Filippenzen 4
Ωστε, αδελφοι μου αγαπητοι και επιποθητοι, χαρα και στεφανος μου, ουτως στηκετε εν κυριω, αγαπητοι.
1 Bijgevolg, mijn broeders, geliefd en naar wie ik verlang, mijn vreugde en kroon, staat zó vast in [de] Heer, geliefden!
Paulus trekt de conclusie uit geheel hoofdstuk 3, waarin hij voortdurend waarschuwde voor de invloed van dezelfde personen, namelijk de Judaïsten; zowel voor hun overschatting van de joodse voorrechten naar het vlees als de aardse gezindheid van die slechte arbeiders.
In de apostel zelf, maar ook in allen die wandelen naar zijn voorbeeld, kunnen zij een inspirerend levenspatroon ontwaren waaraan zij zich kunnen optrekken. In dat spoor verder, derhalve!
In de apostel zelf, maar ook in allen die wandelen naar zijn voorbeeld, kunnen zij een inspirerend levenspatroon ontwaren waaraan zij zich kunnen optrekken. In dat spoor verder, derhalve!
De apostel doet daarbij een beroep op zijn innige, broederlijke relatie en zijn geestelijke gemeenschap met hen allen. Wanneer zij zich hoeden voor het gestook van hen die de versnijdenis zijn, en derhalve vaststaan in hun eerder ingenomen standpunt, kan de apostel met vreugde vooruit blijven zien naar de paroesie; zij zullen dan zijn roem en erekroon blijken te zijn. Vergelijk Fp 2:16.
D. Aanmoediging, dankbaarheid (4:2-23)
1. Vermaning tot eenheid en vrede (4:2-9)
Ευοδιαν παρακαλω και Συντυχην παρακαλω το αυτο φρονειν εν κυριω. ναι ερωτω και σε, γνησιε συζυγε,συλλαμβανου αυταις, αιτινες εν τω ευαγγελιω συνηθλησαν μοι μετα και Κλημεντος και των λοιπων συνεργων μου,ων τα ονοματα εν βιβλω ζωης.
2-3 Euodia vermaan ik en Syntyche vermaan ik eensgezind te zijn in de Heer. Ja, ik verzoek ook jou, echte Synzygos [Jukgenoot], sta deze vrouwen bij die tezamen met mij hebben gestreden in het Evangelie, met ook Clemens en mijn overige medearbeiders, van wie de namen in het boek des levens [staan].
Ogenschijnlijk zonder enige overgang richt de apostel zich nu rechtstreeks tot twee vrouwelijke leden van de gemeente: Euodia [Goede weg] en Syntyche [Met fortuin]. Kennelijk hadden die beiden een zodanig groot probleem met elkaar dat de gemeente erdoor geïnfecteerd was geraakt; misschien daardoor zelfs verdeeld in twee kampen.
Dat Paulus de kwestie hier ter sprake brengt doet vermoeden dat de twee vrouwen een voorname plaats in de gemeente innamen en door hun onenigheid een slechte invloed uitoefenden op anderen.
Er is wel gesuggereerd dat in de huizen van beide vrouwen mogelijk christenen samenkwamen; bij de één een huisgemeente bestaande uit Jodenchristenen en bij de ander een huisgemeente van Heidenchristenen. Dit is echter louter veronderstelling, maar mocht ze eventueel toch juist zijn dan zou het aansnijden van dit probleem niet langer onlogisch lijken, of onverwacht komen. Integendeel, het zou dan kunnen dat Paulus met al het voorgaande expliciet de bedoeling had op deze kwestie uit te komen. We kunnen dan met name denken aan hoofdstuk 2, de vv 1-18 en heel hoofdstuk 3. Ook vers 27 van hoofdstuk 1 wordt dan des te meer begrijpelijk. De apostel wilde immers graag horen dat jullie vaststaan in één geest, één van ziel eendrachtig strijdend voor het geloof van het Evangelie. Kortom, te Filippi kreeg men dan met deze Brief geestelijk materiaal aangereikt dat geschikt was voor onmiddellijke toepassing.
Hoe dan ook, Paulus achtte de kwestie dermate schadelijk dat hij op verzoening aandrong. Om elke indruk van partijdigheid te vermijden gebruikt hij het dubbele vermaan ik. Tegelijkertijd doet hij een beroep op een zekere Synzygos om de betekenis van zijn naam (Jukgenoot) waar te maken, namelijk door Paulus in dit probleem terzijde te staan en te trachten de twee vrouwen met elkaar te verzoenen op basis van hun geestelijke vereniging met Messias Jezus, hun beider Heer.
De verzoening gaat de apostel zeer ter harte, natuurlijk in de eerste plaats voor het geestelijk welzijn van de gemeente, maar ook omdat beide vrouwen ooit hem terzijde stonden in de strijd der verkondiging van het Evangelie. Het kan zijn dat Paulus daarmee doelt op de moeilijke tijd die hij doorbracht in Macedonië in afwachting van de komst van Titus. Zelf schreef hij daarover:
Want ook toen wij in Macedonië aankwamen, kreeg ons vlees in het geheel geen verlichting, maar wij verkeerden in allerlei verdrukking: van buiten strijd, van binnen vrees.
(2Ko 7:5)
Met ook Clemens en mijn overige medearbeiders, van wie de namen in het boek des levens [staan]…
De apostel maakt van de gelegenheid gebruik om ook de anderen die toen met hem samenwerkten, gunstig te vermelden. Dat buiten Clemens de namen van andere betrokkenen niet worden genoemd, is blijkbaar ook niet nodig; iedereen weet op wie de apostel doelt. Bovendien - en dat is van veel meer belang - staan hun namen vermeld in het boek des levens; God kent terdege hen die hem toebehoren.
Zie: Ps 69:29; Lk 10:20; 2Tm 2:19; Hb 12:23).
Daarmee wil Paulus geenszins zeggen dat de namen van de overige christenen te Filippi niet geschreven zouden staan in Gods boek des levens. Alle namen van degenen die tevoren bestonden in Gods voornemen der eeuwen, ver vóór de grondlegging der wereld, zijn uiteraard bij hem bekend, als het ware opgeschreven (Rm 8:28-29; Ef 1:3-4; 3:9-11).
Daarmee wil Paulus geenszins zeggen dat de namen van de overige christenen te Filippi niet geschreven zouden staan in Gods boek des levens. Alle namen van degenen die tevoren bestonden in Gods voornemen der eeuwen, ver vóór de grondlegging der wereld, zijn uiteraard bij hem bekend, als het ware opgeschreven (Rm 8:28-29; Ef 1:3-4; 3:9-11).
Maar door daarin ook de beide vrouwen te betrekken die thans zo moeilijk doen met elkaar, laat de apostel uitkomen dat niemand moet denken dat God hen verwerpt; hun namen staan evengoed in het boek des levens vermeld. Reden te meer om er alles aan te doen dat het probleem tot een oplossing komt! Zij, en de hele verdere gemeente met hen, moeten weer op gemeenschappelijke, geestelijke ‘grond’ komen.
Χαιρετε εν κυριω παντοτε∙ παλιν ερω, χαιρετε. το επιεικες υμων γνωσθητω πασιν ανθρωποις. ο κυριος εγγυς.μηδεν μεριμνατε, αλλ εν παντι τη προσευχη και τη δεησει μετα ευχαριστιας τα αιτηματα υμων γνωριζεσθω προςτον θεον. και η ειρηνη του θεου η υπερεχουσα παντα νουν φρουρησει τας καρδιας υμων και τα νοηματα υμων ενΧριστω Ιησου.
4-7 Verheugt je altijd in de Heer! Wederom zal ik zeggen: Verheugt je! Laat jullie inschikkelijkheid aan alle mensen bekend worden. De Heer is dichtbij. Maakt je over niets bezorgd, maar laat in alles, door het gebed en de smeking met dankzegging, jullie verzoeken bij God bekend worden. En de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, zal jullie harten en jullie gedachten bewaken in Messias Jezus.
Naar onze mening gaat de apostel hier niet over tot het geven van enkele algemene vermaningen. Het gaat veeleer om raadgevingen die toegesneden zijn op de zorgelijke situatie die onder de gelovigen te Filippi was ontstaan in verband met de verdeeldheid in de gemeente waarvan de twee vrouwen het middelpunt waren.
De moeilijkheden hadden ongetwijfeld aanleiding gegeven tot een gedrukte stemming. Onder verlichting van Gods geest onderscheidt Paulus dat gebrek aan vreugde hen schaadde, vooral in geestelijk opzicht. Vandaar zijn nadrukkelijke Verheugt je! Ja, christenen dienen altijd redenen te hebben om zich in de Heer te verheugen.
Met het oog daarop moeten zij snel hun onderlinge onenigheden beëindigen door zich inschikkelijk - met welwillendheid - jegens elkaar op te stellen. En zijn zij misschien van mening dat dit gemakkelijker gezegd is dan gedaan? Welnu, de Heer is altijd dichtbij om in elke moeilijkheid hulp te bieden. In plaats van zich overmatig bezorgd te maken moeten zij moeilijke kwesties snel in gebed voor Gods troon brengen. De belofte is immers dat Hij alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, in het bijzonder voor hen die volgens zijn voornemen geroepenen zijn (Rm 8:28).
Wanneer christenen hun zorgen aan God bekend maken kunnen zij erop vertrouwen dat onrust plaats zal maken voor innerlijke vrede. Jezus gaf dit al te kennen op de avond vlak voor zijn dood:
Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan. Maak je niet ongerust en verlies de moed niet.
(Jh 14:27; nbv)
De vrede die God geeft gaat alle verstand te boven; dat wil zeggen dat wij verstandelijk niet volledig kunnen bevatten wat God door zijn geest in onze mentale gewaarwordingen tot stand kan brengen. Het is zoals Paulus elders over God schreef: Die naar de kracht welke in ons werkzaam is, in staat is meer dan overvloedig te doen boven alles wat wij vragen of bedenken (Ef 3:20).
Wat bewerkt die vrede dan? Ze neemt onrust weg, zoals Jezus al zei. En Paulus voegt er hier nog aan toe: ze zal jullie harten en jullie gedachten bewaken in Messias Jezus.De apostel gebruikt het werkwoord φρουρεω dat oorspronkelijk betrekking had op de bescherming die geboden werd door een militaire wacht (2Ko 11:32).
Toegepast op christenen betekent dit dat de vrede van God als een schildwacht is die de wacht houdt over ons diepste innerlijk en onze mentale gewaarwordingen, teneinde ze tegen vijandelijke infiltratie te beschermen, in het bijzonder tegen de aanvallen van Satan. In zijn Romeinenbrief had de apostel het eerder als volgt omschreven:
Het koninkrijk van God is … rechtvaardigheid en vrede en vreugde in heilige geest.
(Rm 14:17)
Το λοιπον, αδελφοι, οσα εστιν αληθη, οσα σεμνα, οσα δικαια, οσα αγνα, οσα προσφιλη, οσα ευφημα, ει τις αρετηκαι ει τις επαινος, ταυτα λογιζεσθε∙ α και εμαθετε και παρελαβετε και ηκουσατε και ειδετε εν εμοι, ταυταπρασσετε∙ και ο θεος της ειρηνης εσται μεθ υμων.
8-9 Voor het overige, broeders, al wat waar is, al wat waardig, al wat rechtvaardig, al wat eerbaar, al wat beminnelijk, al wat welluidend is; indien er enige deugd en indien er enige lof is, vestigt daarop jullie gedachten. Wat jullie zowel leerden als aanvaardden, zowel hoorden als zagen in mij, brengt dat in praktijk; en de God des vredes zal met jullie zijn.
In 3:1 leek de apostel zijn Brief al te willen beëindigen, maar de geest leidde het anders. Eerst moest nog datgene worden aangeroerd wat voor de Filippenzen een reëel gevaar inhield: de wettische accenten die de Jodenchristenen kennelijk in toenemende mate binnen de gemeente wilden leggen op de apostolische leer omtrent het Evangelie.
Nu staat hij inderdaad op het punt de Brief af te sluiten, maar zelfs nog draalt hij daarmee. Zojuist had hij geschreven over de hoogst belangrijke vrede die van God komt. Ze is namelijk als een schildwacht die het innerlijk van de christen behoedt tegen schadelijke, demonische infiltratie; daaraan nu heeft de apostel nog iets toe te voegen. Wijzelf moeten daarin volstrekt met Gods geest samenwerken. Hoe?
Door selectief te zijn wat betreft de dingen die wijzelf in ons denken willen toelaten. Wij moeten de goddeloze geestenkrachten niet in de kaart spelen door in ons denken te verwijlen bij onware-, onwaardige-, onrechtvaardige-, oneerbare-, niet lieflijke-, niet goed klinkende dingen. Ook zaken die strijdig zijn met wat zedelijk goed is, en ook die welke in het geheel geen lof verdienen, kunnen wij beter geen plaats geven in ons denken.
Hieruit blijkt dat het christelijke levensideaal ook alles omvat wat zelfs in de ogen der Heidenen als moreel goed wordt beschouwd en derhalve waardering verdient. Paulus somt de natuurlijke deugden op die eigenlijk alle mensen als vanzelfsprekend zouden moeten beschouwen, niet slechts voor anderen, maar in de eerste plaats voor zichzelf.
Το λοιπον, αδελφοι, οσα εστιν αληθη, οσα σεμνα, οσα δικαια, οσα αγνα, οσα προσφιλη, οσα ευφημα, ει τις αρετηκαι ει τις επαινος, ταυτα λογιζεσθε∙ α και εμαθετε και παρελαβετε και ηκουσατε και ειδετε εν εμοι, ταυταπρασσετε∙ και ο θεος της ειρηνης εσται μεθ υμων.
8-9 Voor het overige, broeders, al wat waar is, al wat waardig, al wat rechtvaardig, al wat eerbaar, al wat beminnelijk, al wat welluidend is; indien er enige deugd en indien er enige lof is, vestigt daarop jullie gedachten. Wat jullie zowel leerden als aanvaardden, zowel hoorden als zagen in mij, brengt dat in praktijk; en de God des vredes zal met jullie zijn.
In 3:1 leek de apostel zijn Brief al te willen beëindigen, maar de geest leidde het anders. Eerst moest nog datgene worden aangeroerd wat voor de Filippenzen een reëel gevaar inhield: de wettische accenten die de Jodenchristenen kennelijk in toenemende mate binnen de gemeente wilden leggen op de apostolische leer omtrent het Evangelie.
Nu staat hij inderdaad op het punt de Brief af te sluiten, maar zelfs nog draalt hij daarmee. Zojuist had hij geschreven over de hoogst belangrijke vrede die van God komt. Ze is namelijk als een schildwacht die het innerlijk van de christen behoedt tegen schadelijke, demonische infiltratie; daaraan nu heeft de apostel nog iets toe te voegen. Wijzelf moeten daarin volstrekt met Gods geest samenwerken. Hoe?
Door selectief te zijn wat betreft de dingen die wijzelf in ons denken willen toelaten. Wij moeten de goddeloze geestenkrachten niet in de kaart spelen door in ons denken te verwijlen bij onware-, onwaardige-, onrechtvaardige-, oneerbare-, niet lieflijke-, niet goed klinkende dingen. Ook zaken die strijdig zijn met wat zedelijk goed is, en ook die welke in het geheel geen lof verdienen, kunnen wij beter geen plaats geven in ons denken.
Hieruit blijkt dat het christelijke levensideaal ook alles omvat wat zelfs in de ogen der Heidenen als moreel goed wordt beschouwd en derhalve waardering verdient. Paulus somt de natuurlijke deugden op die eigenlijk alle mensen als vanzelfsprekend zouden moeten beschouwen, niet slechts voor anderen, maar in de eerste plaats voor zichzelf.
Ter aanmoediging verwijst de apostel nog maar eens naar zijn eigen levenswandel toen hij te midden van hen verkeerde in Macedonië. Alles wat zij toen in het Evangelie vernamen en als waarachtig aannamen, maar ook alles wat hij hen in woord en voorbeeld voorhield, kunnen zij ter harte nemen en ook zelf op een praktische wijze beoefenen.
2. Dank voor de liefdegaven; slot (4:10-23)
Εχαρην δε εν κυριω μεγαλως οτι ηδη ποτε ανεθαλετε το υπερ εμου φρονειν, εφ ω και εφρονειτε ηκαιρεισθε δε.ουχ οτι καθ υστερησιν λεγω, εγω γαρ εμαθον εν οις ειμι αυταρκης ειναι.
10-11 Ik verheugde mij echter ten zeerste in de Heer, dat jullie eindelijk weer eens het denken ten bate van mij verlevendigden; waarop jullie wel degelijk bedacht waren, maar het ontbrak jullie aan de gelegenheid. Niet dat ik[dit] zeg vanwege gebrek; want ik leerde tevreden te zijn in de omstandigheden waarin ik ben.
Paulus keert terug naar de inleiding van de Brief, waarin hij melding had gemaakt van hun deelname aan het Evangelie; hoe zij zich vanaf het prilste begin daarin Paulus’ mededeelhebbers hadden betoond. Altijd had hij hun zorg ondervonden, tijdens zijn verblijf bij hen in Macedonië, maar ook nadat hij verder was gereisd (Fp 1:5-7). De apostel gebruikt op unieke wijze het werkwoord αναθαλλω dat de waarde heeft van opbloeien, weer uitspruiten, en alleen nog in de LXX-versie van Ez 17:24 wordt aangetroffen: Ik zal de dorre boom weer doen uitspruiten. Zoals in de lente de tijd aanbreekt voor een boom om weer uit te lopen, gaan ook mensen tot handelen over als ze in hun geest daarvoor gereed zijn.
Paulus had over hun moeilijkheden vernomen en het grootste deel van zijn Brief had hij benut om hen te tonen hoe zij geestelijk tegen probleemsituaties moesten aankijken, zodat zij vervolgens met inzicht daarin hun eigen opstelling konden bepalen. Ook had hij hun voldoende oplossingen aan de hand gedaan om met elkaar uit de geestelijke impasse te geraken die in hun eigen midden was ontstaan in de kwestie Euodia/Syntyche en de verdeeldheid binnen de gemeente welke daarvan het gevolg was geweest.
Maar nu wil hij hen nogmaals laten weten dat het hem buitengewoon goed had gedaan dat zij hem, zelfs te midden van hun eigen problemen, niet vergeten waren.
Zijn blijdschap betreft dan ook niet louter de stoffelijke gave - want dáárvan is zijn vreugde geenszins afhankelijk - maar dat hun ondersteuning berustte op hun gezamenlijke verhouding tot de Heer. De geestelijke banden die zij op die grondslag gemeenschappelijk hebben, zijn daardoor aangehaald.
οιδα και ταπεινουσθαι, οιδα και περισσευειν∙ εν παντι και εν πασιν μεμυημαι και χορταζεσθαι και πειναν, καιπερισσευειν και υστερεισθαι. παντα ισχυω εν τω ενδυναμουντι με.
12-13 Ik weet [wat het is] sober te leven, ik weet ook overvloed te hebben; in elk opzicht en in alle dingen ben ik volkomen ingewijd, zowel verzadigd zijn als honger lijden, zowel overvloed hebben als gebrek lijden. Ik vermag alle dingen in hem die mij sterkt.
Paulus licht hier toe wat voor hem autarkisch leven inhoudt; daarvan had hij in vers 11 melding gemaakt: tevreden zijn in de omstandigheden waarin ik ben. Niet in filosofische zin dat hij zichzelf genoeg was; eerder in zijn onafhankelijkheid als christen die onder alle omstandigheden zijn evenwicht bewaart door zich blijmoedig te voegen naar de situatie van het moment, in de wetenschap dat hij er van Godswege de kracht voor heeft.
Een en ander heeft mede te maken met het feit dat hij in elk opzicht en in alle dingen volkomen ingewijd is. De apostel gebruikt het werkwoord μυεω dat oorspronkelijk doelde op ingewijd zijn in de geheime riten der heidense mysteriën.
Evenzo heeft hij alle mogelijke levensomstandigheden leren kennen; voor hem hebben ze geen geheimen meer. Vergelijk 2Ko 6:4-10, waar hij vertelt dat hij alles heeft meegemaakt.
Zijn blijdschap betreft dan ook niet louter de stoffelijke gave - want dáárvan is zijn vreugde geenszins afhankelijk - maar dat hun ondersteuning berustte op hun gezamenlijke verhouding tot de Heer. De geestelijke banden die zij op die grondslag gemeenschappelijk hebben, zijn daardoor aangehaald.
οιδα και ταπεινουσθαι, οιδα και περισσευειν∙ εν παντι και εν πασιν μεμυημαι και χορταζεσθαι και πειναν, καιπερισσευειν και υστερεισθαι. παντα ισχυω εν τω ενδυναμουντι με.
12-13 Ik weet [wat het is] sober te leven, ik weet ook overvloed te hebben; in elk opzicht en in alle dingen ben ik volkomen ingewijd, zowel verzadigd zijn als honger lijden, zowel overvloed hebben als gebrek lijden. Ik vermag alle dingen in hem die mij sterkt.
Paulus licht hier toe wat voor hem autarkisch leven inhoudt; daarvan had hij in vers 11 melding gemaakt: tevreden zijn in de omstandigheden waarin ik ben. Niet in filosofische zin dat hij zichzelf genoeg was; eerder in zijn onafhankelijkheid als christen die onder alle omstandigheden zijn evenwicht bewaart door zich blijmoedig te voegen naar de situatie van het moment, in de wetenschap dat hij er van Godswege de kracht voor heeft.
Een en ander heeft mede te maken met het feit dat hij in elk opzicht en in alle dingen volkomen ingewijd is. De apostel gebruikt het werkwoord μυεω dat oorspronkelijk doelde op ingewijd zijn in de geheime riten der heidense mysteriën.
Evenzo heeft hij alle mogelijke levensomstandigheden leren kennen; voor hem hebben ze geen geheimen meer. Vergelijk 2Ko 6:4-10, waar hij vertelt dat hij alles heeft meegemaakt.
Maar het belangrijkste is de kracht van God. Die stelt hem in staat zich niet te verzetten tegen zijn omstandigheden, maar ze daarentegen zelfs te willen. In de kracht die God hem in de Messias verleent, kan hij immers alles aan, is hij tegen elke moeilijkheid opgewassen. Hij weet, dat wil zeggen hij heeft er verstand van, hoe in elke situatie - hoe beproevingsvol ook - de vrede van God behouden wordt.
πλην καλως εποιησατε συγκοινωνησαντες μου τη θλιψει. Οιδατε δε και υμεις, Φιλιππησιοι, οτι εν αρχη τουευαγγελιου, οτε εξηλθον απο Μακεδονιας, ουδεμια μοι εκκλησια εκοινωνησεν εις λογον δοσεως και λημψεως ει μηυμεις μονοι∙ οτι και εν Θεσσαλονικη και απαξ και δις εις την χρειαν μοι επεμψατε.
14-16 Nochtans deden jullie er goed aan dat jullie mede deelnamen aan mijn verdrukking. Jullie weten immers ook zelf, Filippenzen, dat in het begin van het Evangelie, toen ik uit Macedonië wegging, geen enkele gemeente met mij deelnam aan een rekening van uitgave en ontvangst dan jullie alleen. Want zelfs in Thessaloníka zonden jullie mij zowel een eerste als een tweede maal [iets] voor mijn behoefte.
In het begin van het Evangelie, toen ik uit Macedonië wegging…
Paulus’ verblijf te Filippi vond plaats tijdens zijn tweede zendingsreis; toch noemt hij dit het begin van het Evangelie.Waarom?
Kennelijk omdat hij Macedonië, waar hij voor het eerst het nog volkomen heidense Europa betrad, als een gekenmerkt begin beschouwt wat betreft zijn loopbaan als apostel der Heidenvolken (Rm 11:13). Dit lijkt bevestigd te worden door 2Th 2:13-14, waar hij - verwijzend naar Macedonië, waar zowel Filippi als Thessaloniki gelegen waren - het volgende constateert:
Maar wij behoren God altijd te danken voor jullie, door de Heer geliefde broeders, dat God jullie verkoos [als]eerstelingsgave tot redding, in heiliging van de geest en geloof van de waarheid, waartoe hij jullie door ons Evangelie riep, tot het verwerven der heerlijkheid van onze Heer Jezus Messias.
Geen enkele gemeente met mij deelnam aan een rekening van uitgave en ontvangst dan jullie alleen.
De apostel maakt gebruik van de terminologie der toenmalige handelstaal.
Alleen met de gemeente te Filippi had Paulus een gemeenschappelijke ‘rekening’, waarop credit [δοσις; uitgave] en debet [λημψις; ontvangst], genoteerd werden. De apostel verstrekte de geestelijke ‘goederen’ en ontving daarvoor hun materiële ondersteuning terug.
De Heer zelf had die gang van zaken in de verkondiging van het koninkrijk reeds vastgelegd.
Vergelijk Mt 10:7-10; 1Ko 9:14; 1Tm 5:18.
Dat die ‘rekening’ - metafoor voor hun wederzijdse liefdeband - tussen Filippi en de apostel vanaf het prilste begin bestond, blijkt wel uit het feit dat hij de situatie van Hn 17:1-9 in hun herinnering terugroept. Te Thessaloniki, de eerste stad die hij na zijn vertrek uit Filippi bezocht, hadden zij hem tot tweemaal toe iets ter ondersteuning gezonden.
ουχ οτι επιζητω το δομα, αλλα επιζητω τον καρπον τον πλεοναζοντα εις λογον υμων. απεχω δε παντα καιπερισσευω∙ πεπληρωμαι δεξαμενος παρα Επαφροδιτου τα παρ υμων, οσμην ευωδιας, θυσιαν δεκτην, ευαρεστον τωθεω. ο δε θεος μου πληρωσει πασαν χρειαν υμων κατα το πλουτος αυτου εν δοξη εν Χριστω Ιησου.
17-19 Niet dat ik op de gave uit ben, maar ik ben uit op de vrucht die op jullie rekening aangroeit. Ik ben echter van alles voorzien en heb overvloed. Ik heb volop, nu ik van Epafroditus de van jullie afkomstige dingen heb ontvangen: een welriekende geur, een aangename offergave, God welgevallig. Mijn God daarentegen zal in al jullie behoefte voorzien naar zijn rijkdom in heerlijkheid in Messias Jezus.
De apostel hanteert nog even de toenmalige financiële terminologie debet en credit. Hij voegt er nu de term vrucht[καρπος] aan toe, om in de vorm van een metafoor de bijschrijving van een rentebedrag aan te geven, waardoor hun tegoed bij God nog verder aangroeit. Zij kunnen er zeker van zijn dat God ook voor hen zal zorgen. Hij is immers Paulus’ God en beschouwt derhalve de weldaden die zij de apostel bewezen als aan Hemzelf betoond (Sp 11:24-25).
Overigens put de apostel zich uit in het verschaffen van redenen waarom er voor het moment geen nieuwe gaven nodig zijn. Hij heeft nu volop; ja, hij is overladen met stoffelijke dingen.
Dit moeten de Filippenzen echter niet verkeerd opvatten. Om die reden geeft hij nogmaals uiting aan zijn diepe waardering: hun ondersteuning die hem door hun afgevaardigde Epafroditus werd overgebracht, heeft godsdienstige betekenis; voor zijn God is ze als een aangenaam slachtoffer [θυσια], dat Hem zeer welgevallig is.
Vergelijk Mt 10:7-10; 1Ko 9:14; 1Tm 5:18.
Dat die ‘rekening’ - metafoor voor hun wederzijdse liefdeband - tussen Filippi en de apostel vanaf het prilste begin bestond, blijkt wel uit het feit dat hij de situatie van Hn 17:1-9 in hun herinnering terugroept. Te Thessaloniki, de eerste stad die hij na zijn vertrek uit Filippi bezocht, hadden zij hem tot tweemaal toe iets ter ondersteuning gezonden.
ουχ οτι επιζητω το δομα, αλλα επιζητω τον καρπον τον πλεοναζοντα εις λογον υμων. απεχω δε παντα καιπερισσευω∙ πεπληρωμαι δεξαμενος παρα Επαφροδιτου τα παρ υμων, οσμην ευωδιας, θυσιαν δεκτην, ευαρεστον τωθεω. ο δε θεος μου πληρωσει πασαν χρειαν υμων κατα το πλουτος αυτου εν δοξη εν Χριστω Ιησου.
17-19 Niet dat ik op de gave uit ben, maar ik ben uit op de vrucht die op jullie rekening aangroeit. Ik ben echter van alles voorzien en heb overvloed. Ik heb volop, nu ik van Epafroditus de van jullie afkomstige dingen heb ontvangen: een welriekende geur, een aangename offergave, God welgevallig. Mijn God daarentegen zal in al jullie behoefte voorzien naar zijn rijkdom in heerlijkheid in Messias Jezus.
De apostel hanteert nog even de toenmalige financiële terminologie debet en credit. Hij voegt er nu de term vrucht[καρπος] aan toe, om in de vorm van een metafoor de bijschrijving van een rentebedrag aan te geven, waardoor hun tegoed bij God nog verder aangroeit. Zij kunnen er zeker van zijn dat God ook voor hen zal zorgen. Hij is immers Paulus’ God en beschouwt derhalve de weldaden die zij de apostel bewezen als aan Hemzelf betoond (Sp 11:24-25).
Overigens put de apostel zich uit in het verschaffen van redenen waarom er voor het moment geen nieuwe gaven nodig zijn. Hij heeft nu volop; ja, hij is overladen met stoffelijke dingen.
Dit moeten de Filippenzen echter niet verkeerd opvatten. Om die reden geeft hij nogmaals uiting aan zijn diepe waardering: hun ondersteuning die hem door hun afgevaardigde Epafroditus werd overgebracht, heeft godsdienstige betekenis; voor zijn God is ze als een aangenaam slachtoffer [θυσια], dat Hem zeer welgevallig is.
Op zijn beurt zal Hij ook in hun behoefte voorzien, en wel naar zijn rijkdom in heerlijkheid in Messias Jezus. God vergeldt zoals alleen de ware God kan doen: in heerlijkheid, maar ook op grond van hun verbondenheid met zijn geliefde Zoon, de Messias. Zegen zal hen derhalve in hem geschonken worden.
τω δε θεω και πατρι ημων η δοξα εις τους αιωνας των αιωνων∙ αμην. Ασπασασθε παντα αγιον εν Χριστω Ιησου.ασπαζονται υμας οι συν εμοι αδελφοι. ασπαζονται υμας παντες οι αγιοι, μαλιστα δε οι εκ της Καισαρος οικιας. ηχαρις του κυριου Ιησου Χριστου μετα του πνευματος υμων.
20-23 Aan onze God en Vader nu [zij] de heerlijkheid tot in de eeuwen der eeuwen! Amen. Groet elke heilige in Messias Jezus. De broeders die bij mij zijn groeten jullie. Al de heiligen groeten jullie, maar vooral zij die tot het Huis van Caesar behoren. De liefderijke gunst van de Heer Jezus Messias [zij] met jullie geest.
Het feit dat de Vader God - naar zijn rijkdom in heerlijkheid in Messias Jezus - in al de behoefte van de Filippenzen zal voorzien (vers 19), is voor Paulus aanleiding tot een doxologie. Aan Hem komt alle heerlijkheid toe. Daarvoor is alleen een eeuwigheid voldoende, wat de apostel te kennen geeft met de frase tot in de eeuwen der eeuwen. In de wereldperiodes [aeonen] die nog zullen aanbreken binnen alle wereldperiodes [aeonen] die nog zullen volgen, moet alle heerlijkheid gegeven worden aan de alleen ware God (Jh 17:3; 1Jh 5:20; Op 4:9-11).
Alle christenen (heiligen) te Filippi ontvangen de groeten uit Rome, van Paulus en de broeders die bij hem zijn, maar ook van alle andere christenen (heiligen) in zijn omgeving. Zij die aan het keizerlijke hof verbonden zijn, worden speciaal vermeld, blijkbaar om de Filippenzen te bemoedigen; het Evangelie is zelfs doorgedrongen tot in het paleis van de Caesar!
τω δε θεω και πατρι ημων η δοξα εις τους αιωνας των αιωνων∙ αμην. Ασπασασθε παντα αγιον εν Χριστω Ιησου.ασπαζονται υμας οι συν εμοι αδελφοι. ασπαζονται υμας παντες οι αγιοι, μαλιστα δε οι εκ της Καισαρος οικιας. ηχαρις του κυριου Ιησου Χριστου μετα του πνευματος υμων.
20-23 Aan onze God en Vader nu [zij] de heerlijkheid tot in de eeuwen der eeuwen! Amen. Groet elke heilige in Messias Jezus. De broeders die bij mij zijn groeten jullie. Al de heiligen groeten jullie, maar vooral zij die tot het Huis van Caesar behoren. De liefderijke gunst van de Heer Jezus Messias [zij] met jullie geest.
Het feit dat de Vader God - naar zijn rijkdom in heerlijkheid in Messias Jezus - in al de behoefte van de Filippenzen zal voorzien (vers 19), is voor Paulus aanleiding tot een doxologie. Aan Hem komt alle heerlijkheid toe. Daarvoor is alleen een eeuwigheid voldoende, wat de apostel te kennen geeft met de frase tot in de eeuwen der eeuwen. In de wereldperiodes [aeonen] die nog zullen aanbreken binnen alle wereldperiodes [aeonen] die nog zullen volgen, moet alle heerlijkheid gegeven worden aan de alleen ware God (Jh 17:3; 1Jh 5:20; Op 4:9-11).
Alle christenen (heiligen) te Filippi ontvangen de groeten uit Rome, van Paulus en de broeders die bij hem zijn, maar ook van alle andere christenen (heiligen) in zijn omgeving. Zij die aan het keizerlijke hof verbonden zijn, worden speciaal vermeld, blijkbaar om de Filippenzen te bemoedigen; het Evangelie is zelfs doorgedrongen tot in het paleis van de Caesar!
-.-.-.-.-
-.-.-.-.-
Geen opmerkingen:
Een reactie posten