Veni Domine Iesu

Veni Domine Iesu
De Tent van God bij de mensen en Hij zal bij hen verblijven

zondag 10 augustus 2014

De Tweede Brief aan Timotheüs - Hoofdstuk 3


1   Tουτο δε γινωσκε, οτι εν εσχαταις ημεραις ενστησονται καιροι χαλεποι∙
Maar weet dit, dat er in de laatste dagen gevaarvolle tijden zullen aanbreken;

2   εσονται γαρ οι ανθρωποι φιλαυτοι, φιλαργυροι, αλαζονες, υπερηφανοι, βλασφημοι, γονευσιν απειθεις, αχαριστοι, ανοσιοι,
want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldzuchtig, pochers, hoogmoedigen, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar, respectloos,

3   αστοργοι, ασπονδοι, διαβολοι, ακρατεις, ανημεροι, αφιλαγαθοι,
zonder natuurlijke genegenheid, onverzoenlijk, kwaadsprekers, onbeheerst, onhandelbaar, zonder liefde tot het goede,

4   προδοται, προπετεις, τετυφωμενοι, φιληδονοι μαλλον η φιλοθεοι,
verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers van genot dan liefhebbers van God,

5   εχοντες μορφωσιν ευσεβειας την δε δυναμιν αυτης ηρνημενοι∙ και τουτους αποτρεπου.
die een uiterlijke vorm van godsvrucht bezitten, maar de kracht daarvan verloochenen; en van dezen moet men zich afwenden.

6   εκ τουτων γαρ εισιν οι ενδυνοντες εις τας οικιας και αιχμαλωτιζοντες γυναικαρια σεσωρευμενα αμαρτιαις, αγομενα επιθυμιαις ποικιλαις,
Want uit hen zijn zij die de huizen binnensluipen en vrouwtjes inpalmen die met zonden beladen zijn, gedreven door allerlei lusten,

7   παντοτε μανθανοντα και μηδεποτε εις επιγνωσιν αληθειας ελθειν δυναμενα.
[vrouwen] die altijd leren en nooit tot juiste kennis van de waarheid kunnen komen.

8   ον τροπον δε Iαννης και Iαμβρης αντεστησαν Mωυσει, ουτως και ουτοι ανθιστανται τη αληθεια, ανθρωποι κατεφθαρμενοι τον νουν, αδοκιμοι περι την πιστιν∙
Op de wijze waarop Jannes en Jambres Mozes weerstonden, zo weerstaan ook dezen de waarheid, mensen volkomen bedorven van denken, afgekeurd wat de geloofstrouw betreft.

9   αλλ ου προκοψουσιν επι πλειον, η γαρ ανοια αυτων εκδηλος εσται πασιν, ως και η εκεινων εγενετο.
Maar zij zullen het niet verder brengen; want hun onzinnigheid zal aan allen volledig duidelijk worden, zoals ook bij die beiden het geval was.

Door de geest geleid voorspelde Paulus reeds in zijn Eerste Brief aan Timotheüs dat  in latere tijden sommigen van het geloof zullen afvallen, gehoor gevend aan dwaalgeesten en leringen van demonen, als gevolg van huichelarij van leugensprekers die hun eigen geweten hebben dichtgeschroeid.
(1Tm 4:1-2)

En in deze, de Tweede Brief, had hij in verband met die ontwikkeling gedetailleerd het Grote Huis beschreven welke uit die gang van zaken zou voortspruiten, de Wereldgemeenschap die het stempel ‘christelijk’ zou dragen en gevuld zou zijn met huisraad van allerlei soort, t.w. de grote diversiteit aan ‘gelovigen’ (de ‘vaten’).waarin dat huisraad zich zou manifesteren.
En hoewel die situatie eeuwenlang bestendig zou zijn, zou er in “de laatste dagen” alsnog een grote ommekeer komen die vergezeld zou gaan van toestanden welke in hoofdstuk 2 nog niet waren aangegeven, door Paulus te beschrijven met de woorden: Maar weet dit, dat er in de laatste dagen gevaarvolle tijden zullen aanbreken.

Waren de demonische invloeden in alle voorgaande eeuwen onmiskenbaar werkzaam, met name in dat Grote Huis met zijn vele schijnchristenen, bij het aanbreken van de laatste dagen zullen de demonen zelfs in persoon aanwezig zijn; zij zullen namelijk de zelfde gelegenheden ontvangen als in de periode die aan de Vloed voorafging. Jezus’ paroesie breekt dan aan en doordat als eerste bewijs daarvan de christelijke Gemeente de Opname zal ervaren en het vervolgens enige tijd zal duren voordat er wederom een nieuwe schepping verschijnt - de herstelde joodse Gemeente, in de vorm van een overblijfsel - zullen de onreine geesten een tijdlang min of meer vrij spel krijgen om op ongekende schaal het zedenbederf te bevorderen, wellicht te omschrijven als een nieuw Heidendom zoals getekend in Rm 1:29-31. Alle vroomheid zal slechts schijn zijn.

Zie: Identificatie van de Antichrist (zijn geestelijke natuur), aan de hand van:

In datgene wat de apostel Paulus in de verzen 6 tm 9 profetisch schildert, herkennen wij de Nefilim, de gevallen zonen Gods, die hun kans grijpen om zich wederom onder de mooie dochters der mensen te begeven, en zich vrouwen te nemen, allen die zij maar wilden (Genesis 6:1-4).


Er vindt om zo te zeggen 'een herhaling van zetten' plaats. Het resultaat zal een mate van slechtheid op ongekende schaal zijn. Wat we in Genesis 6:5, 6 lezen past in alle opzichten volkomen op het beeld dat de apostel schildert:

Toen YHWH dan zag, hoe groot op aarde het bederf onder de mensen was geworden, en zij enkel maar zonnen op slechte dingen,
berouwde het YHWH, dat hij de mens op aarde gemaakt had.

Dat de Nefilim op geraffineerde wijze vrouwtjes zullen inpalmen die altijd leren, roept vergelijkingen op met een verschijnsel dat zich in recente tijden meerdere malen aan de wereld heeft vertoond: religieus getinte communes met goeroe-achtige leiders aan het hoofd, charismatische figuren die [vooral] 'leergierige' vrouwtjes om de vinger winden, en sluw weten te verbergen dat ze eigenlijk maar één oogmerk hebben. De demonen zullen dergelijke misleiders ongetwijfeld nog verre in het bedrog overtreffen.

Vrouwen die altijd leren en die zich tegelijkertijd (vrijwel) nooit de diepe waarheden van de Schrift eigen maken, laten zich niet zelden denigrerend uit over hen die serieus werk proberen te maken van de aanmoediging die de apostel in dit zelfde hoofdstuk tot Timotheüs richtte; in de vv 14 tm 17:

Jij echter, blijf in de dingen die je leerde en waarin je, vol overtuiging, geloofde, wetend van welke [personen] je [ze] leerde, en omdat je van kindsbeen af heilige geschriften hebt gekend, die in staat zijn je wijs te maken tot redding door het geloof in Messias Jezus. Alle Schrift [is] door God geademd en nuttig tot onderricht, tot terechtwijzing, tot verbetering, tot opvoeding welke in rechtvaardigheid [is], opdat de mens Gods volkomen zij, tot elk goed werk uitstekend toegerust.

Kelly scheef over die ‘vrouwtjes’:
The magicians of Egypt are invoked as the pattern of the misleaders, Jannes and Jambres who withstood Moses. Now the manner in which these adversaries wrought was by imitating Moses as far as possible. This they could only do within limits till the power of God rising in its display made it hopeless for them to follow. In Christendom imitation is easier, as it is not a question of miracle, but the semblance of truth; and striking it is that the new and withering seductions of the enemy are characteristically imitations of truth, so close as to deceive.

Vanzelfsprekend denken we in dit verband aan de manier waarop de duivelse Slang de onervaren Eva ‘om zijn vinger’ wist te winden. Maar ook hoe de Nefilim kennelijk ‘vrouwtjes’ wisten in te palmen.

Om deze en andere redenen zullen de laatste dagen gevaarvolle tijden zijn, in Bijbelvertalingen uiteenlopend weergegeven met moeitevol, zwaar, boos of moeilijk, etc. Het Griekse woord betreft χαλεπος (chalepos) dat buiten 2Tm 3:1 alleen nog voorkomt in Mattheüs 8:28 wanneer de evangelist het woeste, heftige gedrag beschrijft van twee door een legioen demonen bezeten menselijke slachtoffers:

Toen hij aan de overzijde van het meer was gekomen, in het land der  Gerasenen, liepen twee bezetenen uit de grafspelonken hem tegemoet, die zo woest [chalepoi] waren, dat niemand langs die weg kon gaan.

Vandaar blijkbaar dat de apostel niet zonder reden de laatste dagen tekent als chalepos, niet in het minst vanwege de woeste, heftige invloed der demonen die zich opnieuw te midden van de mensen zullen ophouden, in rechtstreeks contact met hen.
Maar kennelijk zullen hun extreme gedragingen dermate alle perken te buiten gaan, dat de apostel ook kon schrijven: hun onzinnigheid zal aan allen volledig duidelijk worden.

Paulus vergelijkt de situatie dan ook niet alleen met de dagen van voor de Vloed - waarmee overigens de paroesie van de Mensenzoon grote overeenkomst zal vertonen (Mt 24:37-39; “komst” staat in die passage steeds voor paroesie) - maar ook met de ervaringen die Mozes had met Farao’s priesterlijke tovenaars, soms aangeduid als de magie-beoefenende priesters.
Van hen vermeldt de apostel alleen Jannes en Jambres die kennelijk prominent onder hen waren en wier namen in de traditie voort zijn blijven leven, ook in de Talmoed. Zij weerstonden Mozes en Aäron ondermeer door met hun magische kunsten op bovennatuurlijke wijze eveneens hun staven in slangen te veranderen (Ex 7:11-12). 

Zelfs bij de eerste twee plagen slaagden die Duivelskunstenaars er in om Mozes en Aäron na te bootsen:
1. In het veranderen van het Nijlwater in bloed, en
2. Om uit de wateren van Egypte kikvorsen te laten opkomen (Ex 7:19–25 en 8:1-15).
Vanaf de derde plaag (de muggen) bleken zij echter niet langer daartoe in staat (Ex 8:16-19).
Gods macht bleek, als een zichtbaar teken, te allen tijde toch sterker te zijn dan die van de Duivel. Het kwaad heeft zijn grenzen en dat zal ook in de eindtijd het geval zijn. Gelukkig weten we bij voorbaat dat er mensen zullen zijn met een oprecht hart die de zijde zullen kiezen van het joodse Overblijfsel dat in de Tweede helft van de 70ste Jaarweek voor Israël het opgerichte koninkrijk Gods als goede tijding zal prediken tot alle Heidenvolken (Mt 24:14Op 14:6-7).

10  Συ δε παρηκολουθησας μου τη διδασκαλια, τη αγωγη, τη προθεσει, τη πιστει, τη μακροθυμια, τη αγαπη, τη υπομονη;
Maar jij volgde mij nauwgezet wat betreft het onderricht; het leven dat we leiden; het doel dat we nastreven; de geloofstrouw; de lankmoedigheid; de liefde; de volharding;

11  τοις διωγμοις, τοις παθημασιν, οια μοι εγενετο εν Aντιοχεια, εν Iκονιω, εν Λυστροις, οιους διωγμους υπηνεγκα∙ και εκ παντων με ερρυσατο ο κυριος.
de vervolgingen; het lijden – alles wat mij overkwam in Antiochië, in Iconium, in Lystra; welke vervolgingen ik al niet heb moeten verduren - maar de Heer verloste mij uit alles.

12  και παντες δε οι θελοντες ευσεβως ζην εν Xριστω Iησου διωχθησονται∙
Trouwens, ook allen die godvruchtig in Messias Jezus willen leven zullen vervolgd worden.

13  πονηροι δε ανθρωποι και γοητες προκοψουσιν επι το χειρον, πλανωντες και πλανωμενοι.
Maar boosaardige mensen en bedriegers [door misleidende toverkunsten] zullen tot erger voortgaan, op een dwaalspoor brengend en gebracht wordend.

Van de ‘zware tijden’ waardoor de laatste dagen gekenmerkt zullen worden switcht Paulus terug naar het aeon van de huidige Gemeente-eeuw, en met Timotheüs als voorbeeld wil hij laten zien hoe de Paulinische leringen in die wereldperiode met zijn Grote Huis (van 2:20) praktisch beleefd worden. In ieder geval totaal verschillend van de schijnvrome praktijken die volgens de vv 2 tm 9 in de eindtijd de overhand zullen hebben. Ook de levenshouding van de apostel zelf dient voor de leden van het Gemeentelichaam als navolgenswaardig voorbeeld. Wat we uit zijn Brieven vernemen moet ons als richtsnoer dienen, enerzijds gekenmerkt door geloofstrouw, lankmoedigheid, liefde en volharding, maar anderzijds ook door de bereidheid vervolging en het lijden dat daarmee samengaat te verduren. 

Aangezien Timotheüs uit Lystra afkomstig was vermeldt Paulus als het voorbeeld van het eigen vele lijden alleen de vervolgingen die hij bij zijn bezoek aan dat gebied tijdens zijn Eerste zendingsreis ondervond. Timotheüs moet destijds nog een tiener geweest zijn; tezamen met zijn moeder en grootmoeder ging die familie over op het Christendom. Zeer waarschijnlijk was ook Timotheüs zelf er toen getuige van dat Paulus door de vijandige Joden, hun eigen volksgenoten, zo goed als doodgestenigd werd (Hn 14:1-7, 19-20). 

Terwijl Paulus ons met Timotheüs laat weten dat allen die verbonden zijn met Messias Jezus als hun Heer eveneens op lijden en vervolgingen kunnen rekenen, voegt hij er wel als aanmoediging aan toe dat de Heer hémzelf uit al zijn moeilijkheden verloste. Onze betrekkingen met Gods Zoon wekken namelijk onveranderlijk de haat en vijandschap van Satans wereld op; de christelijke Gemeente heeft dat door alle eeuwen heen ondervonden, maar ook het joodse Overblijfsel van de eindtijd - dat zich met hun ware Messias zal identificeren - zal die ervaring hebben, en zoals we nu reeds bij voorbaat weten, op zelfs een zeer pijnlijke wijze. Jezus zelf waarschuwde daarvoor meerdere malen:

Indien de wereld jullie haat, weet dan, dat zij mij eerder dan jullie gehaat heeft. Indien jullie vanuit de wereld waren, zou de wereld het hareliefhebben, maar omdat jullie vanuit de wereld niet zijn, maar ik jullie uit de wereld uitkoos, daarom haat de wereld  jullie. Gedenkt het woord dat ik tot jullie sprak: Een slaaf is niet groter dan zijn heer. Indien zij mij vervolgden, zullen zij ook jullie vervolgen; indien zij mijn woord bewaarden, zullen zij ook dat van jullie bewaren. Maar al deze dingen zullen zij jullie aandoen om mijn naam, omdat zij hem niet kennen die mij zond.
(Jh 15:18-21)

Weer terugswitchend naar de “laatste dagen” gebruikt de apostel een speciale stijlfiguur om nogmaals de climax van goddeloosheid te tekenen die zich dan zal voordoen:
Maar boosaardige mensen (1)
en bedriegers (2) 
zullen tot erger voortgaan,
op een dwaalspoor brengend (3) 
en gebracht wordend (4).

In deze stijlfiguur nu moet men 3 met 2 en 4 met 1 als behorend denken.
De zin is dan dat de zedelijk bedorven mensen van de vv 2 tm 5 worden getekend als bedrogenen, de misleiders van de vv 6 tm 9 daarentegen als de bedriegers die hen doen dwalen. Niet vreemd, want de bedriegers (2-3) worden in het Grieks getekend als γοητες , duidend op personen die door aanwending van misleidende toverkunsten anderen (1-4) op een dwaalspoor brengen. We kunnen om die reden met een nog grotere mate van zekerheid de demonen in gedachten hebben die zich, als gematerialiseerde mannen, op slinkse wijze onder de mensen in het algemeen zullen begeven, waardoor de ‘laatste dagen’ niet alleen ook zo bijzonder chalepoi zullen worden; moeilijk om te verduren (vers 1), maar de mensen ook op grote schaal bezwendeld zullen worden; geheel volgens het patroon dat de apostel jaren eerder al in 2 Th 2:8-10 aangaf >

Dan zal de Wetteloze [de demonische, antichristelijke Eindtijdmacht] geopenbaard worden, welke de Heer Jezus zal verteren door de geest van zijn mond en teniet zal doen door de manifestatie van zijn paroesie, van wie [de Wetteloze] de paroesie is volgens werking van de Satan in allerlei macht en leugentekenen en leugenwonderen en in allerlei verleiding der ongerechtigheid voor hen die vergaan, als een vergelding, omdat zij de liefde der waarheid niet aanvaardden tot hun redding.

Dat Paulus in de Tweede Timotheüsbrief heen en weer switcht tussen het huidige aeon van de Gemeente en de eindtijdperiode, komt op grond van de samenstelling van het Bijbelwiel, dat gebaseerd is op de volgorde der Bijbelboeken in de Bijbelcanon, niet geheel onverwacht. Twee Timotheüs maakt namelijk deel uit van Spaak 11, gebaseerd op de 11e letter van het Hebreeuwse alfabet, de letter kaf (כ), t.w.
Eén Koningen (Boek 11);
Micha (Boek 33);
Twee Timotheüs (Boek 55). 

Zoals gewoonlijk zijn er met elke ‘spaak’ betekenisvolle hoofdstukken verbonden in andere Bijbelboeken die hetzelfde nummer hebben; in dit geval dus 11.
Om van een en ander een indruk te krijgen, klik hier, waar onder het kopje Inner Cycles inderdaad geattendeerd wordt op Psalm 11; Jesaja 11; Mattheüs 11; Romeinen 11 en Openbaring 11.

Beperken we ons even tot Romeinen 11, dan valt vanaf vers 25 meteen op dat Paulus aldaar eveneens een switch maakt van de christelijke Gemeente - die tot haar voltooiing komt - naar het oude Godsvolk Israël dat in de daarop volgende eindtijd uit haar eeuwenlange verharding jegens haar Messias komt - althans in de vorm van een Overblijfsel – en daarom bij God weer in beeld is >>

Want ik wil niet, broeders, dat jullie onwetend zijn van dit geheimenis - opdat jullie niet volgens eigen inzicht bezig zijn - dat er voor een deel verharding over Israël kwam, totdat de volheid der Heidenvolken is binnengekomen. 

En zie verder de vv 26 tm 31.

14  συ δε μενε εν οις εμαθες και επιστωθης, ειδως παρα τινων εμαθες,
Jij echter, blijf in de dingen die je leerde en waarin je, vol overtuiging, geloofde, wetend van welke [personen] je [ze] leerde,

15  και οτι απο βρεφους [τα] ιερα γραμματα οιδας, τα δυναμενα σε σοφισαι εις σωτηριαν δια πιστεως της εν Xριστω Iησου.
en omdat je van kindsbeen af heilige geschriften hebt gekend, die in staat zijn je wijs te maken tot redding door het geloof in Messias Jezus.

16  πασα γραφη θεοπνευστος και ωφελιμος προς διδασκαλιαν, προς ελεγμον, προς επανορθωσιν, προς παιδειαν την εν δικαιοσυνη,
Alle Schrift [is] door God geademd en nuttig tot onderricht, tot terechtwijzing, tot verbetering, tot opvoeding welke in rechtvaardigheid [plaats vindt],

17  ινα αρτιος η ο του θεου ανθρωπος, προς παν εργον αγαθον εξηρτισμενος.
opdat de mens Gods volkomen zij, tot elk goed werk uitstekend toegerust.

Met Jij echter, zoals ook in vers 10, switcht de apostel nog eenmaal terug naar het heden van de christelijke Gemeente-eeuw. En opnieuw met Timotheüs als sprekend voorbeeld worden alle leden van alle tijden der christelijke Gemeenschap aangemoedigd om, tegengesteld aan de schijnvromen die door demonische leringen misleid, ja, bezwendeld zullen worden, te volharden in de Evangelische leer die zij bij hun roeping gelovig aanvaardden. Alleen die Geschriften leiden op tot redding aangezien ze aantonen dat Messias Jezus met het oog daarop plaatsvervangend voor hen stierf.

Timotheüs zelf was van kindsbeen af door zijn moeder en grootmoeder onderwezen in de door God geademde Hebreeuwse Geschriften van de Bijbelcanon. Later, toen hij geregeld in het gezelschap van zijn geestelijke ‘vader’ Paulus verkeerde, zal deze hem ongetwijfeld verder daarin ingewijd hebben. Al die Geschriften wierpen licht vooruit op Jezus’ lijden en de grootse effecten daarvan voor gelovige mensen. Daarom overtreffen zij als kennisbron verre alle andere geschriften van menselijke oorsprong. Op de Opstandingsdag bevestigde Jezus zelf de goddelijke inspiratie van die oude, profetische Geschriften:

● Beginnend vanaf Mozes en vanaf al de profeten legde hij hun [de twee van Emmaüs] uit wat in al de Schriften op hemzelf betrekking had (Lk 24:27).
  
● Hij nu zei tot hen [de elf die met anderen op de opstandingsdag vergaderd waren]: Dit zijn mijn woorden die ik tot jullie sprak toen ik nog bij jullie was, dat alle dingen vervuld moesten worden die over mij geschreven staan in de Wet van Mozes en in de Profeten en Psalmen. Toen opende hij hun verstand volledig, om de Schriften te begrijpen. En hij zei tot hen: Aldus staat er geschreven dat de Messias zou lijden en uit dedoden opstaan op de derde dag, en op [basis van] zijn naam zou berouw tot vergeving van zonden gepredikt worden tot alle Heidenvolken – beginnend vanaf Jeruzalem.

Niet vreemd daarom dat Petrus naderhand, in 2Pt 1:20-21, eveneens op de goddelijke inspiratie van al die heilige Geschriften wees:

Dit allereerst wetend dat geen enkele profetie der Schrift uit eigen interpretatie ontstaat. Want niet door [de] wil van een mens werd ooit profetie voortgebracht, maar door heilige geest gedreven, spraken mensen van Godswege.

In vers 17 vat de apostel samen hoe alle door God geademde Geschriften Gods doel dienen: opdat de mens Gods volkomen zij, tot elk goed werk uitstekend toegerust.  De Oudtestamentische Geschriften kunnen derhalve niet ten volle begrepen worden wanneer men de aanvullende Openbaring over de Messias in de Nieuwtestamentische Geschriften afwijst. De Joden hebben dit als volk gedaan; bijgevolg verkeren zij tot op heden in volslagen duisternis met betrekking tot de ware identiteit van hun Messias. 

In zijn drie Pastoraalbrieven beklemtoont Paulus die omstandigheid doordat hij geregeld wijst op het feit hoe leeg – en hoe onvruchtbaar ook - de beschouwingen waren van de Efezische pseudoleraren die zich bezig hielden met joodse mythen en eindeloze geslachtsregisters. Zie vooral 1Tm 1:3-7.

In 2Tm 3:17 maakt Paulus melding van de mens Gods.
Volgens het Grieks  ο του θεου ανθρωπος
Denken we weer aan Spaak 11 van het Bijbelwiel dan is ook dat zeker geen toeval te noemen, want het eerste Boek van die ‘Spaak’, Eén Koningen, voert immers een man (mens) Gods bij uitstek ten tonele, Elia uiteraard. Toen deze de overleden zoon van de weduwe te Sarfath tot leven herstelde, zei zij tot de profeet: Nu weet ik zeker dat u een man van God [LXX: ανθρωπος θεου bent en dat YHWH werkelijk door uw mond spreekt (1Kn 17:24; wv78).  

Zie ook het kopje ALL Scripture Inspired van Spaak 11, waaronder wordt aangetoond dat ook 2Tm 3:16 spoort met één van de sleutelwoorden van die Spaak, het Hebreeuwse kol [כל], alle.


Geen opmerkingen: