1. De gevaren van de tong (3:1-12)
1 Μη πολλοι διδασκαλοι γινεσθε αδελφοι μου ειδοτες οτι μειζον κριμα λημψομεθα
Niet velen moeten leermeesters worden, mijn broeders, wetend dat wij een strenger oordeel zullen ontvangen.
2 πολλα γαρ πταιομεν απαντες ει τις εν λογω ου πταιει ουτος τελειος ανηρ δυνατος χαλιναγωγησαι και ολον το σωμα
Want wij struikelen allen vele malen. Indien iemand in woord niet struikelt, die is een volmaakt man, in staat ook het hele lichaam in toom te houden.
In het Israël van de Oudheid bevonden zich onder de Oudsten van een gemeenschap gewoonlijk ook mannen die erkend werden als leraren van de Wet. Uit Lk 2:46 en 5:17 kunnen we afleiden dat vrijwel in alle dorpen zulke mannen werden aangetroffen. Maar de gewijde geschiedenis laat ons ook zien dat in de Eerste eeuw sommige Joden een te hoge dunk van zichzelf hadden gekregen met betrekking tot het leermeesterschap (1Tm 1:7; Hb 5:12). Ten onrechte, want zelfs hun leraar bij uitstek, Mozes, struikelde. Als Gods spreekbuis had hij altijd YHWH’s woorden moeten spreken (Nm 20:7-12).
Onvolmaakt als wij tengevolge van Adam zijn, struikelen wij allen vele malen. Juist de tong, het instrument bij uitstek om uiting te geven aan ons denken, is in dat opzicht onder al onze leden het meest kwetsbaar. De wijze waarop Jakobus dit fenomeen door het ene na het andere voorbeeld illustreert, zou ons allen - niemand uitgezonderd - tot grote voorzichtigheid moeten manen. De grondslag waarop al zijn vermaningen steunen is ongetwijfeld terug te voeren op Gods eigen gedachten omtrent de mens, die Hij - direct na de grote, wereldomvattende Watervloed – in zichzelf uitte:
Ik zal de aardbodem niet weer vervloeken vanwege de mens. Want het hart van de mens is geneigd tot het slechte, van zijn jeugd af. Nooit meer zal ik al wat leeft slaan, zoals Ik gedaan heb (Gn 8:21).
3 ει δε των ιππων τους χαλινους εις τα στοματα βαλλομεν εις το πειθεσθαι αυτους ημιν και ολον το σωμα αυτων μεταγομεν
Als wij nu bij de paarden de tomen in de bekken aanbrengen om ze ons gehoorzaam te laten zijn, besturen wij ook hun hele lichaam.
4 ιδου και τα πλοια τηλικαυτα οντα και υπο ανεμων σκληρων ελαυνομενα μεταγεται υπο ελαχιστου πηδαλιου οπου η ορμη του ευθυνοντος βουλεται
Zie, ook de schepen, die zo groot zijn en door ruwe winden worden voortgedreven, worden door een zeer klein roer gestuurd, waarheen het believen van de stuurman wenst.
5 ουτως και η γλωσσα μικρον μελος εστιν και μεγαλα αυχει
Ιδου ηλικον πυρ ηλικην υλην αναπτει
Zo is ook de tong een klein lid en beroemt zich op grote dingen.
Zie, hoe zo’n klein vuur zo’n groot bos in brand steekt.
6 και η γλωσσα πυρ ο κοσμος της αδικιας η γλωσσα καθισταται εν τοις μελεσιν ημων η σπιλουσα ολον το σωμα και φλογιζουσα τον τροχον της γενεσεως και φλογιζομενη υπο της γεεννης
Ook de tong is een vuur, de wereld der ongerechtigheid. De tong vormt onder onze lichaamsleden [het lid] dat geheel het lichaam bezoedelt en het rad van het bestaan in vlam zet en [zelf] door de Gehenna in vlam gezet wordt.
7 πασα γαρ φυσις θηριων τε και πετεινων ερπετων τε και εναλιων δαμαζεται και δεδαμασται τη φυσει τη ανθρωπινη
Want elke soort, zowel van wilde dieren als van vogels, van kruipende dieren als van zeedieren, wordt bedwongen en is bedwongen door de menselijke natuur.
8 την δε γλωσσαν ουδεις δαμασαι δυναται ανθρωπων ακαταστατον κακον μεστη ιου θανατηφορου
Maar wat de tong betreft: Geen mens is in staat [die] te bedwingen. Een onberekenbaar kwaad, vol dodelijk venijn.
Om de tong te bedwingen moet het hart bedwongen worden, wat onmogelijk is.
In het Boek Prediker worden wij meer dan eens aan dat feit herinnerd:
Voorzeker, er is geen mens rechtvaardig op de aarde, die goeddoet en niet zondigt (7:20).
Omdat voor iedereen de afloop hetzelfde is, zit het hart van mensen vol slechtheid. Er is waanzin in hun hart tijdens hun leven en daarna naar de doden (9:3).
Masjiach Yeshua wist als geen ander wat allemaal uit het hart van de mens voortkomt: Slechte gedachten, moord, overspel, hoererij, diefstal, valse verklaringen en lastering (Mt15:19).
Vandaar dat iemand die in woorden niet struikelt volmaakt zou zijn (Jk 3:2).
9 εν αυτη ευλογουμεν τον κυριον και πατερα και εν αυτη καταρωμεθα τους ανθρωπους τους καθ ομοιωσιν θεου γεγονοτας
In haar zegenen wij de Heer en Vader, en in haar vervloeken wij de mensen die naar Gods gelijkenis tot bestaan zijn gebracht.
10 εκ του αυτου στοματος εξερχεται ευλογια και καταρα ου χρη αδελφοι μου ταυτα ουτως γινεσθαι
Uit dezelfde mond komt zegen en vloek voort. Het past niet, mijn broeders, dat die dingen zó plaats vinden.
Daarvoor is Gods gunst en kracht nodig, maar ook vrees voor God (Judas 9).
Wat Jakobus betreft, onder inspiratie van Gods geest is hij nog steeds niet klaar om ons te waarschuwen voor de gevaren van de tong:
11 μητι η πηγη εκ της αυτης οπης βρυει το γλυκυ και το πικρον
De bron laat toch niet uit dezelfde opening het zoete en het bittere opwellen?
12 μη δυναται αδελφοι μου συκη ελαιας ποιησαι η αμπελος συκα ουτε αλυκον γλυκυ ποιησαι υδωρ
Kan een vijgenboom soms olijven voortbrengen, mijn broeders, of een wijnstok vijgen? Evenmin levert een zoutwaterbron zoet water.
In Jakobus’ dagen hadden Jodenchristenen – evenals de Heidenchristenen - een nieuwe geboorte ontvangen. Maar de oude mens was ook nog aanwezig; vandaar het tweeslachtig handelen. Er is reëel gevaar dat in hen twee verschillende bronnen twee soorten water leveren: Zoet en bitter.
2. Ware en valse wijsheid (3:13-18)
13 Τις σοφος και επιστημων εν υμιν δειξατω εκ της καλης αναστροφης τα εργα αυτου εν πραυτητι σοφιας
Wie is wijs en verstandig bij jullie? Hij tone uit de voortreffelijke levenswandel zijn werken in een zachtmoedigheid van wijsheid.
14 ει δε ζηλον πικρον εχετε και εριθειαν εν τη καρδια υμων μη κατακαυχασθε και ψευδεσθε κατα της αληθειας
Maar indien gij bittere naijver en twistzucht in jullie hart hebt, schept gij [dan] niet op en doet gij de waarheid geen geweld aan?
Zij die leraren willen zijn maar zich door vleselijke motieven laten leiden, doen de waarheid der wedergeboorte en de nieuwe natuur geweld aan; letterlijk: Liegen tegen die waarheid
15 ουκ εστιν αυτη η σοφια ανωθεν κατερχομενη αλλα επιγειος ψυχικη δαιμονιωδης
Dit is niet de wijsheid die van boven neerkomt, maar aards, zinnelijk, demonisch.
AνωΘεν (van boven). Kennelijk naar de rabbijnse gewoonte, om toch vooral maar het gebruik van Gods naam YHWH te vermijden. Zoals ook in Jk 1:17 en 3:17
Ψυχικος (als van een ziel). Dus echt menselijk, dus zinnelijk.
16 οπου γαρ ζηλος και εριθεια εκει ακαταστασια και παν φαυλον πραγμα
Want waar naijver en twistzucht [heerst], dáár is wanorde en allerlei lage praktijk.
Niet echt een overtrokken verklaring. De wereld om ons heen is vol van zulke verwoestende zaken.
17 η δε ανωθεν σοφια πρωτον μεν αγνη εστιν επειτα ειρηνικη επιεικης ευπειθης μεστη ελεους και καρπων αγαθων αδιακριτος ανυποκριτος
De wijsheid van boven echter is in de eerste plaats eerbaar, vervolgens vredelievend, inschikkelijk, volgzaam, vol van barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig, ongeveinsd.
Aγνος
Zuiver, rein in morele zin; niet vermengd met aardse, zinnelijke beweegredenen. Niet halfgoed en halfverkeerd, zoals in het tweeslachtig handelen van de naijverige en twistgierige leraren (vers 12).
Eπιεικης
Meegaand, welwillend.
Eυπειθης
Gezeglijk, gemakkelijk te overreden in het geval van deugdelijke argumentatie en/of een verstandig woord.
18 καρπος δε δικαιοσυνης εν ειρηνη σπειρεται τοις ποιουσιν ειρηνην
Een vrucht der rechtvaardigheid namelijk wordt in vrede gezaaid door hen die vrede maken.
Jakobus kende blijkbaar zijn Bijbel. In Js 32:17-18 vinden we, profetisch voor de Eindtijd, overeenkomende ideeën:
De vrucht van de [ware] rechtvaardigheid zal vrede opleveren, en de uitwerking van de rechtvaardigheid blijvende rust en veiligheid. Mijn volk zal in een vredige plaats wonen,in veilige oorden, in oorden van ongestoorde rust.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten