Veni Domine Iesu

Veni Domine Iesu
De Tent van God bij de mensen en Hij zal bij hen verblijven

woensdag 2 januari 2013

Openbaring - Hoofdstuk 17

Openbaring van Yeshua Masjiach
Hoofdstuk 17


Enkele uitgangspunten om de Apocalyps te verklaren:
·       Een profetisch Boek toegevoegd aan de boeken van het OT om de Joden van de Eindtijd tot richtsnoer te zijn.
·       De gebeurtenissen voltrekken zich voor een groot gedeelte in de 70ste Jaarweek der Joden, wanneer YHWH Elohim de draad der geschiedenis in verband met zijn uitverkoren volk weer oppakt.
·       De Christelijke Gemeente bevindt zich dan [waarschijnlijk] niet meer op aarde omdat ze bij het begin van de 70ste Week is weggerukt in de 'Opname'.

Tekst

1  En één uit de zeven engelen die de zeven schalen hebben kwam en hij sprak met mij zeggend: Kom hier! Ik zal je het oordeel tonen van de Grote Hoer die op vele wateren is gezeten,
2  met wie de koningen der aarde hoererij bedreven en zij die de aarde bewonen dronken werden gemaakt uit de wijn van haar hoererij. 
3  En hij voerde mij in geest weg naar een wildernis. En ik zag een vrouw gezeten op een scharlakenrood Beest dat vol was van lasterlijke namen, hebbend zeven koppen en tien horens.
4  En de vrouw was gehuld in purper en scharlaken en rijk versierd met goud en edelgesteente en parels, in haar hand hebbend een gouden beker die vol was van gruwelen en de onreinheden van haar hoererij. 
5  En op haar voorhoofd een naam geschreven, een mysterie: Babylon de Grote, de Moeder der hoeren en van de gruwelen der aarde.
6  En ik zag de vrouw dronken zijnde uit het bloed der heiligen en uit het bloed der getuigen van Yeshua. En bij het zien van haar verwonderde ik mij met grote verwondering.
7  En de engel zei tot mij: Wat wekte je verwondering? Ik zal je het mysterie zeggen van de Vrouw en van het Beest dat haar draagt, dat de zeven koppen en de tien horens heeft: 
8  Het Beest dat je zag was en is niet, en het staat op het punt uit de afgrond op te stijgen, en het gaat heen in vernietiging. En zij die op de aarde wonen, van wie de naam niet staat geschreven op het Boek des levens vanaf [de] grondlegging der wereld, zullen zich verbazen bij het zien van het Beest, dat het was en niet is en [toch] aanwezig zal zijn.
9  Hier het verstand dat van wijsheid blijk geeft: De zeven koppen zijn zeven bergen, waar de Vrouw op hen zit. Ook zijn zij zeven koningen;
10  de vijf vielen, de één is, de andere kwam nog niet, en wanneer hij komt moet hij een korte tijd blijven.
11  En het Beest dat was en niet is, is ook zelf een achtste en is uit de zeven, en het gaat heen in de vernietiging.
12  En de tien horens die je zag zijn tien koningen, zij die nog geen koninkrijk ontvingen, maar zij zullen één uur macht als koningen ontvangen met het Beest.
13  Dezen hebben één gezindheid en hun kracht en macht geven zij aan het Beest.
14  Dezen zullen oorlog voeren met het Lam, en het Lam zal hen overwinnen, omdat hij Heer der heren is en Koning der koningen; en met hem de geroepenen en uitverkorenen en getrouwen.
15  En hij zegt tot mij: De wateren die je zag waar de Hoer zit, zijn volken en menigten en natiën en talen.
16  En de tien horens die je zag en het Beest, dezen zullen de Hoer haten en haar woest maken en naakt; en zij zullen haar vleesdelen eten en haar in vuur verbranden.
17  Want God gaf in hun harten zijn gezindheid te volbrengen, ja, één gezindheid te volbrengen en hun koninkrijk aan het Beest te geven totdat de woorden van God voleindigd zullen worden.
18  En de Vrouw die je zag is de Grote Stad die een koninkrijk op de koningen der aarde heeft.

Exegese
17:1-2 
1   και ηλθεν εις εκ των επτα αγγελων των εχοντων τας επτα φιαλας και ελαλησεν μετ εμου λεγων δευρο δειξωσοι το κριμα της πορνης της μεγαλης της καθημενης επι υδατων πολλων
2   μεθ ης επορνευσαν οι βασιλεις της γης και εμεθυσθησαν οι κατοικουντες την γην εκ του οινου της πορνειαςαυτης

En één uit de Zeven engelen die de Zeven schalen hebben kwam en hij sprak met mij zeggend: Kom hier! Ik zal je het oordeel tonen van de Grote Hoer die op vele wateren is gezeten, met wie de koningen der aarde hoererij bedreven en zij die de aarde bewonen dronken werden gemaakt uit de wijn van haar hoererij

Dat één uit de Zeven engelen die de Zeven schalen hebben naar Johannes kwam om hem in beeld en gesproken woord verder te informeren over de ondergang van de Hoer Babylon, geeft te kennen dat het om een uitgebreider tafereel gaat dan in Op 16:18-21, onder de Zevende schaal. Zie ook aldaarEnkele overwegingen.

Over de vele wateren waarop de Hoer is gezeten, zal door de engel in Op 17:15 zelf gemeld worden: De wateren die je zag zijn volken en menigten en natiën en talen.
Dat de Hoer op onderdrukkende en schadelijke wijze op de mensenmassa’s 'zat' en nog steeds 'zit', hangt samen met de verbintenis die ze vanaf haar prilste begin heeft gehad met de politiek. Met de koningen der aarde onderhield ze – en onderhoudt ze nog steeds - een onreine, ontuchtige relatie waarin beide partijen de onderdanen op schandelijke wijze uitbuitten.

In de Bijbel is het bedrijven van ontucht of geestelijke hoererij synoniem met ontrouw aan God, vooral in de zin dat men hem de rug toekeert en zich aan afgoderij overgeeft. Babylon is er altijd op uit geweest de wereldse machthebbers te manipuleren door het aanwenden van haar religieuze invloed. Om haar doel te bereiken moest ze het dikwijls op een akkoordje gooien met die 'minnaars' en haar principes opzijzetten. 
Patriottistische gevoelens werden bevorderd; het summum van vaderlandsliefde zou zijn de bereidheid zijn/haar bloed te geven voor de koning en de natie. 

De mensen zijn gebukt gegaan onder die relatie; het heeft hen veel ellende opgeleverd en hen in een beschonken, benevelde toestand gebracht waarin zij zich willoos lieten gebruiken in allerlei godsdiensttwisten, veroveringsoorlogen, genocide op minderheden en/of etnische groepen, etc.
In de afgelopen jaren zijn andere, lang verborgen gruwelijke gebeurtenissen aan het licht gekomen. Zie: Het stelselmatig seksuele misbruik van jongeren.

Het beeld van de ontuchtige vrouw - tot schade van de vele 'wateren' waarop zij 'zit' - komt in het OT op gevarieerde wijze meer voor:

NinevéJe gedraagt je als een hoer, een verleidster ben je, bedreven in toverij, je verkwanselt volken voor je ontuchtige praktijken, en stammen voor je toverkunst.
(Nahum 3:4)

TyrusNeem de harp, ga in de stad rond, gij vergeten hoer, speel zo goed gij  kunt, en zing vrijmoedig, opdat aan u weder gedacht worde. Want na zeventig jaar zal YHWH Tyrus bezoeken, dat zij wederkomen zal tot haar hoerenloon, en hoererij bedrijven met al de koninkrijken der aarde.
(Js 23:16-17)

BabelO vrouw, gij die woont aan grote wateren en rijk aan schatten zijt, je einde is gekomen, de maat van je onrechtvaardig gewin.
(Jr 51:13)

In Op 21:9-10 zal Johannes worden uitgenodigd - eveneens door één der zeven engelen die de zeven schalen hebben - om vanuit een hoge observatiepost waar te nemen hoe de Bruid, de Vrouw van het Lam…de heilige Stad Jeruzalemvanaf God uit de hemel neerdaalt. Daaruit kan worden afgeleid dat beide steden tegenover elkaar staan: Babylon, de Stad van de Duivel en zijn Antichrist; Jeruzalem, de Stad van God en zijn Messiaanse Zoon.


En ik zag een vrouw gezeten op een scharlakenrood Beest dat vol was van lasterlijke namen, hebbend zeven koppen en tien horens.

17:3-4 
3   και απηνεγκεν με εις ερημον εν πνευματι και ειδον γυναικα καθημενην επι θηριον κοκκινον <γεμονταονοματαβλασφημιας εχων κεφαλας επτα και κερατα δεκα
4   και η γυνη ην περιβεβλημενη πορφυρουν και κοκκινον και κεχρυσωμενη χρυσιω και λιθω τιμιω και μαργαριταιςεχουσα ποτηριον χρυσουν εν τη χειρι αυτης γεμον βδελυγματων και τα ακαθαρτα της πορνειας αυτης

En hij voerde mij in geest weg naar een wildernis. En ik zag een vrouw gezeten op een scharlakenrood Beest dat vol was van lasterlijke namen, hebbend zeven koppen en tien horens. En de vrouw was gehuld in purper en scharlaken en rijk versierd met goud en edelgesteente en parels, in haar hand hebbend een gouden beker die vol was van gruwelen en de onreinheden van haar hoererij

Zoals Johannes in Op 1:10 in geestvervoering werd vooruit geplaatst in de tijd, tot in de Dag die de Heer toebehoort,wordt hij hier in extatische toestand meegevoerd naar een met een wildernis overeenkomende situatie, een plaats waar je allerlei vreemd wildgedierte mag verwachten.
Het beeld gaat terug op Js 21:1-2, 8-9 waar iemand op een wachtpost de val van Babel aankondigt:

De godsspraak over de wildernis van de zee: Als stormwinden die in de Negeb gieren, komt het uit de wildernis, uit een angstaanjagend land. Een hard gezicht is mij meegedeeld: De verrader die verraderlijk handelt; de plunderaar die plundert… Op de wachttoren, YHWH, sta ik onafgebroken overdag, op mijn post houd ik alle nachten stand. Daar komt een strijdwagen, bemand, een span  paarden. Dan roept hij: Gevallen, gevallen is Babel!  Al haar godenbeelden liggen verbrijzeld ter aarde.

Met de wildernis kan gezinspeeld worden op de wildernis der volkenwaarvan sprake is in Ezechiël, hoofdstuk 20, waar wordt aangekondigd dat YHWH met het Huis van Israël in het gericht treedt, van aangezicht tot aangezichtnadat hij hen heeft uitgeleid uit de volken waarheen zij verstrooid waren (Ez 20:30-35).
Het tafereel houdt namelijk ook de boodschap in dat de 'wildernis' een mensenwereld vertegenwoordigt die Masjiach Yeshua de rug heeft toegekeerd door niet langer redding toe te schrijven aan de verdienste van zijn zondeverzoenend offer, maar aan het Beest, de Pseudomasjiach.

De lasterlijke namen waarmee het Beest over zijn gehele lichaam bedekt is, duiden daarop.
De Hoer in haar gevallen staat, tracht haar positie van Meesteres te bestendigen door de 8e Wereldmacht op te hemelen met Messiaanse kwalificaties: Leven, vrede en zekerheid, de zo lang verbeide en vurig begeerde toestanden, zullen ogenschijnlijk door de opgestane Supermens verwezenlijkt worden. Vergelijk 2Th 2:4.

In de wildernis, het gebied van de Vrouw en het Beest, is niets van een planting van God te vinden; alle levenskiemen in het gebied zijn afgestorven.
De Vrouw die in hoofdstuk 12 ook naar de wildernis vlucht om daar 3½ tijd te verblijven, vindt daar dan ook een plaats die door God [voor haar] bereid werdwaar zij van Godswege, buiten het gezicht van de Slang, wordt gevoed (Op 12:5-6 en 13-17).

Aangezien de Vrouw in die context door aards Israël wordt vertegenwoordigd, is dit voor God de gelegenheid om met zijn volk in het gericht te treden en de opstandigen onder hen uit te ziften, zoals hij ooit deed met hun voorvaders tijdens de Exodus.
Zie een commentaar op Ez 20:35-38.
Opnieuw zal het criterium geloof/ongeloof zijn.

Allen die voor hun verwachtingen opzien naar de Supermens en tegelijkertijd hun ware Masjiach Yeshua onberouwvol blijven afwijzen, zullen niet op Israëls bodem komen.

Het Beest, hier in een andere setting dan in Op 13:1-8, ziet er scharlakengekleurd uit, precies zoals de Vrouw, die echter behalve in purper óók in scharlaken gehuld is.
In beide gevallen betreft het een symbool van koninklijke autoriteit: Het Beest zal in Op 17:11 een 8e koning worden genoemd, en de Hoer zegt van zichzelf: Ik zit als koningin (Op 18:7Js 47:1-7). 

Verschillende commentaren hebben in verband met het scharlaken waarin de Vrouw gekleed gaat, gewezen op het pauselijke Rome waar de kardinalen op een opvallende wijze evenzo gekleed gaan.
De stoffelijke rijkdommen, de monumentale gebouwen, de kunstvoorwerpen, waarover het Babylonische systeem beschikt, worden afgebeeld door het goud, edelgesteente en parels waarmee zij gesierd is.

Maar de gouden beker in haar hand is vol gruwelen, en de onreinheden van haar hoererij. Van buiten ogenschijnlijk kostbaar, maar van binnen misselijkmakend onrein. Wat zij te bieden heeft zijn afgodische gruwelen [Grieks: bdelugmata] en het bedwelmende, smerige drankje van de wijn van haar hoererij met de politiek.

17:5-6a 
5   και επι το μετωπον αυτης ονομα γεγραμμενον μυστηριον βαβυλων η μεγαλη η μητηρ των πορνων και τωνβδελυγματων της γης
6a   και ειδον την γυναικα μεθυουσαν εκ του αιματος των αγιων και εκ του αιματος των μαρτυρων ιησου

En op haar voorhoofd een naam geschreven, een mysterie: Het Grote Babylon, de Moeder der hoeren en van de gruwelen der aarde. En ik zag de vrouw dronken zijnde uit het bloed der heiligen en uit het bloed der getuigen van Yeshua.

De naam op haar voorhoofd is een mysterieeen verborgenheid. Nu we op de geschiedenis van ca. 4200 jaar kunnenterugblikken, zijn we aan de hand van de informatie die door de engel aan Johannes werd verstrekt in staat ons een denkbeeld omtrent het geheimenis van de Hoer te vormen.
Vanaf de Spraakverwarring vertegenwoordigt zij het heerszuchtige, afgodische religieuze systeem dat, bij de teugel geleid door de demonen, op aarde afvalligheid van de ware God bevordert binnen een klimaat van ontaardend bijgeloof.

Omdat Babel voor 'verwarring' staat, heeft ze 'dochters' in grote verscheidenheid.
Dat ze de mysterieuze naam op haar voorhoofd geschreven draagt, is een verwijzing naar de tijd van Johannes toen het niet ongewoon was dat Romeinse prostituees een hoofdband droegen met daarin hun naam gegrift.
Met haar dochters is zij de bron van alle mystieke, afgodische praktijken, waaronder tempelprostitutie, drinkgelagen ter ere van valse goden, waarzeggerij, spiritisme, astrologie, het brengen van mensenoffers, en nog vele andere afschuwelijke en obscene praktijken.

Al die dingen, verricht in naam van religie, hebben bijgedragen tot een klimaat waarbinnen door mensen onder haar invloed stromen bloed zijn vergoten, waaronder ook het vervolgen en gewelddadig ter dood brengen van Gods dienaren, zowel in OT als NT tijden.
In Op 18:24 zal zij zelfs verantwoordelijk worden gehouden voor het bloed van allen die op de aarde geslacht zijn.
Johannes ziet haar daarom in een dronken toestand, dronken van al dat vergoten bloed.

Daarbij moeten we ook denken aan de bloedige Inquisitie, de vele pogroms, de Holocaust en andere, ontelbare moordpartijen waarvoor Babylon het klimaat schiep.
In Mt 23:33-36 houdt Yeshua daarom de religieuze leiders in de eerste plaats verantwoordelijk voor al het rechtvaardige bloed dat op aarde is vergoten, helemaal vanaf Abel, de eerste die in een sfeer van religieuze haat werd vermoord (Gn 4:3-51Jh 3:11-12).
Babylon is daarom in schijn een Gemeente van God; in werkelijkheid dorst zij naar het bloed der heiligen.

17:6b-7 
6b  και εθαυμασα ιδων αυτην θαυμα μεγα
7   και ειπεν μοι ο αγγελος δια τι εθαυμασας εγω ερω σοι το μυστηριον της γυναικος και του θηριου τουβασταζοντος αυτην του εχοντος τας επτα κεφαλας και τα δεκα κερατα

En bij het zien van haar verwonderde ik mij met grote verwondering. En de engel zei tot mij: Wat wekte je verwondering? Ik zal je het mysterie zeggen van de Vrouw en van het Beest dat haar draagt, dat de zeven koppen en de tien horens heeft

De vraag van de engel lijkt als een berisping over te komen, maar tevens een verwijzing te zijn naar iets wat Johannes had kunnen weten zodat zijn verbazing eigenlijk misplaatst is.
Indien hij zich mocht afvragen hoe het mogelijk is dat zo’n koninklijk getooide vrouw zo slecht kan zijn, dan moet hij maar eens verder luisteren naar de uitleg van de engel en vernemen wat een ellendig lot haar wacht.

Als hij zich vooral verbaast over het ongewone van het tafereel - de Vrouw gezeten op een kwaadaardig Beest - dan zal de engel hem wel te binnen brengen dat in het boek Daniël al veel vroeger wereldmachten als Beesten ten tonelewerden gevoerd, beestachtige Grootmachten  die door Heidense priesterschappen werden geregisseerd.
En mocht Johannes zich afvragen hoe de Vrouw zo’n monsterlijk Beest onder controle kan houden, dan zal de engel hem duidelijk maken dat niet de Vrouw maar het Beest in werkelijkheid de regie voert. Als de demonische Antichrist gebruikt hij haar slechts als een werktuig voor eigen doeleinden, onder meer om onder de mensen zijn verheerlijking te bevorderen.

Bij een nadere bestudering van de structuur van Openbaring hoofdstuk 17, bemerken we dat eerst - in de verzen 3-6a - het tafereel van de Vrouw en het Beest wordt getoond. Omdat Johannes wel heel verwonderd op het tafereel reageert (6b), volgt een intermezzo waarin de engel de moeite neemt om gedetailleerd een scala aan interessante bijzonderheden over het Beest en de Vrouw te vermelden.
En die toelichting die zowel details over het verleden van de Vrouw als haar toekomstig lot bevat, loopt door tot het einde van het hoofdstuk.

En dán, te beginnen met Op 18:1 gaat de "film" weer draaien doordat er aanvullende beelden aan Johannes worden getoond.
Wanneer men daarom Op 17:7-18 even wegdenkt, kan men zien hoe - als een logisch vervolg op het tafereel van de op het Beest gezeten Vrouw - de machtige engel uit de hemel neerdaalt die met grote kracht uitroept:
Ze viel, het Grote Babylon viel, en ze werd een woonplaats van demonen.

Die uitroep onthult wat de Bijbel ons feitelijk laat zien in het tafereel van de vv 3-6: Babylon in haar gevallen toestand.
Bij de climax van haar afvalligheid heeft ze zich tenslotte geheel in dienst gesteld van de demonen. Openlijk spreekt ze zich uit ten gunste van een Pseudomessias, de Antichrist, verzinnebeeld in het Beest. Redding zou gelegen zijn in het Beest en niet in Gods Zoon. Haar ultieme drijfveer daarbij is om ten koste van alles haar eeuwenoude, dominante positie niet kwijt te raken. In haar hart blijft ze [tot het einde toe] zeggen: Ik zit als koningin, en weduwe ben ik niet, en rouw zal ik zeker niet zien (Op 18:7).

Zoals we vernamen uit Op 13:18 is de GW (getalswaarde) van de Antichrist, het Beest in de Openbaring, 666. Maar hier, in hoofdstuk 17, zien we in Johannes’ visioen de Hoer Babel dat Beest berijden. Welnu, Babel heeft GW 34 (2+2+30). De combinatie Hoer/Beest heeft dus de GW 700 en dat is voor insiders veelbetekenend. Waarom? Omdat
a.) het Hebreeuwse woord voor verzoendeksel כפרת (kappooreth), ook aangeduid als Gods genadetroon, precies die GW 700 (20+80+200+400) heeft. En
b.) daarmee precies wordt aangegeven wat het oogmerk is van die duivelse alliantie in de Eindtijd: Niets minder dan willen concurreren met het verzoendeksel, dat staat voor de kern van het Evangelie, t.w. Yeshua’s verzoenend offer van zijn eigen ziel. Ja, eigenlijk beoogt Gods Tegenstander niets minder dan de kracht van dat loskoopoffer volkomen teniet te doen, of althans de waarde ervan in de ogen van mensen van nul en gener waarde te doen schijnen!

Het Griekse woord voor verzoendeksel is ιλαστηριον en in de LXX  is dat woord danook de weergave van het Hebreeuwse כפרת (kappooreth).
In Rm 3:25 gebruikte de apostel Paulus (Saul van Benjamin) ιλαστηριον om de kracht van Yeshua’s verzoenend offer te demonstreren:
Hem [zijn Zoon Yeshua] stelde God als verzoendeksel door het geloof in zijn bloed, tot betoon van zijn rechtvaardigheid, door voorbij te gaan aan de zonden die vroeger hadden plaatsgevonden tijdens de verdraagzaamheid van God. 

In Lv 16:2 wordt niet alleen kappooreth aangetroffen maar ook nog een ander woord met die zelfde waarde 700, namelijk het voorhangsel dat het Heilige van het Allerheiligste scheidde, t.w. פרכת (paroketh; de zelfde combinatie van letters overigens): 

YHWH zei toen tot Mozes: Spreek tot je broer Aäron en zeg dat hij niet te allen tijde in het Heiligdom binnen het voorhangsel mag komen, vóór het verzoendeksel dat op de ark ligt, opdat hij niet sterft, want ik verschijn in de wolk boven het verzoendeksel.  

Hebreeën 10:19-22 brengt ook dat voorhangsel in verband met Yeshua’s offerdood: Daar wij dus broeders, vrijmoedigheid hebben met betrekking tot de weg van de meest heilige plaats, in het bloed van Jezus, welke hij voor ons baande: een weg vers en levend, door het voorhangsel heen, dat is zijn vlees, en wij een grote priester over het Huis van God hebben, laten wij naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, de harten door besprenkeling gezuiverd van een boos geweten en het lichaam gewassen met rein water.

17:8 
8   το θηριον ο ειδες ην και ουκ εστιν και μελλει αναβαινειν εκ της αβυσσου και εις απωλειαν υπαγει καιθαυμασθησονται οι κατοικουντες επι της γης ων ου γεγραπται το ονομα επι το βιβλιον της ζωης απο καταβοληςκοσμου βλεποντων το θηριον οτι ην και ουκ εστιν και παρεσται

Het Beest dat je zag was en is niet, en het staat klaar om uit de afgrond op te stijgen, en het gaat heen in vernietiging. En zij die op de aarde wonen, van wie de naam niet staat geschreven op het Boek des levens vanaf [de] grondlegging der wereld, zullen zich verbazen bij het zien van het Beest, dat het was en niet is en [toch] aanwezig zal zijn

Met deze beschrijving van het Beest maakt de engel duidelijk dat het om hetzelfde Beest gaat dat in Op 13:1-8 uit de zee opsteeg. Maar in Op 11:7 was al aangekondigd dat dit Beest uit de afgrond zou opstijgen. Vanwaar dit verschil?
Het Griekse abussos (afgrond) komt overeen met het Hebreeuwse tehôm dat vaak met "waterdiepte" wordt weergegeven. In beide talen houden de woorden het idee in van iets wat diep is, peilloos diep, zodat er aanleiding is de woorden zee en afgrond door elkaar te gebruiken. In de Openbaring ligt de nadruk op afgrond (abussos), waaruit het Beest opstijgt.

Het gebruik van zee in Op 13:1 is blijkbaar opzettelijk gekozen omdat er in het optreden van het Beest duidelijke verwijzingen zijn naar de vier reusachtige Beesten van Daniël, hoofdstuk 7.
In Dn 7:2-3 wordt aangegeven dat die vier Beesten uit de zee opstijgen. Vandaar dat het Beest van Openbaring 13 ook uit de zee opstijgt. Tegelijk blijft er een relatie met de afgronddat in de Openbaring de speciale betekenis heeft als de plaats waarin de goddeloze geesten in een vorm van opgesloten toestand verblijven, maar waaruit zij bevrijd kunnen worden (Op 20:1-37).

In Johannes' tijd kon gezegd worden dat het Beest was en tegelijkertijd niet is, omdat de demonen vanaf de Vloed beperkingen kennen in hun afgrondtoestand. Maar toch staat het Beest al die tijd, tot nu toe, klaar om uit die afgrondsituatie op te stijgen teneinde zijn funeste rol op Gods bestemde tijd te vervullen.

In Op 13:8 werd bovendien ook al melding gemaakt van de aardsgezinde mensen die het Beest in bewondering aanbidden; alsook van het Boek des levens dat de namen van die afgodendienaren niet bevat. Daaruit mag worden afgeleid dat hier, in hoofdstuk 17, sprake is van het ene Beest dat opkomt uit de zee/afgrond.

Dat het een misvatting is dat er in de Openbaring sprake zou zijn van twee Beesten met zeven koppen en tien horens, blijkt uit Op 19:19-21 waar de ondergang wordt getoond van slechts één Beest; overigens tezamen met zijn onafscheidelijke metgezel, de Valse Profeet.
In dat Schriftdeel krijgen wij bovendien een indruk van de bij herhaling gebruikte frase het gaat heen in de vernietigingDie vernietiging wordt daar gesymboliseerd door het meer van vuur.

17:9-11 
9   ωδε ο νους ο εχων σοφιαν αι επτα κεφαλαι επτα ορη εισιν οπου η γυνη καθηται επ αυτων
10  και βασιλεις επτα εισιν οι πεντε επεσαν ο εις εστιν ο αλλος ουπω ηλθεν και οταν ελθη ολιγον αυτον δει μειναι
11  και το θηριον ο ην και ουκ εστιν και αυτος ογδοος εστιν και εκ των επτα εστιν και εις απωλειαν υπαγει

Hier het verstand dat van wijsheid blijk geeft: De Zeven koppen zijn Zeven bergen, waar de Vrouw op hen zit. Ook zijn zij Zeven koningen; de vijf vielen, de één is, de andere kwam nog niet, en wanneer hij komt moet hij een korte tijd blijven. En het Beest dat was en niet is, is ook zelf een achtste en is uit de zeven, en het gaat heen in de vernietiging

Er is doorzicht met wijsheid nodig om de relatie die de Vrouw met het Beest heeft, te ontraadselen. De Zeven koppen van het Beest vertegenwoordigen zowel bergen als koningen. Omdat het Beest daaruit voortkomt en zelf ook een 8ekoning is, moet er sprake zijn van wereldmachten onder supervisie van demonenvorsten (Js 2:14).
In hoofdstuk 7 van het boek Daniël verschijnen vier van die wereldmachten als vier Beesten: NeobabyloniëMedo-Perzië, Griekenland en Rome. En Dn 10:20 onthult dat achter elk Beest een demonenvorst schuil gaat.

In Johannes’ tijd waren Egypte, Assyrië, NeobabyloniëMedo-Perzië, Griekenland, de vijfgevallen. Rome was de heersende (6e) macht: de één is.
De 7e lijkt pas onlangs verschenen als de VS van Amerika, en nu reeds is bekend dat die, zeker in vergelijking met zijn voorganger Rome, kort als wereldmacht zal bestaan.
Maar op die Beesten heeft de Hoer altijd gezeten. De wereldmachten mochten dan, de een na de ander, voor elkaar plaatsmaken, de Hoer bleef: En de Vrouw die je zag is de Grote Stad die een koninkrijk op de koningen der aarde heeft (vers 18).
Vanuit die optiek was wat Johannes in de wildernis te zien kreeg niet helemaal nieuw: De Vrouw was gewend plaats te nemen op Beesten! Zie ook het commentaar bij Op 13:1-2.

En het Beest dat was en niet is, is ook zelf een achtste en is uit de zeven, en het gaat heen in de vernietiging…
Dit impliceert continuïteit. Omdat het Beest gekenmerkt wordt door Zeven koppen die evenzoveel wereldrijken vertegenwoordigen, komen in de 8e koning twee zaken tot uitdrukking:

(a) Het Beest bergt alle zeven voorgaande wereldrijken in zich.
(b) Achter die zeven wereldrijken ging steeds dezelfde macht schuil.

Voor de ogen der mensen mochten dan wel zichtbare, menselijke heersers aan hun rijken bouwen en ook bestuursmacht uitoefenen, in werkelijkheid vond de werkelijke sturing plaats vanuit het onzichtbare, vooral door demonenvorsten die op hun beurt weer opereerden onder hún Heerser, de Duivel (Satan).


Dat die wereldrijken een dergelijke achtergrond hadden/hebben, moge duidelijk zijn uit het feit dat zij
(1) een relatie hadden/hebben met Gods uitverkoren volk Israël, en
(2) binnen die relatie er altijd op uit waren om Gods voornemen met dat Volk als het maar enigszins mogelijk was te dwarsbomen. Waarom?

Omdat op grond van de voorzegging in Gn 3:15, maar ook vanwege Gods beloften die Hij aan hun voorvaders had gedaan, met name die aan de aartsvaders Abraham, Isaäk en Jakob, Israël een immense bedreiging vormde voor de Satan.
Dat verklaart dan ook waarom Gods volk door de millennia heen voortdurend boosaardige aanvallen te verduren kreeg; waarom haar grote rampen overkwamen, zoals de diverse ballingschappen die zij onder vrijwel al die wereldrijken meemaakte.

17:12-14 
12  και τα δεκα κερατα α ειδες δεκα βασιλεις εισιν οιτινες βασιλειαν ουπω ελαβον αλλα εξουσιαν ως βασιλεις μιανωραν λαμβανουσιν μετα του θηριου
13  ουτοι μιαν γνωμην εχουσιν και την δυναμιν και εξουσιαν αυτων τω θηριω διδοασιν
14  ουτοι μετα του αρνιου πολεμησουσιν και το αρνιον νικησει αυτους οτι κυριος κυριων εστιν και βασιλευςβασιλεων και οι μετ αυτου κλητοι και εκλεκτοι και πιστοι

En de Tien horens die je zag zijn Tien koningen, zij die nog geen koninkrijk ontvingen, maar zij zullen één uur macht als koningen ontvangen met het Beest. Dezen hebben één gezindheid en hun kracht en macht geven zij aan het Beest. Dezen zullen oorlog voeren met het Lam, en het Lam zal hen overwinnen, omdat hij Heer der heren is en Koning der koningen; en met hem de geroepenen en uitverkorenen en getrouwen

De 10 horens van het Beest komen overeen met de 10 tenen van de voeten van het reusachtig grote beeld dat Nebukadnezar in een droom te zien kreeg; voeten die deels van ijzer deels van leem waren, zinnebeeldig voor de demonen die zich vermengen met het zaad der mensen doordat zij hun geestelijke natuur combineren met de menselijke natuur (materialisatie).
Zie Dn 2:42-44, waar de voeten met de 10 tenen ook worden aangeduid als 'koningen': En in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten.


De 10 horens vertegenwoordigen daarom alle gewelddadige demonenmacht waarover het Beest kan beschikken. Eensgezind maken de horens hun invloed ondergeschikt aan de ambities van het Beest. Daarom mogen zij gedurende één uur als koningen gezag uitoefenen, samen met het Beest.
Op agressieve wijze zullen zij concurreren met de heerschappij van Yeshua's Messiasrijk en proberen de betekenis daarvan in de geest der mensen omlaag te halen. 

Vergelijk Ps 2:1-3.
Zoals voorzegd in Dn 11:39 zullen zij die de Antichrist erkennen, begunstigd worden.

De confrontatie met het Lam is daarom onvermijdelijk. Hij is namelijk Heer van alle 'heren' en Koning van alle 'koningen', en daarom superieur in macht.
Volgens Gods voorzegging moet hij als het voornaamste zaad van Abraham de poort van zijn vijanden in bezit nemen;typerend weer voor de Elisaperiode.

De getrouwe Rest, de Heiligen van de eindtijd die ook door God zijn verkoren als deel van Abrahams zaad, zullen met hun Heer en Koning in die overwinning delen (Gn 22:17-18).

17:15-18 
15  και λεγει μοι τα υδατα α ειδες ου η πορνη καθηται λαοι και οχλοι εισιν και εθνη και γλωσσαι
16  και τα δεκα κερατα α ειδες και το θηριον ουτοι μισησουσιν την πορνην και ηρημωμενην ποιησουσιν αυτην καιγυμνην και τας σαρκας αυτης φαγονται και αυτην κατακαυσουσιν εν πυρι
17  ο γαρ θεος εδωκεν εις τας καρδιας αυτων ποιησαι την γνωμην αυτου και ποιησαι μιαν γνωμην και δουναι τηνβασιλειαν αυτων τω θηριω αχρι τελεσθησονται οι λογοι του θεου
18  και η γυνη ην ειδες εστιν η πολις η μεγαλη η εχουσα βασιλειαν επι των βασιλεων της γης

En hij zegt tot mij: De wateren die je zag waar de Hoer zit, zijn volken en menigten en natiën en talen. En de Tien horens die je zag en het Beest, dezen zullen de Hoer haten en haar woest maken en naakt; en zij zullen haar vleesdelen eten en haar in vuur verbranden. Want God gaf in hun harten zijn gezindheid te volbrengen, ja, één gezindheid te volbrengen en hun koninkrijk aan het Beest te geven totdat de woorden van God voleindigd zullen worden. En de Vrouw die je zag is de Grote Stad die een koninkrijk op de koningen der aarde heeft

De engel richt alle aandacht weer op de Vrouw, de heerszuchtige Hoer.
Haar ondergang moet komen. God gebruikt voor dat doel het Beest met zijn 10 horens. Dat collectief van demonen handelt geheel volgens Gods plan. Terwijl zijzelf hun eigen voordeel zoeken en hun verlangen naar macht bevredigen, dienen zij intussen Gods raadsbesluit door al hun invloed in de dienst van het Beest te stellen.

Door de millennia heen zijn de demonen de wereldheersers van deze duisternis geweestwaarbij zij echter afhankelijk waren van de Hoer. Alleen door haar als hun werktuig konden zij invloed uitoefenen op de politieke heerschappij over de aarde.
In de Eindtijd begaat de Hoer de fatale fout te denken dat zij haar positie als Gebiedster der koninkrijken kan voortzetten zoals zij altijd gewend was: óók de 8e Koning  overheersen (Js 47:5-7).
Maar dat collectief bestaat niet uit menselijke koningen, hoewel ze door materialisatie dat wél lijken te zijn. De demonen willen zélf heersen, rechtstreeks en niet meer in afhankelijkheid van de Hoer.

In hun haat voeren zij Gods oordeel uit: Volledige verwoesting van de Hoer, alsof het Beest haar vlees verslindt; alsof ze door vuur wordt verbrand; en…, zoals Jehu Izebel aan haar einde liet komen:

Jehu kwam te Jizreël. Toen Izebel dit vernomen had, beschilderde zij haar ogen met zwart en versierde haar hoofd, en zij keek uit het venster. Toen Jehu de poort binnenkwam, riep zij: Is het wel met Zimri, de moordenaar van zijn heer?

En hij hief zijn gelaat op naar het venster en zei: Wie is op mijn hand? Wie? En toen twee, drie hovelingen hem aankeken, gebood hij: Werpt haar naar beneden! En zij wierpen haar naar beneden, zodat haar bloed rondspatte tegen de muur en tegen de paarden, en hij vertrapte haar.

En hij ging naar binnen, at en dronk. Daarna zei hij: Ziet toch om naar die vervloekte en begraaft haar, want zij is de dochter van een koning. Zij gingen heen om haar te begraven, maar vonden van haar niets dan de schedel, de voeten en de handpalmen (2Kn 9:30-35).

Vergelijk ook Ez 23:22-30; 16:35-42.


-.-.-.-

Geen opmerkingen: