Veni Domine Iesu

Veni Domine Iesu
De Tent van God bij de mensen en Hij zal bij hen verblijven

woensdag 14 mei 2008

2 Petrus - hoofdstuk 1


Opschrift
(1:1-2)
 
Συμεων Πετρος δουλος και αποστολος Ιησου Χριστου τοις ισοτιμον ημιν λαχουσιν πιστιν εν δικαιοσυνη του θεου ημων και σωτηρος Ιησου Χριστου· 

Simon Petrus, slaaf en apostel van Yeshua Masjiach, aan hen die - in rechtvaardigheid van onze God en redder Yeshua Masjiach - een even kostbaar geloof als wij verkregen¹:

¹ De brief is gericht aan hen die een even kostbaar geloof als wij verkregen. De wij zijn blijkbaar Yeshua’s apostelen, omdat

a. Petrus zichzelf een apostel noemt, en
b. hij in het transfiguratievisioen van 2Pt 1:16-18 eveneens melding maakt van wij en daarmee zichzelf en de apostelen Johannes en Jakobus op het oog heeft;
c. Petrus in 2Pt 3:2 te kennen geeft dat de lezers de leer van de Masjiach door 
jullie apostelen hebben ontvangen.

Bijgevolg zijn de lezers - krachtens Gods rechtvaardigheid en op basis van het apostolische onderwijs - begunstigd met een geloof dat van gelijke waarde is als dat van hun onderwijzers.
Vergelijk Jh 17:20Rm 10:171Jh 1:3.

Volgens 2Pt 3:1 moeten dezen de zelfden zijn als zij aan wie de Eerste Brief was geadresseerd: 
Uitverkorenen, tijdelijke vreemdelingen der diaspora van Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia, en Bithynië, Joden derhalve die vanaf Pinksteren eveneens tot geloof in hun Masjiach waren gekomen (Rm 11:5, 7).
Zie noot 3 bij 1Pt 1:1. 

χαρις υμιν και ειρηνη πληθυνθειη εν επιγνωσει του θεου και Ιησου του κυριου ημων 

genade en vrede worde jullie vermeerderd in verdiepte kennis¹ van God en van Yeshua, onze Heer. 

¹ Bij επιγνωσις gaat het om precieze, nauwkeurige, juiste, of verdiepte kennis, iets wat de lezers dringend nodig hebben om de misleidende leringen van de dwaalleraren te kunnen doorzien en te weerstaan. Zie vanaf 2Pt 2:1.

Gods voorzieningen om in het geloof te blijven

(1:3-11)

Ως παντα ημιν της θειας δυναμεως αυτου τα προς ζωην και ευσεβειαν δεδωρημενης δια της επιγνωσεως του καλεσαντος ημας ιδια δοξη και αρετη, δι ων τα τιμια και μεγιστα ημιν επαγγελματα δεδωρηται, ινα δια τουτων γενησθε θειας κοινωνοι φυσεως αποφυγοντες της εν τω κοσμω εν επιθυμια φθορας.

3-4 
Zoals van zijn goddelijke kracht ons alle dingen vrijelijk geschonken zijn die leven en godsvrucht betreffen, door de verdiepte kennis van hem die ons riep door eigen heerlijkheid en voortreffelijkheid¹, door welke hij ons de kostbare en grootse beloften heeft verleend, opdat gijdaardoor deelgenoten van de goddelijke natuur zoudt worden², ontkomen aan het verderf dat door begeerte in de wereld [is]³.

¹ Via de weg van verdiepte kennis is Gods gunst jegens hen inderdaad vermeerderd, onder meer doordat zij -zoals in de eerste Brief al tot uitdrukking kwam - wederverwekt zijn, niet uit vergankelijk maar onvergankelijk zaad, door Gods levend en blijvend woord.
Zie het commentaar op 1Pt 1:3, 22-23.

In hoofdstuk 1 wil de auteur zijn lezers doordringen van de buitengewoon grote genadevoorrechten die in Masjiach Yeshua hun deel zijn geworden. Wanneer zij zich ten volle realiseren hoe groots die hun geschonken zaken zijn, welke met hun geloof in de Masjiach samenhangen, zullen zij in staat zijn met afschuw weerstand te bieden aan de verleiders en hun dwaalleer.

Omdat in vers 2 de Masjiach als laatste wordt genoemd, moeten wij ook aan hém denken als er melding wordt gemaakt van 
zijn goddelijke kracht en van het feit dat hij ons riep door eigen heerlijkheid en voortreffelijkheid.
Met die beschrijving wordt blijkbaar terugverwezen naar zijn menselijk bestaan. Toen Gods Zoon Yeshua hier op aarde verbleef, weerspiegelde hij volkomen zijn hemelse Vader, in het bezit van diens kracht, uitstralend een goddelijke heerlijkheid en waardigheid [
αρετη; waardigheid, deugd, voortreffelijkheid], die niettemin zijn eigen, persoonlijke bezit waren. Daardoor werden veel oprechte Joden tot hem getrokken; als zijn leerlingen sloten zij zich gaarne aan bij hem die zij als de Heilige Gods erkenden.

In de Eindtijd zal evenzo een Joodse Rest op diezelfde basis alsnog geroepen worden, om de grondslag te vormen van de koninklijke priesterschap van het aardse deel van het Israël Gods dat in het Millennium tot zegen van de Heidenvolken moet worden.

Jh 6:44-46, 68-6914:9Gl 6:16Op 20:6.

² Met de 
heerlijkheid en voortreffelijkheid van de Masjiach hangen samen de vrijelijk geschonken, kostbare en buitengewoon grote beloften: Niet minder dan de hoop deel te krijgen aan de goddelijke natuur, zoals ook in 1Jh 3:2 in het vooruitzicht wordt gesteld, met de beperking dat nog zal moeten blijken wat delen in de goddelijke natuur precies behelst:

Geliefden, thans zijn wij [al] kinderen van God; en wat wij [precies] zullen zijn, is nog niet openbaar gemaaktWe weten echter dat - wanneer het wordt geopenbaard - wij aan hem gelijk zullen zijn, omdat wij hem zullen zien zoals hij is. 

³ Thans heerst echter nog het verderf dat - samen met de zonde en de zondige begeerte - de wereld is binnengekomen (Rm 8:20-22).
Aangezien deze situatie wordt vermeld in antithese tot het aangekondigde deelhebben aan de goddelijke natuur, mag men concluderen dat met de term goddelijke natuur in deze context wordt gedoeld op heiligheid, het terugontvangen van de heerlijkheid Gods die nu nog buiten het bereik van de Adamitische mens is (Rm 3:23).

Bijgevolg zal in het Millennium de Joodse Gemeente een zelfde heerlijkheid en voortreffelijkheid uitstralen als die welke Yeshua bezat toen hij op aarde verbleef.
Voor de Heidenvolken zal dit een duidelijk teken zijn dat hun koningen en priesters de waardige, aardse vertegenwoordigers zijn van het glorierijk Messiaanse koninkrijk.

και αυτο τουτο δε σπουδην πασαν παρεισενεγκαντες επιχορηγησατε εν τη πιστει υμων την αρετην, εν δε τη αρετη την γνωσιν, εν δε τη γνωσει την εγκρατειαν, εν δε τη εγκρατεια την υπομονην, εν δε τη υπομονη την ευσεβειαν, εν δε τη ευσεβεια την φιλαδελφιαν, εν δε τη φιλαδελφια την αγαπην.  
5-7 En juist met het oog daarop moet gij - met aanwending van alle inspanning¹ - in je geloof de deugd verschaffen², maar in de deugd de kennis, in de kennis de zelfbeheersing, in de zelfbeheersing de volharding, in de volharding de godsvrucht, in de godsvrucht de broederliefde, in de broederliefde de [goddelijke] liefde.

¹ Aan de kostbare en buitengewoon grote beloften moet een grote toewijding van de kant der uitverkorenen beantwoorden.

² Hun is het voorrecht van het geloof geschonken. Maar dat geloof moet niet op zichzelf blijven, maar veeleer geschraagd en tot productiviteit gebracht worden door de aanvulling met andere deugden. Daarmee zal de verdiepte kennis dan waarlijk tot uitdrukking komen. 

ταυτα γαρ υμιν υπαρχοντα και πλεοναζοντα ουκ αργους ουδε ακαρπους καθιστησιν εις την του κυριου ημων Ιησου Χριστου επιγνωσιν·

Want als deze dingen bij jullie bestaan en overvloedig worden, maken zij jullie niet onwerkzaam, noch onvruchtbaar, wat betreft de verdiepte kennis van onze Heer Yeshua Masjiach.

ω γαρ μη παρεστιν ταυτα, τυφλος εστιν μυωπαζων, ληθην λαβων του καθαρισμου των παλαι αυτου αμαρτιων.

Want hij bij wie deze dingen niet aanwezig zijn, is blind, kortzichtig, daar het hem ontgaan is dat hij de reiniging ontving van zijn zonden van lang geleden¹.

¹ Nu onthult Petrus wat er met een Joodse broeder aan de hand is wanneer het deze ontbreekt aan de deugd, de kennis, dezelfbeheersing, de volharding, de godsvrucht, de broederliefde en de liefde. Hij heeft namelijk niet goed om zich heen gekeken, niet scherp onderscheiden dat Masjiach Yeshua het tegenbeeldige zoenoffer voor de zonden heeft gebracht, waardoor de reiniging van ieders zonden in principe beschikbaar is gekomen. Zoals in Hb 1:1-3 is aangegeven: 

In de oudheid heeft God veelvuldig en op veel manieren tot de vaders gesproken in de profeten. Op het laatst van deze dagen heeft hij tot ons gesproken in [een] Zoon, die hij heeft gesteld tot erfgenaam van alle dingen, door wie hij ook de wereldperioden heeft gemaakt. Hij die afstraling der heerlijkheid is en nauwkeurige afdruk van zijn wezen, en die alle dingen in stand houdt door het woord van zijn kracht, heeftnadat hij een reiniging van de zonden tot stand had gebracht, plaatsgenomen aan de rechterhand der Majesteit in verheven plaatsen.

Daarbij gaat het om alle zonden, hoe lang geleden ook begaan. Paulus heeft die belangrijke leer toegelicht in Hb 9:24-26. Yeshua hoefde zijn offer slechts éénmaal te brengen; het is zó doeltreffend dat het niet van jaar tot jaar herhaald hoeft te worden. Het heeft zowel terugwerkende- als vooruitwerkende kracht; het effect ervan gaat helemaal terug tot op alle mensen die sinds de grondlegging der wereld op aarde hebben geleefd. Tegelijkertijd ziet het óók vooruit naar allen die nog in de toekomst zouden leven; mensen van alle generaties kunnen door geloof van hun zonden worden gered. Zie ook het commentaar bij 1Pt 1:20.

Tot nu toe wordt dit door de Joden als volk niet onderkend. Het liefst willen zij een Derde tempel bouwen en de oude offercultus van de Mozaïsche wetgeving laten herleven. In Romeinen 11 karakteriseerde Paulus die visie als verharding wegens ongeloof, reden waarom Israël als volk door God werd opgesloten in ongehoorzaamheid. In onze tekst gebruikt Petrus de termen blindheid, kortzichtigheid voor zulk een houding van ongeloof.

Een Jood die door dit ongeloof wordt gekenmerkt, zal bijgevolg ook geen gehoor kunnen geven aan Petrus’ oproep in de vv 5 tm 7, t.w. het geloof schragen of kracht bijzetten door de deugd…etc.
Mocht hij al iets begrepen hebben van de aard van Gods kostbare en zeer grootse beloften (vers 4), dan is het hem in ieder geval ontgaan dat de vrije schenking daarvan geheel berust op de kracht van Yeshua’s verlossend offer.

διο μαλλον, αδελφοι, σπουδασατε βεβαιαν υμων την κλησιν και εκλογην ποιεισθαι· ταυτα γαρ ποιουντες ου μη πταισητε ποτε·

10 Daarom, broeders, beijvert je des te meer om jullie roeping en uitverkiezing vast te maken; want door dit te doen zullen jullie beslist nooit struikelen¹. 

¹ De aansporing beijvert je des te meer komt overeen met aanwending van alle inspanning in vers 5, d.i. met grote waardering reageren op hun roeping en uitverkiezing, alsook op de kostbare en zeer grote beloften waarmee zij begunstigd zijn.

In Hb 6:4-5, 11-12 krijgen deze Hebreeën van de Eindtijd een soortgelijke aanmoediging, en ook daar in een soortgelijke context, t.w. een gepaste reactie geven op:
hun geestelijke verlichting;
- het smaken van de hemelse gave;
- deelgenoten geworden van heilige geest;
-
 het proeven van het voortreffelijke woord van God en krachten van de komende eeuw.


ουτως γαρ πλουσιως επιχορηγηθησεται υμιν η εισοδος εις την αιωνιον βασιλειαν του κυριου ημων και σωτηρος Ιησου χριστου.

11 
Want aldus zal jullie rijkelijk¹ de ingang in het eeuwige koninkrijk van onze Heer en redder, Yeshua Masjiach, worden verschaft.

¹ Waarom rijkelijk [πλουσιως]? Is het niet zo dat aan iemand wel of niet goedgunstig de toegang tot het Messiaanse koninkrijk wordt verleend?
Dat is in principe waar, maar de wijze waarop de heiligen van het Opperwezen het koninkrijk in ontvangst zullen nemen - na zóveel verdrukkingen te hebben geleden en na zóveel correctie te hebben ontvangen - zal zo groots zijn; zo ruimschoots, dat terecht van rijkelijk mag worden gesproken (Dn 7:18, 27Op 7:9-1722:14). Zie Ks 3:16 voor het gebruik van dit bijwoord.

Psalm 118:17-24 vermeldt profetisch over hun ingang in het koninkrijk van de Masjiach:

Mij
 wacht niet de dood - ik mag leven en verhalen hoe YHWH handelt. Zwaar getuchtigd heeft Hij mij, YHWH, maar de dood heeft Hij van mij geweerd. Ontsluit mij gerechtigheidspoorten, laat mij ingaan en loven YHWH. ‘Ja, dit is de poort van YHWH: de rechtvaardigen mogen hier ingaan.’
Ik loof U dat Gij mij verhoord hebt: door U gewerd mij bevrijding. De steen die de bouwers verwierpen thans is hij tot hoeksteen geworden; door de Heer kreeg dit zijn bestand: het deed zich ons voor als een wonder. Zie, deze dag schept de Heer, laat ons hem vieren met vreugde.

(1:12-15)

Διο μελλησω αει υμας υπομιμνησκειν περι τουτων, καιπερ ειδοτας και εστηριγμενους εν τη παρουση αληθεια

12 Daarom zal ik er altijd op uit zijn jullie aan deze dingen te herinneren, ofschoon jullie ze weten en bevestigd zijn in de waarheid aanwezig [bij jullie]¹.
¹ Letterlijk: de aanwezige waarheid; de kennis der waarheid zoals nu beschikbaar. Gods voornemen wordt - zelfs aan zijn vertrouwelingen - progressief geopenbaard. Vergelijk Dn 12:9Am 3:71Pt 1:10-121Jh 3:2.

δικαιον δε ηγουμαι, εφ οσον ειμι εν τουτω τω σκηνωματι, διεγειρειν υμας εν υπομνησει, ειδως οτι ταχινη εστιν η αποθεσις του σκηνωματος μου, καθως και ο κυριος ημων Ιησους Χριστος εδηλωσεν μοι·

13-14 
Maar ik acht het mijn plicht, zolang ik in deze tent ben¹, jullie door herinnering op te wekken, wetend dat het afleggen van mijn tent vlug staat te gebeuren, zoals ook onze Heer Yeshua Masjiach mij duidelijk maakte².

¹ Hb 13:14. Vergelijk Paulus’ beschrijving van ons huidige fragiele bestaan in 2Ko 5:1-5

² Jh 21:18-19


σπουδασω δε και εκαστοτε εχειν υμας μετα την εμην εξοδον την τουτων μνημην ποιεισθαι.

15 
Ik zal mij echter beijveren, dat jullie ook na mijn heengaan¹ te allen tijde in staat zijn je deze dingen te binnen te brengen².
¹ Grieks: εξοδος, letterlijk: uitgang; het uitgaan. Petrus is hier met zijn gedachten – zoals ook in de vv 13-14 het geval is in de vermelding van deze tent en mijn tent reeds bij het transfiguratietafereel. Zie Lukas 9.

² In de vv 12-15 heeft Petrus met een laatste wilsbeschikking zijn vermaning van de vorige perikoop (vv 5-11) kracht willen bijzetten. Omdat zijn dood aanstaande is, wil hij door dit ‘testament’ als de apostel der besnedenen ook na zijn heengaan een aanmoediging voor zijn broeders zijn (
Gl 2:9).

(1:16-18)

Ου γαρ σεσοφισμενοις μυθοις εξακολουθησαντες εγνωρισαμεν υμιν την του κυριου ημων Ιησου Χριστου δυναμιν και παρουσιαν, αλλ εποπται γενηθεντες της εκεινου μεγαλειοτητος.

16 
Want niet door vernuftig verzonnen fabels¹ na te volgen maakten wij jullie de kracht en paroesie² van onze Heer Yeshua Masjiach bekend, maar doordat wij ooggetuigen van diens grootsheid werden³.
¹ Kennelijk doelt Petrus met vernuftig verzonnen fabels op de dwaalleraren van hoofdstuk 2, die de apostelen hadden beschuldigd van het op listige wijze verzinnen van sprookjes, maar die juist zelf bedrieglijke leringen propageerden. Hun aanklacht wordt daarom hiermee aan hen teruggespeeld.

² Met 
want verwijst Petrus terug naar de vv 10-11 en geeft hij te kennen dat de ingang in het eeuwige koninkrijk van onze Heer en redder, Yeshua Masjiach, zijn lezers ten deel zal vallen bij diens paroesie [tegenwoordigheid].
Voor de precieze betekenis van paroesie, tegenwoordigheid of komst, zie: De Paroesie

³ Petrus doelt op het transfiguratietafereel (visioen) dat in drie van de Evangeliën gedetailleerd wordt verhaald: Mt 16:28-17:13; Mr 9:1-13 en Lk 9:27-36.
Wat beoogde Yeshua met die glorierijke verandering van gedaante op 
de heilige berg - waarschijnlijk de Hermon - in de aanwezigheid van zijn drie prominente apostelen?
Lukas laat uitkomen dat het doel was een voorglimp te verschaffen van het Messiaanse koninkrijk, bij Yeshua’s paroesie op te richten in heerlijkheid, zoals in Dn 2:444:177:13-14Mt 6:10Op 11:15 wordt aangekondigd:

Maar ik zeg jullie naar waarheid: er zijn sommigen van hen die hier staan, die geenszins [de] dood zullen smaken tot zij het koninkrijk van God hebben gezien.
Lk 9:27
Tot zij zien het koninkrijk van God in kracht gekomen zijnde.
Mr 9:1

Μεγαλειοτης; grootsheid; pracht; majesteit.
Petrus put zich hier en in vers 17 uit in superlatieven om de verhevenheid van God en zijn geliefde Zoon over te brengen, en - wat de Masjiach betreft - om in te prenten dat hijzelf, samen met Johannes en Jakobus, daarvan persoonlijk ooggetuigen werden. Dus niets listig uitgedacht!

λαβων γαρ παρα θεου πατρος τιμην και δοξαν φωνης ενεχθεισης αυτω τοιασδε υπο της μεγαλοπρεπους δοξης, Ο υιος μου ο αγαπητος μου ουτος εστιν, εις ον εγω ευδοκησα, και ταυτην την φωνην ημεις ηκουσαμεν εξ ουρανου ενεχθεισαν συν αυτω οντες εν τω αγιω ορει.

17-18 
Want hij ontving van God [de] Vader eer en heerlijkheid, toen van de Verheven Heerlijkheid¹ een zodanig stemgeluid tot hem werd overgebracht: ‘Deze is mijn zoon, de Geliefde, in wie ik welbehagen vond’²; en wij hebben dit stemgeluid uit de hemel overgebracht horen worden, toen wij met hem op de heilige berg waren.

¹ De verheven heerlijkheid, om de Vader God aan te duiden, in plaats van eenvoudig YHWH. Volgt Petrus hier een rabbijnse gewoonte om de nog te verschijnen Joodse Rest in de paroesie-periode behulpzaam te zijn niet te struikelen over het - voor hen [Joden] aanstootgevend - gebruik van YHWH?

² Js 42:1Mt 3:1712:1817:5.

Het Bijbelboek Twee Petrus is het derde Boek van Spaak 17.
Voor de betekenis daarvan zie: Bijbelwiel – Spaak 17

(1:19-21)

και εχομεν βεβαιοτερον τον προφητικον λογον, ω καλως ποιειτε προσεχοντες ως λυχνω φαινοντι εν αυχμηρω τοπω, εως ου ημερα διαυγαση και φωσφορος ανατειλη εν ταις καρδιαις υμων·

19 
En wij hebben het profetische woord des te vaster, waaraan jullie goed doen er acht op te geven als op een lamp schijnend in een dorre, sombere, duistere plaats¹, totdat een dag gloort en een morgenster opgaat in jullie harten².
¹ Tot aan de paroesie bevindt het oude Godsvolk zich in een plaats die met het Griekse woord αυχμηρος wordt aangeduid als dor, somber, vuil, verwilderd; kortom een oord waar het een en al duisterheid is.
Helaas laten echter weinig Joden zich door Petrus’ raad aansporen om uitsluitend op het profetische Woord, dat zo volkomen betrouwbaar is gebleken, als hun kompas te varen.

² Eerst wanneer voor Israël de (geestelijk) bevrijdende 70ste Jaarweek aanbreekt, of: als een dag die gloort – 
διαυγαζω, het daglicht dat de duisternis van de nacht doorbreekt- komen zij uit hun eeuwenlange verharding van ongeloof en gaat hun eindelijk een licht op, zodat in verband met de Messiaanse verwachtingen tenslotte alles toch nog op z’n plaats valt.

τουτο πρωτον γινωσκοντες οτι πασα προφητεια γραφης ιδιας επιλυσεως ου γινεται

20 
Dit allereerst  wetend dat geen enkele profetie der Schrift uit eigen interpretatie ontstaat.

ου γαρ θεληματι ανθρωπου ηνεχθη προφητεια ποτε, αλλα υπο πνευματος αγιου φερομενοι ελαλησαν απο θεου ανθρωποι.

21 
Want niet door [de] wil van een mens werd ooit profetie voortgebracht, maar door heilige geest gedreven, spraken mensen van Godswege¹.
¹ De vv 20-21 handelen over het tot stand komen van het profetische woord, niet over het uitleggen ervan. Juist daarom heeft Petrus nog meer reden om zijn lezers op de noodzaak te wijzen er hun volle aandacht aan te geven. Alleen het door God geïnspireerde Woord kan hun tot een betrouwbare gids zijn.