1 Tο δε πνευμα ρητως λεγει οτι εν υστεροις καιροις αποστησονται τινες της πιστεως, προσεχοντες πνευμασιν πλανοις και διδασκαλιαις δαιμονιων,
Maar de geest zegt uitdrukkelijk dat in latere tijden sommigen van het geloof zullen afvallen, gehoor gevend aan dwaalgeesten en leringen van demonen,
2 εν υποκρισει ψευδολογων, κεκαυστηριασμενων την ιδιαν συνειδησιν,
als gevolg van huichelarij van leugensprekers die hun eigen geweten hebben dichtgeschroeid,
Tenslotte spreekt Paulus zonder omwegen datgene uit wat we al door de hele Brief heen tot hiertoe hadden geproefd: Er is een geloofsafval op handen! En precies met het oog op vooral die desastreuze ontwikkeling had hij zijn ‘kind’ Timotheüs voortdurend aangemoedigd niet te dralen met het nemen van initiatieven om de dubieuze leraren tot de orde te roepen. En om die reden ook had hij hem in het vorige hoofdstuk de hoedanigheden bekend gemaakt waaraan bonafide onderwijzers zouden moeten beantwoorden.
Maar hoe dan ook, het opkomend tij van afvalligheid was al niet meer te keren. Hoewel Paulus zelf spreekt over latere tijden, had hij ongeveer zes jaar hiervoor te Milete reeds aan de oudsten van Efeze het volgende verzekerd:
Ik weet dat na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij jullie zullen binnendringen die de kudde niet sparen; zelfs mannen uit jullie eigen kring zullen opstaan en verdraaide dingen spreken om de leerlingen achter zich aan te trekken.
Hn 20:29-30; wv). Zie: De Afval
En waarom zou die ontwikkeling onomkeerbaar zijn? Omdat de demonenwereld niets onbeproefd zou laten om geestelijk verderf onder de leden van Jezus’ Gemeentelichaam aan te richten. Huichelachtige leugensprekers zouden gehoor geven aan dwaalgeesten en leringen van demonen.
Mocht hun geweten tijdens dat proces toch nog opspelen – omdat zij hun leugens onder de schijn van waarheid verkondigden - dan zouden ze die aanklagende, innerlijke stem vlug het zwijgen opleggen door het als het ware met een brandijzer dicht te schroeien.
3 κωλυοντων γαμειν, απεχεσθαι βρωματων α ο θεος εκτισεν εις μεταλημψιν μετα ευχαριστιας τοις πιστοις και επεγνωκοσιν την αληθειαν.
die verbieden te huwen, zich van spijzen te onthouden, die God schiep om er met dankzegging gebruik van te maken door hen die geloven en de waarheid nauwkeurig hebben leren kennen.
4 οτι παν κτισμα θεου καλον, και ουδεν αποβλητον μετα ευχαριστιας λαμβανομενον,
Want elke schepping van God is goed en niets is verwerpelijk als het met dankzegging wordt ontvangen,
5 αγιαζεται γαρ δια λογου θεου και εντευξεως.
want het wordt geheiligd door Gods woord en gebed.
Paulus noemt twee voorbeelden van de leugenachtige leringen die zich toentertijd, waarschijnlijk vanuit ascetische motieven gedreven, al aan het ontwikkelen waren.
Tien jaren hiervoor hadden sommigen te Korinthe immers al bedenkingen geopperd tegen het huwelijk, omdat het voor christenen iets van minderwaardige aard zou zijn (1Ko:7:1-9).
En in Romeinen 14 had hij eveneens al eerder melding gemaakt van christenen met een ‘zwak’ geweten die zich van vlees en wijn meenden te moeten onthouden. En te Kolosse bleken er Jodenchristenen te zijn die, vanwege dualistische invloeden, bepaalde spijzen en dranken voor niet geoorloofd hielden (Ks 2:16).
Voor hen echter die een deugdelijk geloof bezitten, mede omdat zij een gedegen begrip hebben van de Bijbelse waarheden, zijn er dienaangaande geen belemmeringen. Al het door God geschapene is volkomen in orde. Daarom ook is voor een christen geen enkele spijs verwerpelijk; hij kan er God van harte voor danken. Steunend op de kracht van Gods Woord en het dankzeggend gebed kan hij het vertrouwen koesteren dat er niets minderwaardigs aan het voedsel kleeft. Er rust geen taboe op en het doet geen enkele afbreuk aan de christelijke status; integendeel, het is in overeenstemming met Paulus’ vermaning in 1Th 4:3 >> Dit is immers Gods wil: jullie heiliging.
6 Tαυτα υποτιθεμενος τοις αδελφοις καλος εση διακονος Xριστου Iησου, εντρεφομενος τοις λογοις της πιστεως και της καλης διδασκαλιας η παρηκολουθηκας∙
Door de broeders deze dingen voor te houden, zul je een goed dienaar van Messias Jezus zijn, je voedend met de woorden van het geloof en van de juiste leer, die je tot richtsnoer hebt genomen.
7 τους δε βεβηλους και γραωδεις μυθους παραιτου. γυμναζε δε σεαυτον προς ευσεβειαν∙
Maar de profane en oudewijven fabels moet je afwijzen. Oefen je daarentegen in godsvrucht.
8 η γαρ σωματικη γυμνασια προς ολιγον εστιν ωφελιμος, η δε ευσεβεια προς παντα ωφελιμος εστιν, επαγγελιαν εχουσα ζωης της νυν και της μελλουσης.
Want de lichamelijke oefening is tot weinig nuttig, maar de godsvrucht is nuttig tot alle dingen, daar zij een belofte inhoudt van het tegenwoordige en van het toekomstige leven.
Voordat de apostel dieper ingaat op de in vers 3 genoemde voorbeelden waardoor de afval in latere tijden gekenmerkt zou worden -verbieden te huwen, zich van spijzen te onthouden - moedigt hij zijn pupil aan zich in godsvrucht te ‘oefenen’. wat op een praktische manier tot uitdrukking kan worden gebracht door
a zich te allen tijde te voeden met de woorden van het geloof en van de juiste leer, kortom, het geïnspireerde Bijbelwoord altijd tot richtsnoer hebbend;
b de fabels [mythen], die vooral uit joodse hoek afkomstig zijn, vierkant af te wijzen. Weliswaar hoeven ze niet tot de demonische leringen gerekend te worden, maar ze zijn in hun aard onheilig [profaan] en qua inhoud net zo zinloos als het geklets door oude vrouwtjes.
Met het Want van vers 8 grijpt Paulus terug op vers 3. Die afvallige tendensen - maagdelijkheid en vasten – en dat niet uit vrije wil, maar opgelegd door kerkelijk voorschrift, omschrijft hij nu als σωματικη γυμνασια: zich lichamelijk oefenen met als doel om tot een hoger godsdienstig niveau te geraken.
De apostel maakt echter korte metten met die vorm van godsdienstigheid; ze heeft namelijk niets van doen met de ware godvruchtige toewijding. Zowel in het huidige leven, alsook in het toekomstige ervaart de gelovige alleen daarvan de weldadige uitwerking.
In zijn Kolossenzenbrief had Paulus zich al in dezelfde richting uitgelaten over het leiden van een zogenaamd ascetisch leven:
Laat jullie niet de prijs ontzeggen door iemand die bereid is tot zelfvernedering en engelenverering, ingewijd in de dingen die hij heeft gezien, zonder reden opgeblazen door zijn vleselijk denken, en niet vasthoudt aan het Hoofd… Indien jullie tezamen met [de] Messias stierven ten aanzien van de elementen der wereld, waarom zouden jullie je [dan] schikken, alsof jullie in de wereld leven, naar voorschriften [als]: grijp niet, proef niet, raak niet aan - dingen die alle door het gebruik te niet gaan - naar de geboden en leringen der mensen?
Ks 2:18-22.
9 πιστος ο λογος και πασης αποδοχης αξιος∙
Het woord is betrouwbaar en alle aanneming waard;
10 εις τουτο γαρ κοπιωμεν και αγωνιζομεθα, οτι ηλπικαμεν επι θεω ζωντι, ος εστιν σωτηρ παντων ανθρωπων, μαλιστα πιστων.
want hiertoe spannen wij ons in en strijden wij, omdat wij onze hoop gevestigd hebben op een levende God, die een redder is van alle mensen, vooral van gelovigen.
11 Παραγγελλε ταυτα και διδασκε.
Beveel deze dingen en leer ze.
12 μηδεις σου της νεοτητος καταφρονειτω, αλλα τυπος γινου των πιστων εν λογω, εν αναστροφη, εν αγαπη, εν πιστει, εν αγνεια.
Laat niemand je jeugd geringschatten, maar wees een voorbeeld van de gelovigen in woord, in levenswandel, in liefde, in geloof, in eerbaarheid.
13 εως ερχομαι προσεχε τη αναγνωσει, τη παρακλησει, τη διδασκαλια.
Houd je, totdat ik kom, bezig met het voorlezen, het vermanen, het onderwijzen.
In Het woord is betrouwbaar en alle aanneming waard (vers 9) horen we de formule van 1:15 > Betrouwbaar is het Woord, in de Pastoraalbrieven een terugkerend refrein. In 1:15 ging het om de grootse, christelijke waarheid dat Messias Jezus in de wereld kwam om zondaars te redden; hier om de volstrekte geloofwaardigheid dat alleen de ware godsvrucht heilzaam is, in tegenstelling tot het oefenen van het lichaam in een zelf opgelegde ascetische levenswijze waarop de misleiders aandringen.
Wat werkelijk heilzaam is, ja, reddend, wordt gevonden in de waarheden van het Evangelie. Maar om die te verbreiden en ingang te laten vinden, is gewoonlijk veel inspanning nodig, want - aangezien ze van God afkomstig zijn en daarom levenreddend - slagen Satan en zijn werktuigen er altijd weer in tegenwerkende krachten op te wekken welke niet zelden bij zogenaamde ‘medegelovigen’ vandaan komen!
Met Beveel deze dingen en leer ze (vers 11) en Laat niemand je jeugd geringschatten (vers 12), moedigt Paulus zijn pupil opnieuw aan de joodse leraren te trotseren en met gezag op te treden en zich niet te laten intimideren door sommigen die hem onervaren achten.
Toen Timotheüs omstreeks het jaar 50 voor het eerst met de apostel in contact kwam en tot diens vaste reisgezellen ging behoren, was hij inderdaad nog vrij jong, wellicht rond de 18. Maar nu, ongeveer 14 jaar verder, is hij in ieder geval in de dertig en ervaren genoeg om wijze leiding te geven aan een christengemeenschap. Maar elke leraar die dat op een respect afdwingende wijze wil doen, zal altijd eerst zelf een voorbeeld moeten zijn. Paulus somt op: In woord, in levenswandel, in liefde, in geloof, in eerbaarheid.
Paulus herhaalt zijn verzekering dat hij binnenkort denkt terug te keren in Efeze, maar opnieuw herinnert hij Timotheüs er aan die komst niet af te wachten maar aan de slag te gaan. Hoe? Door zich bezig te houden met het voorlezen; het vermanen en het onderwijzen.
Vermaning en onderwijs moeten altijd voorafgegaan worden door het met elkaar lezen van passages uit de Schrift. Daarop moet alle raad en lering gebaseerd zijn.
Steeds moet Gods eigen geïnspireerde Schriftwoord centraal staan: “Een gemeente komt bijeen om het Woord van God te horen, onderwezen door een man van God en geleid door de geest van God, opdat het Woord ingang vindt in het hart en leven van elk individueel gemeente lid” (Stedman).
Jezus gaf aan het begin van zijn bediening te Nazareth het voorbeeld:
Hij ging volgens de gewoonte voor hem op de dag van de sabbat de synagoge binnen en stond op om de voorlezing te houden… Na de boekrol opgerold en aan de dienaar te hebben teruggegeven, ging hij zitten; en de ogen van allen in de synagoge waren aandachtig op hem gericht. Hij nu begon tot hen te zeggen: Heden is dit Schriftwoord in jullie oren vervuld (Lukas 4).
14 μη αμελει του εν σοι χαρισματος, ο εδοθη σοι δια προφητειας μετα επιθεσεως των χειρων του πρεσβυτεριου.
Veronachtzaam niet de genadegave die in je is, die je gegeven werd door profetie met oplegging der handen van de gezamenlijke oudsten.
15 ταυτα μελετα, εν τουτοις ισθι, ινα σου η προκοπη φανερα η πασιν.
Overdenk deze dingen, ga erin op, opdat je vooruitgang openbaar zij aan allen.
16 επεχε σεαυτω και τη διδασκαλια∙ επιμενε αυτοις∙ τουτο γαρ ποιων και σεαυτον σωσεις και τους ακουοντας σου.
Geef acht op jezelf en op het onderwijs; volhard in deze dingen, want door dit te doen zul je zowel jezelf redden als hen die je horen.
In 1:18 had Paulus al eerder gezinspeeld op het feit dat er door middel van profetische uitingen aanwijzingen van Godswege waren gegeven met betrekking tot Timotheüs’ loopbaan als christen, kennelijk tijdens de tweede zendingsreis toen hij rond 49-50 AD in Lystra en Ikonium verbleef. Voor Paulus was dit aanleiding geweest om Timotheüs in zijn gezelschap op te nemen. Bovendien had Paulus toen, tezamen met de presbyters van de gemeente, Timotheüs de handen opgelegd en nu moedigt hij zijn ‘kind’ krachtig aan om diens charisma, wellicht de genadegave van herder/leraar, in de gemeente aan te wenden.
Bovendien is het voor Timotheüs zelf nuttig om zich toe te leggen op die specifieke gave welke hem werd toevertrouwd, want de situatie zoals die in Efeze bestaat vraagt daarom. Voor zichzelf kan hij overdenken hoe hij zijn gave, uniek voor hem, onder de gegeven omstandigheden kleur en inhoud kan geven, met optimaal effect voor hen die hij in de gemeente ermee dient.
Met zijn aanmoediging door dit te doen zul je zowel jezelf redden als hen die je horen beklemtoont Paulus het beginsel dat je aan anderen slechts datgene kan meedelen wat je daarvoor zelf hebt ervaren en als eerste ondervond. Een herder/leraar kan iemand anders dus niet ‘optillen’ tot een niveau dat hijzelf nog niet bereikte; slechts tot het punt waartoe hijzelf kwam kan hij die ander brengen, er niet voorbij.
Niettemin is het Paulus’ overtuiging dat Timotheüs’ gave van een dusdanige kwaliteit is dat hij zowel zichzelf als hen die met aandacht gehoor geven aan zijn onderwijs, succesvol kan voortleiden op de weg die tot de volledige redding leidt. Timotheüs zelf, en ongetwijfeld ook het merendeel van zijn toehoorders, hadden hun verlossing reeds principieel ontvangen door hun geloof in de Messias, Gods Zoon. Maar allen moesten op die weg voortgaan en Timotheüs kon hen, met de aanwending van zijn charisma, bijstaan om met vrees en beven de eigen redding te bewerken, aangezien God reeds in hen werkte, zowel het willen als het werken, omwille van het welbehagen (Fp 2:12-14).