Veni Domine Iesu

Veni Domine Iesu
De Tent van God bij de mensen en Hij zal bij hen verblijven

dinsdag 29 oktober 2019

Rechter Ibzan

Rechter Ibzan verschijnt in het verslag van het boek Rechters in Rechters 12 >>

En na hem werd Ibzan uit Beth Lechem rechter over Israël.
Js 30:18 heeft ook GW 2245 >> En daarom zal YHWH er naar uitzien jullie gunst te bewijzen, en daarom zal hij opstaan om jullie barmhartigheid te betonen. Want YHWH is een God van recht. Gelukkig allen die hem verwachten.

En hij kreeg dertig zonen en dertig dochters. Hij zond buitenshuis en deed van buiten dertig dochters komen voor zijn zonen. En gedurende zeven jaar bleef hij rechter over Israël. 

De GW van de vv 8 en 9 tezamen is 8268 ≈≈ 1Tm 3:4 >> Die [een opziener binnen een lokale gemeente] voortreffelijk leiding geeft aan het eigen huis, die met alle ernst kinderen in onderworpenheid heeft.
Toen stierf Ibzan en werd te Beth Lechem begraven.

GW 1409 is ook die van Kl 3:26 >> Goed is het dat men wacht, ja, in stilheid, op de redding van YHWH.
De vv 9 en 10 hebben tezamen GW 7432 ≈≈ Rm 16:3 >> Groet Priska en Akulas, mijn medearbeiders in Masjiach Yeshua.

GW 9677 ≈≈ Rm 12:19 >> Wreekt jezelf niet, geliefden, maar geeft plaats aan de toorn, want er staat geschreven: Aan mij de wraak, ik zal vergelden, zegt de Heer.  

Omdat ook Boaz uit Beth Lechem was en bovendien in de zelfde tijd leefde als de rechters, is men in rabbijnse kringen de mening toegedaan dat hij dezelfde moet zijn als Ibzan (Rt 1:1).
En die opvatting zou juist kunnen zijn. De GW van Boaz is namelijk 79 [2+70+7] en die van Ibzan 143 [1+2+90+50]; een vermeerdering derhalve met 64. Die GW 64 is opvallend aanwezig in het werkwoord oordelen:

Dan zal zijn volk oordelen (Gn 49:16). En ook: YHWH zal zijn volk oordelen (Dt 32:36).

Terwijl in het Ruthverhaal Yeshua als de tegenbeeldige Boaz de Loskoper wordt van de twee Vrouwgemeenten die tezamen het ene Israël Gods vormen, wordt hij als het tegenbeeld van Ibzan óók de rechter van Israël. Wanneer in het bijzonder? Blijkens vers 2 tijdens de zeven jaar van de laatste Week voor Israël:
  
Het merkwaardige vers 9, dat overigens moeilijk is weer te geven, heeft de waarde 6023!
Daardoor valt de duur van Yeshua’s rechterschap samen met de zeven jaar van de 70ste Jaarweek voor Israël; de periode 6023 - 6030 AM derhalve. Enkele kanttekeningen daarbij:

1.) Ibzan was rijk aan kinderen.
Gerelateerd aan zijn tegenbeeld Yeshua, doet ons dat denken aan het feit dat hij volgens Jesaja 9 een eeuwige vader wordt voor allen die in geloof zullen steunen op de loskopende waarde van zijn offer.
Opvallend is dat in vers 9 het getal 30 tot driemaal toe verschijnt. Dat herinnert aan de stam Juda (Jehoedah; met GW 30) - waartoe Boaz/Ibzan en Yeshua behoorden - én aan de Joden in het algemeen, zoals de Israëlieten in latere tijden bekend kwamen te staan.

Jehoedah betekent GeprezenLofprijzing.
In zijn sterfbedprofetie zei Jakob over de stam Juda: Wat u betreft, Jehoedah, uw broeders zullen u prijzen (Gn 49:8).
En volgens Rm 2:28-29 is niet hij een Jood die het uiterlijk is, en niet dat is besnijdenis wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt. Maar hij is een Jood die het in het verborgene is, en besnijdenis is die van het hart, in geest, niet naar de letter; wiens lof niet uit mensen is, maar uit God.

In het Overblijfsel zullen zulke ware Joden in de 70ste Week weer op het religieuze toneel van de wereld verschijnen, vooral vanaf 6026 AM, het Midden van de Week, wanneer krachtens het Nieuwe Verbond Gods geest op hen wordt uitgestort. Ook zullen dan vele personen uit de Heidenvolken zich met die ware Joden identificeren omdat zij zullen opmerken dat van alle religieuze denominaties slechts zij namens God zullen handelen; dat hij uitsluitend hen machtigt om als zijn woordvoerders op te treden.

In Zc 8:23 is al lang geleden profetisch aangegeven dat mensen uit alle talen der Heidenvolken (de schapen van Mt 25:31-46) in die dagen zullen vastgrijpen, ja, zij zullen vastgrijpen de slip van het kleed van een man, een Jood, en zeggen: Wij gaan met je mee, want wij hebben gehoord dat God met jullie is.

Vanuit dat gezichtspunt valt het te verklaren dat Ibzan voor zijn dertig zonen dertig dochters vanuit de buitenwereld binnen bracht, en tegelijkertijd zijn eigen dertig dochters naar de buitenwereld liet gaan.
De verbintenis tussen de 'schapen' uit de Heidenvolken en de ware Joden in de Eindtijd wordt als het ware tot een huwelijksverbond, wat ook moge blijken uit de zinsnede de slip vastgrijpen van het kleed van een man die een Jood is.

Vergelijk Rt 3:9 en Ez 16:8 waar "slip" (of “vleugel”) symbool staat voor de huwelijksrelatie.

2.) De mannen die in het boek Rechters als 'rechters' optraden waren personen die door Israëls God YHWH bij speciale gelegenheden werden verwekt, meestal om leiding te geven aan acties om het volk te bevrijden van de dienstbaarheid aan Heidense overheersing, waaraan zij door hun ontrouw eerder door God zelf waren overgegeven (Rc 2:11-16).
  
In de hoofdstukken 4 en 5 van het Bijbelboek Micha verschijnt profetisch de Rechter van Israël, Yeshua Masjiach. Blijkens Mc 4:1 in een eindtijdsetting, waarmee we dus weer terug zijn bij 6023 - 6030 AM:

Het zal echter in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het Huis van YHWH vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat de volken ernaartoe zullen stromen. Vele Heidenvolken zullen op weg gaan en zeggen:
   Kom, laten wij opgaan naar de berg van YHWH,
   naar het Huis van de God van Jakob;
   dan zal hij ons onderwijzen aangaande zijn wegen,
   en zullen wij zijn paden bewandelen.

Want uit Sion zal wet uitgaan en het woord van YHWH uit Jeruzalem. Hij zal oordelen tussen vele volken en machtige Heidenvolken vonnissen, tot ver weg. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen.
Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen. Oorlog voeren zullen zij niet meer leren. Maar zij zullen zitten, ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom, niemand zal ze schrik aanjagen, want de mond van YHWH van de legermachten heeft het gesproken. Want alle volken gaan op weg, elk in de naam van zijn god, maar wij zullen op weg gaan in de naam van YHWH, onze God, voor eeuwig en altijd.

Op die dag, spreekt YHWH, zal ik verzamelen wie mank gaat, bijeenbrengen wie verdreven is en wie ik kwaad aangedaan heb. Ik zal wie mank gaat, stellen tot een overblijfsel en wie verdreven was tot een machtig volk, en YHWH zal over hen koning zijn op de berg Sion, van nu aan tot in eeuwigheid (4:1-7).

Maar jij, Betlehem Efrata, te gering om te zijn bij de duizenden van Juda, uit jou zal er een voor míj voortkomen om heerser te zijn in Israël; zijn herkomst is uit de voortijd, uit de dagen van eeuwig! (5:2)… Het overblijfsel van Jakob zal zijn te midden van vele volken als dauw van YHWH, als regendruppels op het gewas, dat niet uitziet naar iemand en niet hoopt op mensenkinderen (5:7)

In schitterende profetische bewoordingen tekent Micha het verloop van de 70ste Week voor Israël:
• De aanbidding van YHWH Elohim wordt hoog verheven in het verschijnen van de Tempelstad Nieuw Jeruzalem.
• Mensen uit de Heidenvolken die de ware aanbidding willen beoefenen dienen zich daarheen te wenden.
• Terwijl de mensen uit die volken in grote meerderheid zullen blijven doen wat zij altijd al gewoon waren te doen - het nalopen van hen die geen goden zijn, in het bijzonder de agressieve, antichristelijke Assyriër - zal het Overblijfsel van Jakob uitsluitend wandelen in de naam van YHWH.
• Voor de minderheid uit de Heidenvolken die zich daarin bij hen aansluiten, zullen zij als dauw van YHWH worden.
• Israëls ware Rechter, hun Messias, zal door de meerderheid nog steeds worden afgewezen; zinnebeeldig slaat men hem met de stok op de wang.
    Vergelijk Mt 26:67-6827:30.

• Maar die Rechter is de enige die werkelijk aan het van Godswege verschafte profiel beantwoordt. Hij bezit de echte 'geloofsbrieven': De uit Bethlehem afkomstige Bestuurder; uit het Huis des Broods, maar wiens oorsprong veel verder teruggaat, helemaal naar oude tijden in een ver verleden, toen hij vanaf een begin bij God was; in zijn pre-existentie (Jh 1:1).

maandag 28 oktober 2019

Israël en de Zeventigste Jaarweek

 3.) Hosea 6:2


In Gn 1:27 lezen we wat direct voorafging aan de Zevende Dag, Gods Rustdag:
En God schiep de mens naar zijn beeld;
naar Gods beeld schiep hij 
hem;
mannelijk
 en vrouwelijk schiep hij hen.
Wanneer we deze tekst in zijn context beschouwen, bijvoorbeeld Gn 1:27 t/m 2:3, wordt ons duidelijk dat dit scheppingsgebeuren plaats vond tegen het einde van de Zesde Dag.
Volgens Hebreeën 4:3-4 vond met de schepping van mannelijk en vrouwelijkde grondlegging der wereld plaats.
Want niet alleen was de menselijke schepping als mannelijk en vrouwelijk voortgebracht; YHWH God had hen ook - nog steeds binnen die Zesde Dag - de opdracht gegeven om vruchtbaar te zijn, tot velen te worden en de aarde te vullen. Bovendien was die opdracht vergezeld gegaan van zijn zegen.

O.i. wordt er door velen te gemakkelijk vanuit gegaan dat er weinig tijd zat tussen de schepping van Adam en de aanvullende scheppingsdaad van het voortbrengen van mannelijk en vrouwelijk, zoals beschreven in het zogeheten tweede scheppingverslag van Gn 2:21-22.
Niet velen staan stil bij de vraag: Wanneer werd mannelijk en vrouwelijk bij Adam gescheiden?

In aanmerking nemend dat

a.) Adam er zeker jaren voor nodig had (volgens de vv 19 en 20) om de dierlijke schepping te bestuderen en vervolgens de dieren betekenisvolle namen te geven; en
b.) Yeshua, de laatste Adam, niet eerder dan op 30-jarige leeftijd zijn door God voor hem bestemde taken op zich begon te nemen (1Ko 15:45Lk 3:23),

achten wij het zeer aannemelijk, dat Adam in totaal 30 jaar alleen is gebleven.
En aangezien volgens Hb 4:3-5 de Rustdag aanving direct na het voortbrengen van mannelijk en vrouwelijk, moet die Zevende Dag begonnen zijn bij de aanvang van het jaar 31 AM.


Daarnaast zijn er o.i. redenen om te geloven dat die Rustdag in totaal 7000 jaar in beslag zal nemen. Waarom?
Allereerst omdat hetzelfde Schriftdeel in Hebreeën 4 ons laat zien dat Gods Rust in de Eerste eeuw nog altijd voortduurde en dus toen reeds ruim 4000 jaar omvatte.
Maar in de tweede plaats omdat de Bijbel aankondigt dat er nog een 1000-jarige Sabbat moet komen, namelijk het Millenniumrijk van de Masjiach. Masjiach Yeshua kondigde daaromtrent zelf het volgende aan toen hij de beschuldiging van zijn religieuze tegenstanders pareerde:
  
Hebben jullie zelfs dit niet gelezen wat David deed toen hij honger had, hijzelf en zij die bij hem waren? Hoe hij het huis van God binnenging en na de broden der voorzetting ontvangen te hebben, at en gaf aan hen die bij hem waren, welke niemand mag eten dan alleen de priesters? En hij zei tot hen: De Mensenzoon is Heer van de Sabbat.

Binnen de grote Rustdag van 7000 jaar zal de laatste (7e) duizend jaar periode een afzonderlijke Sabbat vormen. Na zes 'dagen' (van 1000 jaar) zwoegen onder Satans tirannieke juk, breekt de Zevende 1000-jaar periode aan, het Millenniumrijk van de Messias, waarvan hijzelf dus zei: de Mensenzoon is ook Heer van de Sabbat.
Op grond van het voorgaande moet die Sabbat derhalve verwacht worden bij de overgang van 6030 naar 6031 AM. 



De 70ste  Jaarweek voor Israël gaat nog vooraf aan dat Millenniumrijk,

En naar velen zal hij [het] verbond kracht bijzetten één week. En op de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden. En op vleugel van gruwelen een verwoester. En tot aan voleinding zal wat vast besloten is uitgestort worden op de verwoester (Dn 9:27).

alsook – naar het schijnt – de extra 30 en 45 dagen die aan het einde van het Boek Daniël vermeld worden, in Dn 12:11-13 >>

En vanaf de tijd dat het voortdurende [offer] verwijderd is en de verwoestende gruwel is opgericht, zullen er 1290 dagen zijn. Gelukkig hij die blijft verwachten en die de 1335 dagen bereikt!
Maar jij [Daniël] moet doorgaan tot het einde. Je zult rusten en opstaan tot je bestemming aan het einde der dagen.

Die laatste Jaarweek zou dan de 2520 dagen omvatten die geteld moeten worden van 6023 AM tm 6030 AM, of vanaf 2020 AD tot 2027 AD.

Ter oriëntatie van de lezer laten wij hieronder twee schema’s volgen:

1.) De Zeventig Jaarwekenprofetie van Daniël 9 >>


2.) Het verloop van de 70e Jaarweek >>


Zie ook: De 70ste Week cruciaal, waarin aannemelijk wordt gemaakt waarom er in Gods voornemen met Israël tussen de 69e en de 70e Week een verloop in tijd van vele eeuwen moest plaats vinden.

3.) Hosea 6:2

Een andere aanwijzing wat betreft de overgang naar het Millenniumrijk ontlenen we aan het bijbelboek Hosea, maar wel mede naar aanleiding van de bruiloft te Kana, waar Yeshua zijn eerste wonder verrichtte: Water veranderen in voortreffelijke wijn. Dat bruiloftsfeest vond plaats op de derde dag (Jh 2:1), en dat herinnert ons aan de voorzegging in Hs 6:2.
Over Israëls toekomstig herstel lezen we aldaar het volgende:

Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht (nbg).

De avond van die derde Dag [van 1000 jaar] waarop het bruiloftsfeest van het Lam gevierd zal worden, nadert nu snel. Want dan komt Hs 3:4-5 tot vervulling:

Want de zonen van Israël zullen lange tijd wachten, zonder koning of vorst, zonder offer en wijsteen, zonder efod en huisgoden. Maar daarna zullen de zonen van Israël zich bekeren, zullen zij YHWH, hun God, en David, hun koning, weer zoeken en bevend naar YHWH en zijn goedheid komen, op het einde der tijden.
(WV78)

Dan zal Israëls ware Messias 'water in wijn veranderen'; hij zal de harten van een getrouw, gehoor gevend overblijfsel met ware vreugde vervullen. De beste wijn blijkt dan voor het laatst bewaard te zijn (Jh 2:10).

Bij het analyseren van Hs 6:1-3 kunnen wij Hs 3:4-5 niet buiten beschouwing laten.
De zonen van Israël zijn niet pas sinds de Eerste eeuw zonder koning, vorst, slachtoffer, efod en terafim.
Nadat in het jaar 3030 AM Salomo’s regering eindigde over heel Israël, scheidde de Noordelijke 10 stammen zich af. Er vond een scheuring van het koninkrijk van David en Salomo plaats.
Het Noordelijk koninkrijk ontbeerde sindsdien zowel een koning in de Davidische lijn als de offercultus door de Levitische priesterschap, want de stad Jeruzalem waar zich Davids troon en het heiligdom bevonden lag binnen het Zuidelijk koninkrijk Juda. Vergelijk 1Kn 12:12-17, 25-33.

De drie dagen van 1000 jaar lopen - volgens het principe van 2Pt 3:8 - derhalve van 3030 AM tot 6030 AM, het overgangsjaar naar het Millennium.
Dus opnieuw: De 70ste  Jaarweek neemt de laatste 7 jaar van de Derde dag in beslag, dus van 6023 AM tot 6030 AM.

4.) Jakob bij de Jabbok

In de Studie Het lange termijneffect van Genesis 16:12 betreffende Ismaël wordt aan de hand van Gn 16:12 beredeneerd  dat het absolute hoogtepunt van Ismaëls vijandige houding, welke oorspronkelijk werd gewekt doordat hij werd gepasseerd ten gunste van zijn jongere halfbroer Isaäk, binnenkort verwacht moet worden. Op grond van Ezechiël 38 en 39 weten wij nu reeds dat de demonenvorst Gog een multinationale strijdmacht met een overwegend Islamitische achtergrond zal aanvoeren om daarmee een stormaanval op Gods volk te ondernemen.

Die aanval gaat plaatsvinden nadat YHWH zijn volk uit de Heidenvolken bijeenvergaderde en terugbracht op de bergen van Israël, die voordien verwoest waren.
Gogs oogmerk zal zijn:
Laten wij hen uitroeien, zodat zij geen volk meer zijn en aan de naam van Israël niet meer gedacht wordt.
(Ps 83:6)

Toen Jakob in het jaar 2266 AM de rivier Jabbok overstak ging een 'man' met hem worstelenDaardoor werd de gewrichtsholte van Jakobs dijbeen ontzet. Diezelfde persoon deelde Jakob mee dat zijn naam voortaan Israël zou worden genoemd (Gn 32:24-30).

In de Studie Jakob had ik lief maar Esau haatte ik (2) wordt aannemelijk gemaakt dat achter die 'man' Esau’s alterego in de hemelsferen schuil ging, de demonenvorst Satan zelf, Gods grote Tegenstrever en de hater van Israël.


Bijgevolg kon het jaar 2266 AM voortaan aangemerkt worden als een nieuw vertrekpunt voor het tellen der jaren van Israëls geschiedenis; in het bijzonder wanneer het zou gaan om tijden van grote nood waaruit alleen God zijn uitverkoren volk van hun vijanden zou kunnen redden.

In genoemde Studie wordt aangetoond dat Ismaëls nakomelingen betrokken zullen zijn bij de aanval die door Gog van het land Magog in de Eindtijd op het herstelde Israël Gods zal worden ondernomen.
De getalswaarden van Ismaël en zijn twaalf zonen zijn aldus: 451 – 462 – 304 – 38 – 382 – 450 – 55 – 341 – 16 – 451 – 225 – 440 – 149; bij elkaar opgeteld 3764.
Tellen we vervolgens vanaf 2266 AM, dan constateren we – overigens niet geheel onverwachts - dat de boosaardige aanval van Gog op Gods volk in de Eindtijd precies bij de overgang naar het Millennium zal plaats vinden, d.i. het jaar 6030 AM.

In Ex 40:1, 12-15 wordt verhaald dat Mozes de opdracht kreeg om op de eerste dag van de maand Nisan, in het tweede jaar van hun Uittocht, de priesterschap te installeren. Vers 12, dat luidt >>
Dan moet u Aäron en zijn zonen bij de ingang van de tent van ontmoeting laten komen, en hen met het water wassen.
heeft GW 3757.
Gevoegd bij 2266 AM brengt ons dat naar het jaar 6023 AM, wellicht aangevend dat de hemelse priesterschap der 24 Oudsten dan wordt geïnstalleerd.

Wat de GW 3757 betreft is het beslist opmerkelijk dat die (zelfs) tot tweemaal toe wordt aangetroffen in Eén Samuël 17 (de vv 2 en 35), het hoofdstuk waarin wordt verhaald hoe de reus Goliath werd geveld door de jeugdige David. Wellicht een verdere indicatie dat bij de aanvang van de 70ste Week, in 6023 AM, door de Opname van Yeshua’s Gemeentelichaam, de belemmering wordt weggenomen voor de verschijning van de demonische Antichristelijke Macht.



wordt aannemelijk gemaakt dat

• de Tijden der Heidenen van Lukas 21:24 identiek zijn aan de Zeven Tijden van Daniël, hoofdstuk 4, in bredere zin. Zie ook >> Taalverwarring en de Zeven Tijden.
• de duur van één Tijd 600 jaar bedraagt en de Tijden der Heidenen dus 4200 jaar in beslag nemen (7 x 600).
• die Tijden een aanvang namen in het jaar van de Spraakverwarring.
• het jaar van de Spraakverwarring 1826 AM moet zijn geweest.
• de Tijden der Heidenen dus zullen aflopen in 6026 AM (1826 + 4200).

En ook die uitkomst was te verwachten, omdat
1.) volgens Lk 21:24 dan ook een einde komt aan het 'vertreden' van Jeruzalem, de stad die tijdens de regeerperiodes van David en (vooral van) Salomo symbool werd voor het vredige 1000-jarige Messiasrijk; en
2.) het Millenniumrijk van Masjiach Yeshua opgericht wordt op de helft van de 70e Jaarweek, zodat voor het joodse Overblijfsel er gelegenheid is om de blijde tijdingen omtrent dat koninkrijk gedurende de tweede helft van 3½ jaar van de Week aan te kondigen in geheel de bewoonde aarde, tot getuigenis van alle Heidenvolken. Eerst na afloop daarvan zal het einde komen (in 6030 AM).

6.) Ketura en haar zonen

Ketura [Hebreeuws: Qetoerah] was de vrouw die Abraham na de dood van Sara tot vrouw nam. Het is zeer betekenisvol dat de vermelding daarvan in Gn 25:1 aansluit op het voorgaande (laatste) vers (67) van hoofdstuk 24, waarin ons wordt verteld dat Isaäk zijn bruid Rivqah in de tent van zijn overleden moeder Sara bracht.
Door velen wordt namelijk verondersteld dat Qetoerah niemand anders was dan Hagar, maar dan in een nieuwe positie, niet alleen in waardigheid hersteld maar zelfs daarin verhoogd, precies datgene wat Israël zal ervaren krachtens het Nieuwe Verbond dat met haar wordt gesloten.

In de allegorie van Gl 4:22-31 is Hagar, de slavin, zinnebeeld voor Israël onder het Wetsverbond:

Deze zaken zijn tot een allegorie geworden; want deze [vrouwen (Sara en Hagar)] vertegenwoordigen twee verbonden: één afkomstig van berg Sinaï verwekt tot slavernij, hetwelk is Hagar. De Hagar nu is een Sinaï berg in Arabië, maar beantwoordt aan het Jeruzalem thans, want ze verkeert met haar kinderen in slavernij.

Maar Israël (Hagar) blijft niet in die positie. Op de helft van de Jaarweek sluit YHWH met haar het door Jeremia voorzegde Nieuwe Verbond (Jr 31). Op die wijze vernieuwt God zijn huwelijksverbond met dat uitverkoren volk van hem. Israël wordt op grond daarvan in de positie gebracht om in het Millennium alsnog het zegenende zaad van Abraham op aarde te worden.

En dat wordt goed afgebeeld door het nakomelingschap van Qetoerah (Hagar). Want niet voor niets lezen we in Maleachi, een boek dat profetisch geheel op de Eindtijd is gericht, dat de tijd zal aanbreken dat YHWH’s naam groot zal zijn onder de Heidenen [Gojim]:

Want van de opkomst der zon tot waar hij ondergaat, zal mijn naam groot zijn onder de Heidenen; in elke plaats zal aan mijn naam offerrook gebracht worden, ja, een reine gave. Voorzeker, mijn naam zal groot zijn onder de Heidenen, spreekt YHWH der legerscharen.
(Ml 1:11)

Er is in deze belangrijke profetie een duidelijke link naar Qetoerah, want haar naam betekent reukwerk of offerrook. Zoals Sara eens stond voor het Abrahamitische Verbond en Hagar voor het Wetsverbond (Gl 4:21-25), zal het Nieuwe Verbond een binding hebben met Abrahams derde vrouw 'Qetoerah'.
Yeshua, de grotere Isaäk, is immers de Middelaar van het Nieuwe Verbond, en Isaäk had in minstens twee opzichten een binding met HagarBeide hebben niet alleen dezelfde GW (getalswaarde) 208 maar beide hadden ook een relatie met Beër-Lachai-Roï, [ Put van de Levende die mij ziet ], waar Hagar vertroost werd door de engel van YHWH toen ze was weggelopen voor haar meesteres Sara (Gn 16:13-1424:62; 25:11).



Zie ook de Studie Op weg naar de Bruiloft (deel 2), onder II - 7.

Zorgvuldig en opvallend gedetailleerd worden de zonen van Ketura opgesomd in Gn 25:2-4; in drie gevallen de clan die uit hen voortkwam. Met hun bijbehorende getalswaarden luiden ze:

Zimran (297), Joksan (460), Medan (94), Midian (104), Jisbak (412), Suah (314), Scheba (303), Dedan (58), Assurim (547), Letusim (385), Leümmim (121), Efa (165), Efer (350), Hanoch (78), Abida (87), Eldaa (110).

Bij elkaar opgeteld: 3885. Hoe belangrijk is dat?
Welnu, Sara die was geboren in 2018 AM, stierf op 127-jarige leeftijd, dus in het jaar 2145 AM. Tellen wij 3885 jaar verder dan komen wij, opnieuw geheel volgens hetgeen verwacht mocht worden, uit in 6030 AM, bij de Overgang naar het Millenniumrijk waarin de Heidenvolken zegen ten deel zal vallen.


De verhouding waarop gedoeld wordt, treffen we aan in Leviticus, hoofdstuk 12. De 1:2 verhouding is inderdaad een bijzonder opvallend element in dat hoofdstuk. Ze doet zich namelijk tweevoudig voor. Bij de geboorte van een zoon was de vrouw 7 dagen onrein tot aan de besnijdenis; bij de geboorte van een dochter 14 dagen; de eerste verdubbeling.
Het zondoffer moest gebracht worden na 40, respectievelijk 80 dagen; de tweede verdubbeling.
In Bijbelse termen betekent zoiets dat de zaak volkomen vaststaat bij God, waarbij we dan vooral moeten denken aan de tegenbeeldige vervulling (Gn 41:32).

Zoals in zoveel kwesties onder de Wet het geval was, liet het zondoffer de dringende behoefte aan het volkomen zondoffer uitkomen, waarin te zijner tijd door de dood van Israëls Masjiach ook inderdaad werd voorzien.
In Leviticus 12 valt het ons op dat aan het einde van beide reinigingsprocedures dezelfde offers werden vereist. Dat duidt uiteraard op het feit dat in het tegenbeeld geen onderscheid wordt gemaakt voor wat betreft de toepassing van Yeshua's offer op de ene of de andere groep van personen.

Wat het tegenbeeld betreft, het moge duidelijk zijn dat de Israëlitische vrouw die baart centraal staat. Het gaat immers steeds om háár reiniging, maar het is ook helder dat ze in het tegenbeeld in een 2-voudig aspect moet verschijnen.

De enige 'Vrouw' die in de Bijbel aan dat vereiste beantwoordt is Vrouwe Sion. Door die zinnebeeldige 'Vrouw' zal uiteindelijk het ware Israël Gods worden voortgebracht, de twee gemeentes - respectievelijk hemels en aard- die tezamen de koninklijke priesterschap zullen vormen. En dat alles met de bedoeling om in het Millenniumrijk van de Masjiach tot zegen van de Heidenvolken te worden.

In de Eerste Eeuw begon Vrouwe Sion te 'baren', t.w. de leden die tot de hemelse Gemeente van het ware Israël Gods gingen behoren. De apostel Paulus verwoordde die historische daad aldus:

Het Jeruzalem boven echter is vrij, hetwelk is onze moeder. Want er staat geschreven: "Verheug je, Onvruchtbare die niet baart; barst uit en roep, jij die geen barensweeën hebt, want de kinderen van de Verlatene zijn talrijker dan van haar die de echtgenoot heeft".
Jullie nu, broeders, zijn naar 
[de wijze van] Isaäk kinderen van een belofte.
(Gl 4:26-28)

Die 'kinderen' beantwoordden aan de zoon die gebaard werd en op de 8e dag besneden moest worden. Precies zoals Paulus in Ks 2:11 verwoordde:

In hem [Masjiach Yeshua] ook werden jullie besneden met een besnijdenis niet door handen verricht, in het wegnemen van het vleselijk lichaam, in de besnijdenis van de Masjiach.

In Filippenzen 2:2-3  echter zet diezelfde Paulus zich juist op dit punt (van de tegenbeeldige besnijdenis) af tegen anderen, de zogeheten Judaïsten, Joodse personen voor wie de Filippenzen speciaal op hun hoede moesten zijn:

Kijkt uit voor de honden; kijkt uit voor de slechte arbeiders; kijkt uit voor de versnijdenis. Want wij zijn de besnijdenis, die door de geest Gods dienstbaar zijn en roemen in Masjiach Yeshua en niet in vlees vertrouwen stellen.

Die Joden hingen zogenaamd het Christendom aan, maar in werkelijkheid stelden zij alles in het werk om de nieuwe wijn in oude zakken op te bergen (Lk 5:37-39). Hun ‘Christendom’ bleek niets anders te zijn dan een veredeld Jodendom.

Op dit punt zien we dan ook dat reeds vlug in die vroege periode waarin Vrouwe Sion begon te baren, een breuk ontstond tussen de (ware) Christenen en de Joden die hun Masjiach niet ten volle of zelfs helemaal niet aanvaardden en die niets liever wilden dan voort te gaan in de Hagarsituatie onder de Wet:

De Hagar nu is een Sinaï berg in Arabië, maar beantwoordt aan het Jeruzalem thans, want ze verkeert met haar kinderen in slavernij.

De Joden van de Eerste eeuw gingen er over het algemeen zelfs toe over hen die de Masjiach  beleden, zowel Joden als vroegere Heidenen, vijandig te bejegenen. En Paulus schreef geregeld over hen:

Maar zoals destijds hij [Ismaëldie naar het vlees verwekt was, hem [Isaäk] vervolgde die naar geest [was verwekt], zó ook nu. Maar wat zegt de Schrift? "Verdrijf de slavin en haar zoon; want de zoon van de slavin zal geenszins erven met de zoon van de vrije".
(Gl 4:25, 29-30)

Zo eveneens in 1Th 2:14-16, toen hij kort daarop aan een gemeente schreef die voornamelijk uit gelovigen met een Heidense achtergrond bestond:

Want jullie, broeders, werden navolgers van de gemeenten van God die in Judea zijn in Masjiach Yeshua, aangezien ook jullie dezelfde dingen leden door de eigen stamgenoten zoals ook zij door de Joden, die zelfs de Heer doodden, Yeshua, en de profeten, en die ons verdreven [als beesten]. Zij behagen God niet en staan vijandig tegenover alle mensen, ons verhinderend om tot de Heidenvolken te spreken opdat die gered zouden worden; om voortdurend hun zonden voltallig te maken. Maar de toorn overviel hen uiteindelijk. 

Wat hield dat praktisch in voor de meerderheid der Joden van de Eerste eeuw?

1.) Dat dezen over het algemeen aan het einde van de tegenbeeldige 40 dagen geen reiniging ervoeren.
2.) Dat, geheel integendeel, Gods gramschap over hen kwam.

In Romeinen, hoofdstuk 11, licht Paulus ons er over in dat zij (voorlopig) in die toestand van ongehoorzaamheid werden opgesloten. Terwijl de Heidengelovigen geënt werden op de Olijfboom van het ware Israël Gods (welke geworteld is in de Abrahamitische Belofte), werden zij juist van die 'boom' weggekapt.

3.) Dat voor Israël als natie - op grond van hun halsstarrige houding jegens de eigen Masjiach - de reiniging krachtens het ware zondoffer op een pijnlijke wijze werd verlengd naar een verre toekomst:

Want ik wil niet, broeders, dat jullie onwetend zijn van dit geheimenis - opdat jullie niet volgens eigen inzicht bezig zijn - dat er voor een deel verharding over Israël kwam, totdat de volheid der Heidenvolken is binnengekomen.
  
Er zal dus wel degelijk sprake zijn van een herstel, een terugkeer in Gods gunst voor etnisch Israël, en we vernemen hier ook wanneer: Aan het einde van hun verharding, wat samenvalt met de tijd dat de volle maat der Heidenen de Christelijke Gemeente is binnengekomen. Kennelijk zelfs helemaal in de zin dat die Gemeente, door de Opname, dan van het aardse toneel verdwenen zal zijn!

4.) Dat een Overblijfsel onder de Joden uiteindelijk alsnog tot de erkentenis zal komen dat Yeshua van Nazareth toch de beloofde Masjiach was (en is), en dat - doordat zij zich in geloof alsnog tot hem zullen wenden, ook hen - het Jeruzalem van beneden - de perfecte reiniging ten deel zal vallen.
Het tegenbeeld van de 80 dagen wordt dan tot werkelijkheid. De kracht van het ware zondeoffer zal zich tenslotte ook tot dát overblijfsel uitstrekken.

Maar hoe moet de verhouding 1:2 (of: 40:80) in de tijd worden gesitueerd?
Het jaar 4055 AM schijnt het 'scharnierende' jaar te zijn geworden, want toen werd niet alleen de breuk tussen God en etnisch Israël officieel, maar werd ook het tot bestaan komen van een tweede Gemeente binnen het Israël Gods officieus ‘gesanctioneerd’.

Terwijl dus de oorsprong of het beginpunt bij Abraham lag, in het jaar 2084 AM - toen God de belofte aan hem deed en het Verbond in verband met zijn zaad dat tot zegen zou worden voor de mensheid tevoren bekrachtigd werd (Gl 3:17) - bleek 4057 AM (55 AD) het jaar te zijn waarin het tegenbeeld van de 40 dagen volkomen duidelijk werd. Dus nadat er 1973 jaren sinds de belofte (en het tevoren bekrachtigde Verbond) waren verlopen (4057 minus 2084).

 

Het is beslist waar dat reeds vóór 55 AD afzonderlijke Heidenen de Christelijke gemeente - die al in 33 AD tot bestaan was gekomen - waren binnengekomen. Maar in 52 AD, toen de apostel Paulus te Korinthe tot de Joden aldaar zei: “Voortaan wenden wij ons tot de Goyim (Heidenvolken)”, kreeg de christelijke prediking een geheel nieuwe wending (Handelingen 18).

 

Voor de Joden (als natie) zou bijgevolg pas ná de tegenbeeldige 80 dagen reiniging in beeld komen. Op grond van de verhouding 1:2 mag dat dus in 6030 AM (of 2028 AD) verwacht worden.

8.) Jobs drie 'vrienden'


We spreken van zogenaamde 'vrienden' omdat het verslag over het lijden van mijn knecht Job (dat het lijden van Gods knecht  Israël voorschaduwde) duidelijk laat uitkomen dat zij in werkelijkheid schijnvertroosters waren. Zie Job 19:1-3; volgens de nbv >> 

Hierop antwoordde Job: Hoe lang blijven jullie mij nog pijnigen, hoe lang nog martelen met woorden? Keer op keer beschimpen jullie mij, is het geen schande mij zo te vernederen?

En dat is precies datgene wat zij - die eigenlijk de echte vrienden voor Israël hadden moeten zijn - de vooraanstaande figuren binnen de Christenheid, hebben gedaan. Telkens weer heeft men zich juist vanuit die kringen met afschuw en afkeuring over het Job/Israël uitgelaten. Ja, eeuwenlang hebben velen van hun clerus zelfs beweerd dat Israël geheel bij God zou hebben afgedaan; zij zouden voorgoed door hem verworpen zijn.

Een volgende voor de hand liggende stap was voor die lieden om zichzelf alle geestelijke 'goederen' toe te eigenen die eigenlijk Israël toebehoorden; de welbekende vervangingsleer. Alle kostbare beloften die voor dat oude Godsvolk golden zouden met hun verwerping van Yeshua als de Masjiach overgegaan zijn op de Christelijke Gemeente.
Een kwalijke dwaling waarvan in de afgelopen decennia zich steeds meer exegeten zijn gaan distantiëren.

Hier komt, zoals ook het geval bleek te zijn met de 1:2 verhouding, de 70ste Jaarweek in beeld.
Want reeds in een vroeg stadium begonnen sommigen uit de Heidenen die beweerden christenen te zijn geworden, zich tegen de Joden te keren, ja, zich zelfs boven hen te verheffen. Want waren die ongelovige Joden niet als de takken die van de Olijfboom waren weggebroken? Dat was niet voor niets gebeurd! En waren niet juist zij voor hen in de plaats gekomen?

Als dan enige der takken werden weggebroken, maar jij, zijnde een wilde olijf, daartussen werd geënt en mededeelhebber werd van de wortel der vettigheid van de olijfboom, verhovaardig je dan niet boven de takken. Maar indien je je boven [ze] verhovaardigt: Niet jij draagt de wortel, maar de wortel jou.
Jij zult dan zeggen: Er werden takken weggebroken, opdat ik zou worden geënt. Juist! Wegens ongeloof werden zij weggebroken; jij echter staat door het geloof. Zin niet op hoge dingen, maar vrees. Want indien God de natuurlijke takken niet spaarde, zal hij wellicht ook jou niet sparen (Rm 11:17-21).

In Job 2:11 worden Jobs valse vertroosters met naam en herkomst voorgesteld:
• De Temaniet Elifaz (GW 643),
• en de Suhiet Bildad (GW 375),
• en de Naämathiet Zofar (GW 957).

Met elkaar hebben zij dus een totale getalswaarde van 1975, wat - opgeteld bij het jaar 46 AD (4048 AM) – leidt tot het AM-jaar 6023. 

Wat is daarvan de betekenis? Welnu, in de studie Een mogelijk verloop van de Zeventigste Jaarweek wordt aangegeven dat de Tweede helft van die Week loopt van 6026 AM tm 6030 AM

Dat toont ons dat reeds bij het aanbreken van die laatste ‘Week’ die onware vrienden van Israël definitief zullen worden ontmaskerd. Naar wij verwachten zal de Opname van de Gemeente plaats vinden in het jaar 6023 AM of 2021 AD. Wanneer dan die klasse van valse vertroosters achterblijft wordt hun situatie voor iedereen duidelijk: Zij bleken geen leden te zijn van de ware Christelijke Gemeente!


Rekening houdend met de verhouding 1:2, gebaseerd op de verlengde reinigingsprocedure voor een geboren dochter, d.i. van 40 naar 80 dagen, zullen de Joden (als natie) moeten wachten tot 2027/2028 AD (of 6030 AM) voordat de tegenbeeldige reiniging ook voor hen realiteit wordt (55 + 1973 = 2028 AD). Of, uitgedrukt in de Anno Mundi tijdrekening >> 4057 + 1973 = 6030 AM.

 

In het laatste hoofdstuk (42) van het boek Job wordt onthuld dat die ontwikkeling tevens impliceert dat er voor die schijnchristenen nog slechts vooruitzichten zijn indien zij bereidwillig gehoor geven aan Gods opdracht om bij het Joodse Eindtijdoverblijfsel nederig ‘aan te kloppen’ voor bemiddeling naar YHWH Elohim toe. We lezen immers >>

 

Nadat YHWH deze woorden tot Job gesproken had, gebeurde het dat YHWH tegen Elifaz, de Temaniet, zei: Mijn toorn is ontbrand tegen u en tegen uw twee vrienden, want u hebt niet juist over mij gesproken, zoals mijn knecht Job. Neem daarom zeven jonge stieren en zeven rammen voor u, en ga naar mijn knecht Job. Breng brandoffers voor u en laat mijn knecht Job voor u bidden. Want alleen zijn gebed zal ik aannemen, zodat ik met u niet doe naar uw dwaasheid; want u hebt niet juist over mij gesproken, zoals mijn knecht Job.

 

Toen gingen Elifaz, de Temaniet, en Bildad, de Suhiet en Zofar, de Naämathiet, heen, en deden zoals YHWH tot hen gesproken had; en YHWH nam het gebed van Job aan. En YHWH bracht een omkeer in het levenslot van Job, toen hij gebeden had voor zijn vrienden. YHWH vermeerderde alles wat Job bezeten had tot het dubbele toe (Job 42:7-10; HSV aangepast).

 

Wat een verrassende wending voor de zogenaamd ‘christelijke’ vrienden van Job/Israël! Alleen door de tussenkomst van Gods Knechtnatie, met name door het Overblijfsel, zullen er nog vooruitzichten voor hen zijn.

Zie voor verder begrip de studie Taalverwarring en de Zeven Tijden, en vooral het gedeelte

De verwarring teruggedraaid(?) 

Terloops wordt met het bovenstaande ook aan ons onthuld dat die leden van de Christenheid nooit deel uitmaakten van Yeshua’s Gemeentelichaam. Want toen dat Lichaam (terugblikkend in de tijd) aan het begin van de 70ste Week met hun Hoofd in de hemel verenigd werd bleken zij ‘achtergebleven’ te zijn.   


De factor 3½ is een bekend Bijbels fenomeen en dat vooral in eschatologische zin, toegesneden op de profetische Grote Verdrukking waardoor Israël in de Eindtijd door toedoen van de antichristelijke 'messias' zal worden getroffen.
Zie: Dn 7:2512:7 en Op 11:2-3, 9-1112:6, 14.

De oorsprong van het fenomeen ligt evenwel aanzienlijk verder terug in de bijbelse historie.
Zoals we zagen kwam de Vloed in het jaar 1656 AM, ná afloop van 6 x 100 jaar van Noachs leven. Volgens Gn 9:28-29 leefde Noach na de geweldige Vloed nog 350 jaar; dus 3½ x 100.

De naam Noach betekent troost en houdt verband met de voorzegging die LamechNoachs vader, deed bij de geboorte van zijn zoon: Deze zal ons troosten voor ons werk en voor de smart van onze handen, vanwege de aardbodem, die door YHWH vervloekt is (Gn 5:29).

Van belang is ook nog de GW van Noach. Die is namelijk 58 (50+8).
In het tweede jaar van de Vloed, in 1657 AM, toen de overlevenden de ark uitgingen, was de voorzegde troost een feit. Oók waren de laatste 3½ x 100 jaren van Noachs leven begonnen en het opmerkelijke feit doet zich voor dat de vermenigvuldiging 3½ x 1657 de waarde 5800 oplevert; dus 100 maal 58

Conclusie: Dat wat zich in het leven van Noach uitdrukt als troost (of: vertroosting) voor de mensheid in voorlopige zin, t.w. 3½ x 100, wordt tevens uitgedrukt door een jaartal (1657) te vermenigvuldigen met de factor 3½.
Ware vertroosting zal uiteraard komen op grond van de verdienste van Masjiach Yeshua en dat na 10 Tijden van 600 jaar, bij de overgang naar het levenbrengende nieuwe tijdperk van het Millennium, te beginnen met 6031 AM.

Zoals hierboven, in Het verloop van de Rustdag, aannemelijk werd gemaakt, vindt dat plaats na 6 x 1000 jaar van zwoegen onder de boosaardige tirannie van de Satan. De daarop volgende 7e jaarperiode zal immers een Sabbat van rust en bevrijding worden onder de vredige heerschappij van de Mensenzoon, de Heer van de Sabbat.

In het jaar 1723 AM werd in Sems geslachtslijn Heber geboren, degene die als de vader van alle Hebreeën wordt beschouwd (Gn 10:21).

De naam Heber betekent Overkant of Overzijde. In het jaar 6031 AM, wanneer de mensheid de 'oversteek' naar de Overzijde maakt, zal blijken dat die naam beslist van grote betekenis was! Waarom? Omdat de vermenigvuldiging van het jaar 1723 AM met de factor 3½ ons eveneens tot 6031 AM brengt!

Daarna volgt dus de 1000 jaar waarin de grootse belofte die YHWH in 2084 AM aan Abraham deed (toen 75 jaar oud), werkelijkheid wordt: het zegenen van alle Heidenvolken door Abrahams zaad. En dat brengt ons als vanzelfsprekend naar het jaar 7030 AM, wanneer het Millennium eindigt.
Abrahams geboortejaar lag tussen 2008 en 2009 AM. En werkelijk! Passen we ook op zijn geboortejaar de factor 3½ toe, dan brengt ons dat naar 7030 AM, het laatste jaar van het Millennium. 

-.-.-.-