9-13.
Bij de nadering van Gods gramschap zullen die mensen zich in hun radeloze wanhoop afvragen of ook maar iemand dit kan overleven: Want nu is de grote dag van hun toorn aangebroken, en wie kan die doorstaan? (NBV).
Het zal die angstige mensen voorkomen of voor helemaal niemand overleving mogelijk zal zijn. Maar in het tweede deel van dit zegel zal getoond worden dat er wel degelijk geredden zullen zijn die overleven.
-.-.-.-
Geen opmerkingen:
Een reactie posten